Direct naar artikelinhoud
ColumnBijzondere bijstand

Gedeelde smart is halve smart, maar een gedeelde tent is dubbel de miserie

Gedeelde smart is halve smart, maar een gedeelde tent is dubbel de miserie
Beeld Sven Franzen

Katrin Swartenbroux helpt een lezer met een issue.

‘Het festivalseizoen is in aantocht, en dit jaar gaat mijn lief ook mee met mijn vaste groep. Ik lag altijd alleen in mijn tentje tussen mijn vrienden, maar zij wil nu per se een tent delen. Help!’

Jente

Beste Jente,

Het is meer dan prima dat je alleen wil slapen op een festivalcamping. Zelfs al heb je een lief dat ook op ­datzelfde festival aanwezig is. Een tent delen op een verlaten plek aan een Canadees meer en wakker ­worden met het getsjirp van vogels en het uitzicht op een prachtig berglandschap is sprookjesachtig, maar een festivalcamping is een ietwat ander decor. Het is wakker liggen van trippende West-Vlamingen die hun waanzinnig gewauwel aan de anonimiteit van de nacht durven toevertrouwen. Het is ­permanent leven in doodsangst dat er geen dronken Nederlander over je stormkabel struikelt en je met zijn volle gewicht verstikt in een wirwar van dekzeil, dons en een Superdry-shirt. Het is uiteindelijk indommelen om vervolgens gewekt te worden door een harde straal pis en bijhorende stank tegen het zeil naast je hoofd. Het is de zon voelen opkomen in een aangedampte gevangenis van zweet, verschaald bier, tandengruis en ­ochtendbek. Niet bepaald het paleis waarin je je ­allerliefste wil verwelkomen.

Gedeelde smart is halve smart, zeggen ze wel eens, maar een gedeelde tent is dubbel de miserie. Een tempel van polyester heeft niet de juiste fundering om jullie relatie te onderstutten. Je wil geen ruzie omdat je lief het koud kreeg om vier uur ’s nachts en extra kousen zocht, of bekvechten omdat jij per ongeluk op de tube tandpasta bent gaan liggen die vervolgens haar matje beschadigd heeft. Verspilde energie op toch al loodzware dagen.

Van energie gesproken: tentseks is een ramp. Een rámp. Dat de mogelijkheid bestaat dat de grappen­maker van de bende jullie tent openritst, “want ze blijven wel lang weg nudge nudge wink wink”, is nog het minste. Er is het geruis van slaapzakken, het gebrek aan zuurstof, de allesoverheersende mufheid van het gebeuren, de soundtrack van stomdronken omstaanders, de niet zo waanzinnig op punt staande hygiëne en het gefrommel met zakdoekjes of een condoom achteraf wordt plots nog stresserender omdat je weet dat je niet gewoon even je lakens kan verversen.

Begrijp me niet verkeerd. Er is niets, maar dan ook níéts leuker dan de zomerfestivals doorbrengen met je lief aan je zijde. En wanneer je permanent aangeschoten naast elkaar hebt staan hypen op hiphop, elkaar plots terugvindt in een moshpit of subtiel elkaars lichaam verkent tijdens een melige singer-songwriter, is het logisch dat je dat muilen aan de Marquee wil omzetten in een meer fysieke daad. Laat me daarom even een waanzinnig onpopulaire mening op je loslaten, lieve Jente, maar je bent beter af met een vluggertje in een Dixie. De luchtkwaliteit, de soundtrack of de hygiëne gaan er daarom niet op ­vooruit, maar je kan achteraf tenminste letterlijk de deur ­achter je dichttrekken.

Tenten op een ­festivalcamping zijn er om in te slapen. Of om althans een poging te doen terwijl je met droge, opengesperde ogen gedwongen bent te luisteren naar je buurman die naast jouw tent de ziel uit zijn lijf schijt omdat hij het toilet niet haalde. Een mens zou voor minder goesting krijgen om te spoonen.