Schrijver Bart Moeyaert: ‘Toen ik schrijver werd, heb ik mijn handen laten verzekeren’

Bart Moeyaert: 'Ik fluit mezelf op tijd terug. Met mijn kin omhoog gaan lopen is niet mijn stijl.' © Carmen De Vos
Sofie Mulders Journalist

Het waren heftige maanden voor Bart Moeyaert. Hij won de belangrijkste onderscheiding voor jeugdliteratuur. Zijn vader stierf. Maar een constante van de voorbije jaren is dat hij met een rechtere rug leeft. ‘Je te veel aantrekken van wat anderen zouden kunnen denken, is dodelijk.’

Ooit had hij een zware hernia. Je kon het zien op foto’s, zegt hij, dat hij de pijn verbeet. En ook een ietwat ingezakte houding had. Het was 2007, het waren de laatste maanden van zijn stadsdichterschap, en Bart Moeyaert was een oorlog aan het uitvechten. Met Antwerpen, met zichzelf, met de buitenwereld. ‘Ik heb die rugpijn heel lang ontkend. Tot een chirurg die erom bekendstaat dat hij niet snel opereert me onmiddellijk liet opnemen in het ziekenhuis. Dat was een keerpunt. Toen ik na de operatie wakker werd, voelde het alsof ik in beton gegoten was. Mijn lichaam was loodzwaar, ik kon amper bewegen. Dat mag vreselijk klinken, maar ik vond het geweldig. Het was de beste ervaring ooit in loslaten. Ik weet nog dat ik door het raam van mijn ziekenhuiskamer de skyline van Antwerpen zag. En op de vensterbank lag een dichtgevouwen krant. Maar ik kon er niet mee aan de slag. De stadsdichter moest wijken voor de mens Bart Moeyaert. Daar is het besef gegroeid dat je de wereld kunt buitenhouden als het nodig is. En dat het belangrijk is om voor jezelf te zorgen.’

De zwaarte is er nog altijd. Alleen zit ze niet meer in de weg, zoals vroeger. Ik neem ze als het ware onder mijn arm. Als een stuk van mijn bagage.

Dat was het verleden, nu is nu, en nu leeft Moeyaert met een rechtere rug. En met nog meer erkenning dan vroeger, want op 2 april werd bekend dat hij de Astrid Lindgren Memorial Award gewonnen had, een onderscheiding die weleens wordt omschreven als de ‘Nobelprijs voor de jeugdliteratuur’.

Als winnaar bent u eind mei een week lang geëerd in Zweden, en internationale uitgeverijen staan in de rij om uw werk in andere talen uit te brengen. Hoe groot is de kans dat u nu kapsones krijgt?

Bart Moeyaert:(glimlacht) Die kans is onbestaande. Ik fluit mezelf op tijd terug. Dat heb ik altijd al gedaan als ik een prijs won. Let wel, ik ben er ontzettend gelukkig mee dat een twaalfkoppige jury mij deze onderscheiding heeft gegeven. Het gebeurt weleens dat ik een sprongetje maak als ik van de keuken naar de woonkamer stap. (lacht) Maar met mijn kin omhoog gaan lopen is niet mijn stijl.

Zijn er ook mensen rondom u die u daarvoor behoeden?

Moeyaert: Ik heb goeie broers. Eén broer in het bijzonder zorgt er op tijd en stond voor dat ik met mijn voeten op de grond blijf. Ook mijn vriend Jonathan wijst me op een fijne manier op de realiteit. Hij heeft me er jaren geleden mee geconfronteerd dat ik mezelf kwijt was. Ik moest dringend leren om in het hier en nu te leven. En weer te genieten. Zodra ik begin april vernam dat ik de prijs gewonnen had, heb ik beslist om mijn armen open te gooien en volop te beseffen wat er gebeurde. Dat is me tot nu toe goed gelukt.

Vroeger kon ik heel goed wakker liggen ’s nachts, om alle gesprekken die ik overdag gevoerd had over te doen. Wat had ik beter niet of wel gezegd, welke fouten had ik gemaakt? Dodelijk was dat. Je te veel aantrekken van wat anderen zouden kunnen denken heeft vernietigende effecten. Gelukkig ben ik dat verleerd. Ik kan nog altijd wakker liggen, maar niet meer van wat er al dan niet gezegd is de voorbije dag.

Hoe hebt u die knop kunnen omdraaien?

