Direct naar artikelinhoud
InterviewDe Vragen van Proust

Ex-tienkamper Hans van Alphen: ‘Ik wil te veel mensen pleasen’

Hans van Alphen: ‘De adrenaline van de topsport mis ik wel.’Beeld Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Vijfentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: ex-tienkamper Hans van Alphen (37). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?

en

1. Hoe oud voelt u zich?

“Ik ben 37, maar voel me nog altijd 28, een paar jaar afgestudeerd en volop aan mijn eigen weg aan het timmeren. Ik heb nog altijd het idee dat het leven alle kanten uit kan. Voor mij hoeft niet alles voor de volgende jaren vast te liggen.

“Fysiek voel ik me natuurlijk geen 28 meer. Op die leeftijd zat ik op het toppunt van mijn kunnen, ik kon de hele wereld aan. Sindsdien heb ik veel blessures opgelopen, en dat voel ik natuurlijk. Maar als topsporter moet je gaan voor je doelen, ondanks de pijn, anders was ik nooit zo ver geraakt.

“De adrenaline van de topsport mis ik wel. Toen ik ermee ophield was mijn grootste vraag: hoe ga ik die euforie, zowel fysiek als mentaal, ooit opnieuw kunnen beleven? Want in geen enkele andere job komen beide aspecten zo mooi samen.”

BIO • geboren op 12 januari 1982 in Turnhout • gewezen tienkamper • Master in de revalidatiewetenschappen en kinesitherapie (KU Leuven) • bracht het Belgisch record op de tienkamp in 2012 op 8.519 punten • werd op de Olympische Spelen van 2012 in Londen vierde op de tienkamp • won dat jaar de prestigieuze meerkamp-meetings in Götzis en Talence • Zette eind 2016 na meer dan drie jaar blessureleed een punt achter zijn atletiekcarrière • werkt nu als fysiotherapeut en gezondheidsmanager

2. Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?

“Ik denk dat ik geen tafelspringer ben. Ik ben nooit een leiderstype geweest. Ik heb het ook niet begrepen op mensen die te druk zijn, te aanwezig, die te veel in the picture willen staan. Mijn vader zei altijd: ‘Doe maar normaal, da’s al gek genoeg.’ Ik ben ook, denk ik, toegankelijk en vriendelijk en geïnteresseerd in anderen.

“Ik ben altijd nuchter gebleven, ook op het hoogtepunt van mijn sportcarrière. Ik zou trouwens niet weten waarom ik naast mijn schoenen had moeten lopen. Ik was toevallig goed in een bepaalde discipline. Ik ben heel blij dat ik heb kunnen realiseren wat ik wilde bereiken, maar ik kan dat tegelijk ook zeer goed relativeren.

“In 2007 heb ik in een interview in Knack gezegd dat mijn doel was om 8.500 punten te behalen in de tienkamp en in de top vijf van de Olympische Spelen te belanden. Vijf jaar later is mij dat gelukt. Dat geeft ergens een gevoel van rust. Ik streef geen extreme doelen meer na. Het besef dat ik ook tijd wil doorbrengen met mijn dochter heeft nu de overhand.”

3. Wat is uw passie?

“Alles wat met het lichaam of lichaamsbeweging te maken heeft, heeft me altijd geboeid. Na het middelbaar zag ik twee opties: lichamelijke opvoeding of kinesitherapie. Geneeskunde heb ik snel opzij geschoven. Daarvoor was ik niet briljant genoeg. Maar ik kon wel redelijk goed inschatten wanneer het nodig was om achter mijn boeken te kruipen en er niet meer achter vandaan te komen. (lacht)

“Pas na mijn studie ben ik me volledig aan de topsport gaan wijden. Toen een Brusselse tienkamper het Belgische record brak, had ik het gevoel dat ik hem op termijn kon verslaan. Vijf jaar voordien was ik immers al zijn meerdere. (lachje)

“Dat was de vonk. Na twee jaar intensief trainen kreeg ik een contract als profatleet en is het allemaal vrij snel gegaan. Ik heb dus een heel atypisch traject afgelegd.

