Direct naar artikelinhoud
Portretten

‘Mijn leven vliegt voorbij zonder dat ik echt lééf’: ook jongens kunnen een eetstoornis ontwikkelen

Simon Hendrickx: ‘‘Er zit veel meer achter een eetstoornis dan een vertekend eetpatroon.’Beeld Wouter Van Vooren

Niet alleen tienermeisjes worstelen met boulimie of anorexia: een op de vier patiënten die gebukt gaan onder een eetstoornis, is man. Nathan, Bram, Nico en Simon vertellen over hun gevecht tegen de ziekte. ‘Ik keek heel veel kookvideo’s om toch nog een beetje met eten in contact te komen.’

SIMON HENDRICKX (23): ‘IK HAD VOORTDUREND BLAUWE PLEKKEN EN MIJN HAAR VIEL UIT’

Drie jaar lang ging het heel slecht met Simon. “Toen ik het diepst in de put zat, stond ik gemakkelijk vier keer per dag op de weegschaal. Elke honderd gram die erbij kwam, had ik gezien. Ik was onverbiddelijk voor mezelf.”

Het liep mis voor Simon nadat hij zich had ingeschreven aan het Koninklijk Conservatorium in Antwerpen om er Woordkunst te studeren. “Het was afschuwelijk. De manier waarop ze me daar bekritiseerden, heeft mijn zelfvertrouwen enorm aangetast. Sinds die tijd let ik op wat ik in mijn mond steek. In alle vakken werd mijn persoonlijk werk afgebroken en werd ik geconfronteerd met mensen van wie ik vond dat ze er beter uitzagen dan ik. Toen ik uiteindelijk aan de deur werd gezet, ben ik gaan letten op wat ik at.”

Na die afwijzing was Simon alle controle kwijt. “Mijn toekomstplannen werden me plots ontnomen. Het heeft twee maanden geduurd voor ik opnieuw wist wat ik met mijn leven moest doen. Ik schreef me in voor een opleiding journalistiek in Mechelen, waar ik bijna niemand kende. Dat was heel isolerend. Het enige waar ik controle over had, was hoe ik eruitzag. Zo konden mensen toch al niet zeggen dat ik te dik was.”

Naast de mentale klachten, leed Simon ook fysiek enorm onder zijn eetstoornis. “Ik had voortdurend blauwe plekken, mijn haar was heel dun en viel uit wanneer ik er met mijn handen doorging. Ik sliep slecht en werd regelmatig om vijf uur ’s ochtends wakker van de honger. In die periode keek ik heel veel naar kookvideo’s op YouTube. Dat was een manier om toch nog in contact te komen met eten zonder het ook echt naar binnen te werken.”

Maar ook lopen, iets wat voor Simon ooit een manier was om opnieuw lucht in zijn hoofd te krijgen, werd plots dwangmatig. “Toen ik in Mechelen studeerde, ging ik drie keer per week lopen. Op zich is dat niet verkeerd, maar ik at natuurlijk veel te weinig om mijn lichaam nadien in een goede conditie te houden. Na het lopen deden mijn knieën echt absurd veel pijn. Ik kon niet meer zitten zonder mijn benen te strekken.”

“Die drie jaren in Mechelen waren heel donker”, blikt hij terug.

Hij wijdde tijdens zijn laatste jaar aan de hogeschool zijn eindwerk aan zijn eetstoornis en depressie die drie jaar lang zijn leven bepaalden. Het werd een radioreportage van dertig minuten, getiteld: ‘Twee appels en een yoghurtje’, vernoemd naar het strikte dieet dat hij tijdens die jaren volgde. “’s Avonds at ik soms nog een kom soep, maar dat was het.”

“Het heeft drie jaar geduurd voor ik hulp durfde zoeken. Je zit zo lang in een ontkenningsfase. En aan een eetstoornis is ongelooflijk veel schaamte verbonden, zeker als man. Zelfs als homo kom je niet onder dat dwingende beeld uit dat je als man vooral sterk moet zijn, geen zwakte mag tonen. Dat maakte het heel hoogdrempelig om aan de alarmbel te trekken.”