Moeyaert: Jonathan heeft daar een grote rol in gespeeld. Toen ik hem enkele jaren geleden leerde kennen, stelde hij me heel concrete vragen: ‘Waar is de volledige Bart? Waarom ontzeg je je iets omdat het volgens de goegemeente niet bij een schrijver hoort? Dus waarom precies mag je bijvoorbeeld op zaterdagavond niet op een tafel dansen als je daar zin in hebt?’ En het is waar: als je op een tafel staat te dansen, is er inderdaad amper iemand die reageert.

Het klinkt alsof Jonathan u bevrijd heeft.

Moeyaert: In grote mate, ja. Een geweldige sensatie. (lacht) ’t Is jaren te laat, maar kom. Nee, spijt heb ik niet. Ik ben altijd een laatbloeier geweest. Heb altijd een beetje met de rem op geleefd.

Waar ik vooral lang mee bezig ben geweest, is voor anderen zorgen. En elke keer proberen om het nóg beter te doen. Ik stak daar onzinnig veel energie in, vooral omdat het in de eerste plaats meer ongezonde spanning opleverde. Nu weet ik dat ik net veel meer kan geven als ik dichter bij mezelf blijf. En zo ook veel meer terugkrijg, waardoor ik een gelukkigere mens ben. Enkele jaren geleden zou ik het woord ‘gelukkig’ zelfs niet uitgesproken hebben.

Stel je voor dat je je hele leven applaus krijgt van je ouders. Ik weet niet of me dat veel opgeleverd zou hebben.

Sijpelt de staat van uw gemoed door naar uw handen?

Moeyaert: Het schijnt van wel. Tegenwoordig heet iedereen Sorry, mijn recentste roman, zou mijn eerste boek zijn dat uitgesproken hoopvol eindigt. En ook een minder open einde heeft dan de vorige boeken. Bovendien zijn de personages duidelijk in het hier en nu gesitueerd, terwijl ik vroeger alles tijdloos wilde houden. Ik zie dat niet als mezelf verloochenen. Het is eerder een logische ontwikkeling.

U vindt het niet erg om de zwaarte te verliezen?

Moeyaert: Mijn blik verandert niet. De zwaarte is er nog altijd. Alleen zit ze niet meer in de weg, zoals vroeger. Nu neem ik ze als het ware onder mijn arm. Als een stuk van mijn bagage.

Uw vader is pas gestorven. Hij leed aan dementie, en ook uw moeder heeft alzheimer. Bent u bang dat het ooit ook in uw hoofd mistig wordt?

Moeyaert: Elke keer als ik zelf eens niet meer op een naam kan komen – omdat er stress is, of gewoon omdat mijn hoofd wat ouder wordt – speelt die angst op, ja. Mijn ouders waren al op gevorderde leeftijd toen de ziekte toesloeg. Misschien is dat een van de redenen waarom ik nog niet heb laten testen of ik zelf een groot risico loop op dementie.

Toen ik schrijver werd, heb ik mijn handen laten verzekeren. Want als ik die verlies, kan ik niet meer werken. Sinds de dementie van mijn ouders besef ik dat mijn hoofd verliezen veel erger zou zijn. (glimlacht) Maar een verzekering nemen op je hersenen is onmogelijk, vrees ik.

Ik ben wel blij dat ik heel bewust naar mijn ouders ben blijven kijken. Toen het jaren geleden bij mijn vader begon, en hij in het ziekenhuis werd opgenomen, heb ik beslist om hem heel regelmatig te gaan bezoeken. Ik wilde meemaken wat er met hem gebeurde. Vlak voor ik begin april naar de internationale kinderboekenbeurs van Bologna vertrok, heb ik hem de laatste keer gezien. Als hij iets wilde zeggen, stootte hij alleen klanken uit, maar we hadden nog contact.

Terwijl ik in Bologna verbleef, waren de palliatieve zorgen al opgestart. Er konden toen elk moment twee telefoontjes komen: één om te zeggen dat mijn vader dood was, één om te zeggen dat ik de Astrid Lindgren Memorial Award had gewonnen. Het tweede telefoontje kwam, het eerste niet.

Toen ik een week later terug in Antwerpen was, en Jonathan en ik naar het woon-zorgcentrum reden om mijn vader opnieuw te gaan bezoeken, werden we gebeld: hij was net overleden. Het was heftig om te zien hoe snel een mens een ‘het’ wordt: dat dacht ik toen ik binnenkwam. Ik hoefde ook niks meer te zeggen tegen hem. Alles wat ik nog gezegd moest hebben, had ik daarvoor al gedaan.

