Direct naar artikelinhoud
Weinig dat mijn latente misantropie zo acuut kan doen opflakkeren als de passagiers op een gemiddelde lijnvlucht
ColumnVincent Byloo

Weinig dat mijn latente misantropie zo acuut kan doen opflakkeren als de passagiers op een gemiddelde lijnvlucht

Partners in crime en in de liefde. Vincent Byloo maakt radio, Elke Neuville tv. Ze schrijven over alles wat hen beroert: de ene week hij, de andere week zij. Deze week: Vincent Byloo, misantroop op vliegreis.

Geen groter marteltuig dan een vliegtuig. Een ware beproeving is het voor mijn medemenselijkheid. God weet dat ik ben opgetrokken uit geduld en mededogen, maar weinig dat mijn latente misantropie zo acuut kan doen opflakkeren als de passagiers op een gemiddelde lijnvlucht. Een wonder dat ik er nog nooit een paar langs de nooduitgang aan het zwerk heb toevertrouwd. Want zeg nu zelf: geen plek op aarde of daarboven die zo probaat het slechtste in de mens naar boven haalt. Geen plek die zo openlijk zijn kleinste en gemeenste kantjes blootlegt.

Het begint al op de luchthaven. Eerst met het gevecht om de schaarse bagagewagentjes in de vertrekhal. Vervolgens met het gewriemel en gefoeter aan de incheckbalie. Ook op vakantie is en blijft de mens een filerat. Dat hij zich vestimentair alvast heeft voorbereid op de weersomstandigheden op de plek van zijn bestemming, maakt het schouwspel er voor de brave aanschuiver niet draaglijker op. O, de klederdracht van de homo turisticus! Schreeuwerig hawaïhemd. Veel te grote bermuda waaronder onveranderlijk twee melkflessen uitsteken. Witte kousen in Tevasandalen of, erger nog, Crocs. Vaak ook een fanny pack om tussen alle checkpoints boardingpass en identiteitskaart in op te bergen. En niet te vergeten: een cowboyhoed zo buitenmaats dat zelfs Indiana Jones er zich niet publiekelijk mee zou durven vertonen.

Na de ratrace langs douaneposten, metaaldetectoren en andere securitychecks voltrekt zich aan de gate hetzelfde procedé als aan de incheckbalie. Uren voor het toegangspoortje opengaat, staan ze elkaar te verdringen voor het lintje aan het boardingloket. Steunend op het handvat van hun trolley, terwijl de stresshormonen in hun hoofd en het melkzuur in hun benen vechten om de overhand. Chillax, mensen. De plaatsen op het vliegtuig zijn genummerd en gereserveerd, de vlucht gaat echt niet vroeger vertrekken omdat jullie als eerste op jullie stoeltje zitten. Integendeel: hoe vroeger je instapt, hoe langer je opgeplooid met je hoofd tussen je knieën in die verdomde luchtkist gevangenzit.

Eenmaal in het toestel blijk ik altijd net naast die zwetende dikkerd te zitten die aan het boardingloket op een andere zitplaats heeft aangedrongen. ‘Om medische redenen’, en op het vliegtuig wordt ook duidelijk waaróm. De pafferige fatso heeft zijn derrière op de middelste stoel van het rijtje geposteerd en houdt met beide ellebogen de armleuningen links én rechts van hem bezet. Als om duidelijk te maken dat niemand hem zijn persoonlijke ruimte moet afnemen, en al zeker niet de ondersteuning van zijn armkwabben.

Eens in de lucht begint de stoelendans pas écht. Het lampje van de veiligheidsgordels is nog niet goed en wel uitgefloept of de homo turisticus begint een andere, bétere stoel te zoeken: eentje aan het raam, eentje met meer beenruimte en liefst nog allebei. Probeer je tussen die zetelhoppers maar eens naar het toilet te begeven – als je al niet omver wordt gemaaid door twee stewardessen met een cateringkar. Zodra je ín het toilet bent, had je nog liever in je broek gedaan. Altijd kom je net na een vetlap die de inhoud van zijn darmen aan de bril in plaats van de pot heeft toevertrouwd. Of die stiekem heeft zitten roken. Mogelijks een combinatie van de twee.

Met die geur in je neusgaten aan je vakantie beginnen: het is geen cadeau. Volgend jaar wordt het een staycation. Beter voor het milieu, beter voor mijn mobiscore en beter voor mijn geloof in de mensheid tout court.