Zelfhaat

In het Verenigd Koninkrijk toont onderzoek aan dat een kwart van de mensen met een eetstoornis man is, meldde de Britse krant The Sunday Times recent. Precieze recente cijfers over het aantal mannelijke anorexiapatiënten in België zijn er niet, zegt Nele De Schryver, psychiater op de dienst Eetstoornisen aan het UZ Gent. “Naar schatting kampt 1 tot 3 procent van de Belgische bevolking in een moment van zijn/haar leven met anorexia nervosa. De man-vrouwverhouding is 1/10, dus zou het om 0,2 à 0,3 procent van de Belgische mannen gaan.” Wel duidelijk is dat het gaat om een onderschat en ondergerapporteerd probleem. “Omdat een eetstoornis nog vaak wordt gezien als een ziekte voor vrouwen, zodat mannen vermoedelijk later bij hulpverleners terecht komen. En omdat hulpverleners minder snel denken aan een eetstoornis bij mannen die dezelfde symptomen vertonen.”

Sinds maart 2017 is Simon in behandeling bij een psycholoog. “Ik heb, zeker in het begin, heel veel geweend. Ik had alles zo lang opgekropt, en dan gutst die tien jaar er in één keer uit. De klik om terug normaal te gaan eten ging nadien eigenlijk vanzelf, maar dat was waarschijnlijk niet gelukt als ik niet ook aan mijn depressie had gewerkt. Mijn depressie en eetstoornis wakkerden elkaar constant aan, maar dat merk je natuurlijk niet wanneer je er middenin zit.

“Soms maakt het me wel triest dat eten en sport nooit volledig zorgeloos zullen zijn voor me. Ik weet hoe moeilijk die zwarte dagen zijn en de gedachte dat die tijdens heel mijn leven kunnen blijven opduiken is demotiverend. Maar ik ben me ook bewust van de steun die ik van vrienden en familie krijg. Dat is mijn grootste geluk geweest. Aan hen kan ik een objectieve mening vragen, want ondertussen weet ik ook wel dat ik mijn gedachten niet altijd kan vertrouwen.

“Wat ik mensen altijd probeer uit te leggen, is dat er veel meer achter een eetstoornis schuilt dan een vertekend eetpatroon. In de jaren dat het zo slecht met me ging, haatte ik mezelf enorm. Ik was er écht van overtuigd dat ik niet goed genoeg was. Een vriendin zei eens dat ze, als ze zou ontdekken dat ik een eetstoornis had, me zou dwingen om een hamburger te eten. Natuurlijk was dat goedbedoeld, maar wat ik in die periode nodig had was geen goede maaltijd, maar een goede psycholoog.”

Moeder van Bram: ‘Vaak merken we dat hij zich tegen de avond toch weer schuldig voelt over wat hij heeft gegeten.’Beeld Wouter Van Vooren

BRAM (13): ‘‘ALS DIT IS HOE IEMAND MET ANOREXIA ZICH GEDRAAGT, DAN DENK IK DAT IK DAT HEB’

Bram is populair op school, haalt goede resultaten en heeft veel vrienden. Tot een jaar geleden bestelde hij steevast twee snacks in de frituur en dronk hij Fanta zonder daar verder over na te denken. Niemand kon dan ook vermoeden dat afgelopen krokusvakantie anorexia bij hem zou worden vastgesteld. “In de paasvakantie is hij nog eens twee kilo afgevallen”, vertelt zijn mama. “De diëtiste verplicht nu wat en wanneer hij moet eten, hoe dik zijn boterham belegd moet zijn met confituur. Want hoewel je nu niet merkt dat Bram ziek is, zien wij wel een enorm verschil. Hij is in een heel jaar niet gegroeid en alleen maar vermagerd. Hij zou nu 49 kilo moeten wegen. Vorige week woog hij tien kilo minder.”

Bram weet zelf niet waar het precies is misgegaan. “Ik hoorde van vrienden wel regelmatig dat ze gingen sporten, terwijl ik toen maar één keer per week hiphop deed. Misschien heeft dat ermee te maken. Ik wilde net als hen gezond zijn en spieren kweken. Zo begon ik te sporten op mijn kamer. Ik wilde graag een sixpack en ik had een app gevonden die trainingsschema’s voor me opstelde.

“Die oefeningen werden steeds langer, en plande ik meestal in voor het eten. Als ik niet had gesport, kreeg ik geen hap naar binnen. De minuut rust tussen de oefeningen liet ik wegvallen. Ik deed gewoon verder, de pijn negeerde ik.”