Was hij iemand die u de hand boven het hoofd hield?

Moeyaert: Als een soort beschermengel, bedoel je? Nee, dat was hij niet. Hij heeft het mij flink moeilijk gemaakt. Tenminste, dat was mijn perceptie. Misschien was het zijn bedoeling niet.

Als er een nieuw boek van mij uitkwam, stelde mijn vader zich een heleboel vragen bij de manier waarop het uitgegeven werd. Het boek was altijd te breed of te groot of de omslag was niet goed. Dus moest ik elke keer weerleggen en beargumenteren waarom ik die keuzes had gemaakt. Dat waren heftige momenten voor mij. Ik verlangde ernaar dat hij gewoon eens zei dat het geweldig was. Maar dat deed hij niet. Misschien is dat wel zijn manier van beschermen geweest. Dat hij me zo weerbaarder heeft proberen te maken. Eerlijk gezegd denk ik niet dat hij het als opvoedkundige tactiek bedoelde.

Mijn vader wilde altijd dat ik elf op tien haalde. Terwijl het belachelijk is om je uit te putten voor een punt dat je toch nooit gaat halen.

Achteraf bekeken zou ik het niet anders gewild hebben. Stel je voor dat je je hele leven applaus krijgt van je ouders. Ik weet niet of me dat veel opgeleverd zou hebben. (denkt na) Ik zou misschien gemakkelijker graag gezien hebben, dat wel. En ik zou misschien minder energie verspild hebben aan het altijd beter willen doen, zoals ik daarstraks zei. Mijn vader wilde altijd dat ik elf op tien haalde. Terwijl het belachelijk is om je uit te putten voor een punt dat je toch nooit gaat halen.

Uw vader hield wel een knipselmap bij over u. Wanneer hebt u dat ontdekt?

Moeyaert: Toen het ouderlijk huis werd leeggemaakt. Het is trouwens niet één map, het is een bananendoos vol mappen: ‘Bart 1’, ‘Bart 2’, ‘Bart 3’… Ze staan hierboven in mijn archief. Eén map heb ik opengeslagen om te zien wat erin zat, de rest bekijken kan ik nog niet.

Uw biografie zit in die dozen?

Moeyaert: Eigenlijk vooral zijn biografie. Het zijn knipsels over mij, maar ze staan vol met zijn opmerkingen. Met markeerstift heeft hij aangeduid wat ik goed gezegd had in een interview. (glimlacht) Of bij een recensie die wat kritisch was, schreef hij: ‘Wat denkt deze man wel?’

Hij was dus wel volop met mij bezig, ja. Naar het einde van zijn leven toe is hij ook veel zachtmoediger geworden.

Bent u zelf bang voor de dood?

Moeyaert: Nee. Wel voor de manier waarop ik kan sterven. Ik ben bang om te verbranden of te verdrinken. Ik wil nog lang leven, maar als ik kan doodgaan zoals mijn vader, zou ik daar blij mee zijn. Langzaam uitdoven, langzaam verdwijnen. Hij heeft, voor zover ik weet, amper geleden.

Een schrijver is natuurlijk bezig met denken en kijken en aanvoelen, maar hoe zit het met het lijf? Onderhoudt u het?

Moeyaert: Ik zou het beter moeten onderhouden. Zeker de laatste tijd merk ik dat ik te veel zit en te weinig beweeg. Maar er woedt ook een vuur in mij waardoor ik nieuwe projecten wil aangaan en denk: straks zal ik wel gaan lopen en zwemmen en fitnessen.

Pas op, ik zou het geweldig vinden als ik op de foto bij dit interview een sixpack kon laten zien. (schatert) En ik wil natuurlijk liefst op een leuke manier ouder worden. Maar er is dus ook een stem die zegt: ‘Ach, je lijf is oké, schrijf nog maar wat verder.’

Ooit had ik op mijn telefoon een app geïnstalleerd die mij verplichtte om per dag een uur te gaan wandelen. Dat heb ik een week volgehouden. Toen won die andere gedachte het alweer: in een uur tijd kan ik zeven mails beantwoorden. En van die mails zou ik anders wakker liggen, dus ging ik toch maar weer aan mijn bureau zitten.

Tot nu toe komt bewegen dus altijd op het tweede plan. Terwijl het op het eerste plan zou moeten komen. Maar je kunt het ook ruimer zien dan sporten. Meer in termen van ontspanning. Wegstappen van je hoofd. Dat gebeurt wel veel meer dan vroeger. Sinds enkele jaren heb ik het mediteren ontdekt. Al is het een kwartier per dag. Veel mensen doen dat tegenwoordig, ik weet het. Het zal een teken van de tijd zijn. Of een remedie van de tijd.