Geen groeispurt

Zelfs als hij nadien naar de rugbytraining moest, waar hij in september mee begonnen was, zat hij zich soms een uur en drie kwartier af te matten op zijn kamer. “Als je zijn kamer dan binnenkwam, was hij soms boos of begon hij te huilen”, vertelt zijn mama. “Toen begonnen we te beseffen dat dit niet meer normaal was. Hij zat ook vaak op zijn gsm naar foto’s van gespierde mannen te kijken, hij wilde ook zo worden. Vreemd natuurlijk, als je ziet dat je 12 jaar oude zoon daar zo obsessief mee bezig is. Ik heb nadien online een checklist voor anorexia opgezocht en herkende acht van de tien items. Dat heeft me als moeder enorm geraakt. Toen ik de lijst aan Bram toonde, herkende hij er zichzelf ook in. Hij zei: als dit is hoe iemand met anorexia zich gedraagt, dan denk ik dat ik dat heb.”

Op sommige ochtenden wint de moed het van de eetstoornis. “Dan komt hij de kamer binnen en zegt: ‘Mama, vanaf nu ga ik gewoon weer eten wat ik lekker vind.’ Daar is iedereen dan natuurlijk enorm enthousiast over. Maar vaak merken we dat hij zich tegen de avond toch weer schuldig voelt over en begint te huilen.”

Geruggensteund door een psycholoog en een diëtiste die hij wekelijks bezoekt, probeerde Bram daarna toch weer bij te komen. “Er is een deel van mij dat echt wel weer alles wil eten. Anderzijds is dat heel moeilijk, omdat je door die anorexia nog maar heel weinig zelf kunt bepalen. Mijn grootste angst is dat ik mijn groeispurt mis. En ook dat ik in het ziekenhuis zou belanden. Dat wil ik écht niet. Ik wil leuke dingen blijven doen zoals naar de rugby of naar school gaan. Daar probeer ik zo veel mogelijk aan te denken.”

Zijn moeder in een mail, enige tijd na ons gesprek: ‘Bram mag intussen niet meer met de fiets naar school, geen LO-lessen volgen en enkel eten onder toezicht. Blijkbaar gooide hij zijn boterhammen weg of deelde ze uit aan klasgenoten. Ik ga nu steeds met hem thuis eten. Bram mist daardoor wel veel sociaal contact. Hopelijk zien we spoedig resultaat op de weegschaal.”

Bram is een schuilnaam.

NATHAN (18): ‘IK AT ALLEEN NOG MAAR VENKEL’

Nathan zag zichzelf niet graag toen hij 12 was. “Ik was een bolletje als kind, sleepte wat meer kilo’s mee dan mijn leeftijdsgenoten. Als je jong bent, rekenen andere kinderen je daar meedogenloos op af. Mijn lichaam zorgde ervoor dat ik jarenlang gepest werd en dat ik op sommige dagen zelfs klappen kreeg. Mijn dagen vulde ik door thuis boeken te lezen en spelletjes te spelen op de Nintendo, maar ik heb me in die periode vooral enorm alleen gevoeld.”

Eten was een manier om in die turbulente periode alsnog de controle in handen te houden. “In het middelbaar begon ik me wat meer te verdiepen in voedingswaarden. Na een tijd wist ik exact hoeveel calorieën er in verschillende soorten rijst zaten. Dat obsessieve tellen werd een drug voor mij. Telkens als ik op de weegschaal ging staan en een paar gram was kwijtgespeeld, voelde ik me daar oprecht gelukkig bij. Of ik in die periode interesse had in meisjes? Absoluut niet. Zo weinig mogelijk eten was alles wat telde.

“Zo was ik in vier maanden tijd eens acht kilo verloren en belandde ik in de categorie van zwaar ondergewicht. Ik zag toen lijkbleek, had gele kringen rond mijn mond en kampte met een ijzer- en zinktekort. Van sporten kon ik niet meer genieten, en eten lukte alleen maar nét op het punt voordat ik zou flauwvallen. Het is gek om daar nu op terug te blikken, maar dat was jarenlang mijn realiteit.”

In het vijfde middelbaar ontspoorde de situatie volledig. “Ik was om vijf uur ’s ochtends opgestaan om mijn examen wiskunde voor te bereiden en blokte in zes uur tijd twintig pagina’s, wat natuurlijk niks was. Ik at alleen nog maar venkel omdat daar veel vezels in zitten.

“’s Avonds vroeg mijn mama me, waarschijnlijk omdat ze zag dat ik er maar belabberd bij zat, of ik nog wat soep wilde. Toen ik die kom soep weigerde, kwam ze naast mij zitten en is ze me beginnen knuffelen. Uit het niets ben ik in tranen uitgebarsten en heb ik haar alles verteld. Dat ik jarenlang gepest werd, wist ze tot dan niet. Ook over het minderwaardigheidscomplex over mijn lichaam had ik nog nooit iets gezegd. Al mijn problemen zijn er toen boven die kom soep uitgekomen.

“Ik heb lang gedacht dat ik niet écht anorexia had. Me laten opnemen in het ziekenhuis van Gasthuisberg was daarom een van de beste beslissingen die ik ooit heb genomen. Pas toen ik in Leuven kwam, merkte ik: oké, iedereen wordt hier depressief van eten. Dat het eten niet lekker was, hielp trouwens ook niet. (richt zich naar de dictafoon) “Sorry Gasthuisberg, maar jullie culinaire standaarden zijn afschuwelijk. We kregen daar gewoon droog brood met een snee hesp voorgeschoteld.

Existentiële crisis

“Er zijn maar weinig mannen die openlijk praten over hun eetstoornis of hun vertekende kijk op voeding”, zegt Nathan. “Vijf weken lang was ik in het ziekenhuis ook de enige jongen.

“Op het internet had ik bovendien gelezen dat een eetstoornis vooral voorkomt bij homo’s. Ik begon me dus af te vragen of die eetstoornis betekende dat ik ook op mannen viel. Dat heeft me echt in een existentiële crisis geduwd. Ik weet nu dat ik hetero ben, of misschien biseksueel, maar is het niet hallucinant dat je aan je geaardheid begint te twijfelen omdat je op het internet leest dat vooral homo’s een eetstoornis ontwikkelen? Ik was dus echt wel een buitenbeentje.”

Nathan is nog steeds bang dat hij ooit zal hervallen. “Ik ga binnenkort op kot, en ik weet niet hoe ik ga reageren op die vrijheid. Daarom probeer ik nu al een schema op te stellen zodat ik zeker drie maaltijden per dag binnenkrijg.

“Ik merk dat ik nog steeds de neiging heb om mijn maaltijden te compenseren, maar ik doe mijn uiterste best om vooral niet af te vallen. Dat is iets waar ik mijn hele leven op moet blijven letten. Dat anorexia-stemmetje zal niet meteen verdwijnen. Het heeft zich vijf jaar lang laten horen, het is logisch dat het niet weg zal zijn in een jaar tijd.

“Wat de veertien jaar oude Nathan nodig gehad zou hebben om zich beter in zijn vel te voelen (resoluut) Een vriendin. Iemand die zei: ‘Ik ben blij met uw lichaam zoals het er nu uitziet. Ik denk dat een goed lief me dat gezegd zou hebben. Of dat hoop ik toch.”

Nathan is een schuilnaam.

Nico: ‘Zelftwijfel en het zoekende zijn hebben mijn eetstoornis in de hand gewerkt. De homowereld is bovendien enorm gericht op je voorkomen.’Beeld Wouter Van Vooren

NICO (27): ‘HET BRAKEN IS EVEN ONCONTROLEERBAAR GEWORDEN ALS DE EETBUIEN ZELF’

Hoe word je graag gezien door zo veel mogelijk mensen: die vraag houdt Nico nu al jaren bezig. In die mate zelfs dat hij zijn lijf op alle mogelijke manieren in een begeerlijke vorm probeerde te kneden. Door voortdurend met voedingsschema’s en fitnessabonnementen in de weer te zijn, maar ook door obsessief al zijn lichaamshaar weg te scheren.

“De eetstoornis is bij mij pas vrij laat ontstaan. Voor ik naar de universiteit ging, had ik geen enkel probleem met voeding, had ik nauwelijks complexen en was ik weinig bekommerd om mijn uiterlijk. Mijn homoseksualiteit was sluimerend – ik dacht: als het niet overgaat, dan verdring ik het wel. Maar dan kom je terecht in het studentenleven, en daar ging een volledig nieuwe wereld open.

“Op mijn achttiende begon ik te experimenteren met jongens. Daardoor begon ik steeds kritischer naar mezelf te kijken, want je geeft je letterlijk bloot. Het begon door in de winkel voor volkoren- en magere zuivelproducten te kiezen. Ik zag de studenten voor en achter me met pizzadozen zeulen en haalde daar een soort van superioriteitsgevoel uit. Tijdens de week leefde ik heel restrictief, maar wanneer ik in het weekend naar huis ging, liet ik me volledig gaan. Ik wist toen nog niet dat dat eigenlijk problematisch was.