Ooit had ik op mijn telefoon een app geïnstalleerd die mij verplichtte om per dag een uur te gaan wandelen. Dat heb ik een week volgehouden.

Aan niets denken, lukt u dat?

Moeyaert: Mediteren gaat voor mij eerder om het besef dat ik hier en nu aanwezig ben. Na die operatie aan mijn hernia heb ik drie jaar pilates gevolgd, en daar is dat bewustzijn eigenlijk uit voortgevloeid. Pilates heeft mij echt geholpen om me bewust te zijn van mijn ruggengraat, mijn ademhaling – en dus van mijn aanwezigheid. Het heeft me geleerd om balans te zoeken en te vinden.

Als ik nu bijvoorbeeld overprikkeld raak, in een museum of in een omgeving waar te veel op mij afkomt, maak ik een einde aan die situatie door eruit te stappen. Vroeger ging ik nog mijn best gedaan hebben om te blijven, maar dat doe ik dus niet meer.

U staat met een rechtere rug in het leven, vertelde u daarstraks. Zit uw hoofd ook minder vol dan vroeger?

Moeyaert: Op dit moment zit het nog altijd even vol, maar wel op een totaal andere manier. Ik ben sinds 2 april alleen maar bezig geweest met mensen en de buitenwereld, en heb nauwelijks tijd gehad om te overschouwen wat er allemaal is gebeurd. Daar verlang ik wel naar. (glimlacht) Vanaf 2 juli gaat de deur hier onherroepelijk dicht. Dan ben ik er een tijdje niet voor de wereld. Een zomer in mijn eigen tempo, misschien een week naar zee, terug tot schrijven komen. Ik zal in elk geval onbereikbaar zijn.

Aan de Astrid Lindgren Memorial Award is een prijs van bijna 500.000 euro verbonden. Hebt u een gat in uw hand?

Moeyaert:(lacht) Ik leef met plezier goed, omdat je tenslotte maar één keer leeft, maar ik ben vooral altijd voorzichtig geweest in mijn financiën. In 1995 ben ik zelfstandig schrijver geworden, en sindsdien heb ik altijd vastgehouden aan hetzelfde systeem: alles wat ik nu verdien, dient bij manier van spreken voor het jaar dat komt. Zo hoef ik niet meteen nerveus te worden als het een maand minder goed gaat. Er is niets zo verstikkend als dat. Met deze prijs ben ik nu zeker dat ik mijn huis hier in Antwerpen kan houden. Wat me dan weer rust in de kop en dus ook tijd geeft. Dat is een ongelooflijke rijkdom, besef ik.

Want ik ga vooral blijven voortdoen met wat ik altijd gedaan heb. Tijdens de eerste maanden van 2019 had ik het begin gemaakt van een nieuw boek, en daar ga ik deze zomer aan verder werken. In oktober verschijnt mijn nieuwe dichtbundel. De zoektocht naar een titel voor die bundel is lang en moeilijk geweest. Er zijn gedichten over het einde van een relatie. Over afscheid nemen, dus. En ik heb geschreven over de dementie van mijn ouders. Ook dat is een afscheid, maar één waar tegelijk een nieuw begin bij hoort. Want ik ben de volgende generatie. Ik zal het nu overnemen van hen, het leven dat zij mij gaven voortzetten.

Zo kwam ik uiteindelijk bij de titel Helium terecht. Een gas dat lichter is dan lucht, want het gaat over loslaten. Bovendien kan helium tot zo’n grappige piepstem leiden. Het doet ons dus ook lachen. Kortom, het leven is lichter dan we denken.

Dat we zoiets nog uit de mond van Bart Moeyaert mogen horen.

Moeyaert: Ik weet het. Soms schrik ik er zelf ook van. (lacht)

Bart Moeyaert

– 55 jaar, geboren in Brugge, woont in Antwerpen

– Debuteerde in 1983 op 19-jarige leeftijd met Duet met valse noten

– Schreef in 2003 zijn eerste dichtbundel, Verzamel de liefde

– Ontving talloze prijzen en onderscheidingen voor zijn literaire werk

– Werd onlangs bekroond met de Astrid Lindgren Memorial Award 2019, de ‘Nobelprijs voor de jeugdliteratuur’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content