“In de jaren die daarop volgden, begon ik eetbuien te krijgen. Op kot was mijn koelkast uit een soort van zelfbescherming altijd leeg. Maar als ik in het weekend thuiskwam, propte ik mezelf vol. In die periode ben ik ook vegetariër geworden, wat mijn eetstoornis een duw in de rug gaf. Plots moet je veel meer nadenken over wat je eet.”

Angststoornis

Nico begrijpt dat homoseksuele jongens extra hard getroffen worden door eetstoornissen. “Een eetstoornis is onlosmakelijk verbonden met je eigenwaarde, je zelfbeeld en je uiterlijk. Je voert een strijd met jezelf en met de maatschappij, met verwachtingen. Ik denk dat die zelftwijfel en het zoekende zijn mijn eetstoornis wel in de hand hebben gewerkt. De homowereld is bovendien enorm gericht op je voorkomen. Ooit hoorde ik een vriend vertellen: voor de buitenwereld heb ik een goed lichaam, maar in het homomilieu ben ik dík.”

Uiteindelijk stelde zijn dokter de diagnose: boulimie. “Het label opgeplakt krijgen zorgt er ook wel voor dat je erin gaat berusten. Anderzijds was het een troost dat de ziekte wel degelijk behandelbaar was. Toen ik ook nog eens een angststoornis ontwikkelde, heb ik eindelijk kunnen zeggen: alsjeblieft, doe iets met mij. Toen werd ik opgenomen in Gasthuisberg.

“Tijdens zo’n opname controleren ze je gewicht heel nauwgezet, waardoor ik het ook wel als een streefdoel begon te zien. Mijn zus heeft twee jonge kinderen die me heel nauw aan het hart liggen. Hen moeten missen vond ik moeilijk. Ik wilde tijdens de weekends naar huis om hen te zien, maar daarvoor moest ik op mijn gewicht zitten.

“Op een bepaald moment heb ik de controle kunnen loslaten en toegewerkt naar die BMI 20 die ze daar zo belangrijk vinden. Maar toen begon ik langzaam te denken aan hoe ik ooit ook weer mijn leven buiten de instelling terug zou moeten oppikken. Terwijl ik het ontbreken van verantwoordelijkheid juist bevrijdend vond. Ik dacht: laat me hier maar zitten. Zolang ik in de instelling zat, moest ik niet nadenken over studies of de toekomst. Op dat moment was mijn identiteit: patiënt met boulimie in opname. Voor mij was dat heel gemakkelijk.”

Maar hoewel Nico had gehoopt dat zijn opname in Gasthuisberg hem van zijn eetbuien zou verlossen, is niets minder waar. “Ik wil nog steeds van die eetbuien en van die drang om te sporten af, want er is in mijn leven weinig plek voor iets anders. Soms heeft mijn zus mijn hulp nodig en laat ik haar in de steek om te gaan sporten. Mijn impulsiviteit en controledrang maken me niet echt flexibel en betrouwbaar, waardoor ik regelmatig mensen teleurstel. Ik wil niets liever dan er kunnen zijn voor mijn neefjes, maar ik weet ook dat níét sporten geen optie is. Mijn familie en vrienden lijden enorm onder mijn ziekte.”

Sinds zijn opname in Gasthuisberg is Nico ook beginnen braken om zijn eetbuien te compenseren. “Voordien probeerde ik gewoon veel te sporten om al die voeding terug weg te werken, maar het braken is ondertussen even oncontroleerbaar geworden als de eetbuien zelf. De eerste stap naar compenseren is daardoor snel gezet, maar de daad op zich is natuurlijk vuil en vreselijk. Nadien voel ik me altijd heel leeg en moe, en zowel fysiek als mentaal ziek.”

In een nieuwe poging om de ziekte onder controle te krijgen, heeft Nico zich opnieuw ingeschreven om elke woensdag in dagtherapie te gaan. “Ik moet toegeven dat ik het moeilijk vind om optimistisch te blijven over de toekomst. Nu heb ik nog grip op mijn lichaam, maar door ouder te worden, gaat ook dat me ontglippen. Ik heb het gevoel dat mijn leven in een razend tempo voorbijvliegt zonder dat ik echt lééf. Mijn grootste motivators zijn de kindjes van mijn zus. Ik wil hen niet opzadelen met een nonkel die van opname naar opname hobbelt. Voor hen wil ik blijven proberen om beter te worden.”