“Ik haal veel voldoening uit bewegen, vooral in de natuur dan. Ik merk dat ik er een gelukkiger mens van word. Sinds ik met de topsport gestopt ben, probeer ik dat gevoel door te geven aan mensen die bij mij komen trainen. Een eigen zaak uitbouwen is boeiend, maar ik ben zeker geen volbloed ondernemer. Ik blijf een sportman in hart en nieren.”

4. Is het leven voor u een cadeau?

“Ik vind van wel. Ik ben gelukkig met mijn gezin en hou van mijn werk. Ik ben misschien niet zo uitbundig, maar ben wel een optimist, in die zin dat ik niet snel de negatieve aspecten zal bekijken.”

5. Welke kleine, alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?

“’s Ochtends mijn dochtertje wakker gaan maken en haar zien slapen met haar mondje open, terwijl er een streepje kwijl uitsijpelt. Zolang je geen kinderen hebt, kun je je niet voorstellen wat het betekent om vader te zijn.”

6. Wat is uw zwakte?

“Moeilijk neen kunnen zeggen. Ik ga journalisten zonder rijbewijs ophalen aan het station, bijvoorbeeld. (knipoogt, lacht) Te veel mensen willen pleasen, zodat ze niets verkeerds over mij zouden kunnen denken. Ik probeer wat meer op mijn strepen te staan, maar met wisselend succes.”

Hans van Alphen: ‘Op mijn vijftigste of zestigste zal ik wellicht aan nieuwe onderdelen toe zijn. Maar hoe dan ook, gewrichten en pezen zijn maar wisselstukken.’Beeld Stefaan Temmerman

7. Waar hebt u spijt van?

“In de aanloop naar mijn eerste Olympische Spelen ben ik te lang bij een bepaalde trainer gebleven, hoewel ik voelde dat ik hem ontgroeid was. Net voor de Spelen ben ik dan toch bij hem weggegaan. Daar heb ik achteraf gezien spijt van, omdat hij door mijn beslissing niet naar de Spelen kon. En eigenlijk had hij dat wel verdiend. Hij had mij immers in vier jaar tijd klaargestoomd. Maar het ging gewoon niet meer. Als profatleet werd het steeds moeilijker om samen te werken met een trainer die dat niet was. De fun was weg en frustraties haalden de overhand. Het moest ergens stoppen, maar ik heb die situatie gerekt tot het echt niet verder kon.

“Dus ofwel had ik sneller de knoop moeten doorhakken, ofwel had ik hem moeten meenemen. Het tijdstip van de breuk was nogal ongelukkig gekozen.”

8. Bent u ooit door het lint gegaan?

“Ik herinner me wel dat ik vanbinnen al eens gekookt heb van woede, maar ik heb me altijd kunnen beheersen. In het begin van het middelbaar was er een kerel die per se met mij wilde vechten. Een pestkop, die al vaak in de clinch was gegaan. Ik wilde niet, maar hij bleef me maar uitdagen. Uiteindelijk dacht ik: laat maar komen. Ik was toch veel sterker dan hij. Gelukkig hebben mijn vrienden op hem ingepraat, anders had ik allicht wel gevochten. De eerste en enige keer in mijn leven.”

9. Wat is uw grootste angst?

“Als ouder je kind moeten afgeven. Op welke manier dan ook.”

10. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Goh, ik ben echt geen wener. Sinds de geboorte van Sam kan ik soms een traan laten bij de meest belachelijke films. Dat had ik vroeger helemaal niet. Dan denk ik: allee, Hans, verman je (lacht) en dan probeer ik wat achterover te leunen zodat niemand het ziet. Ik heb de indruk dat je toch wat softer wordt als je papa bent.”

11. Welk kunstwerk heeft een blijvende indruk op u gemaakt?

“Een heel bijzonder nummer vind ik ‘The Dark Is Rising’ van Mercury Rev (uit 2001, red.). Rings a bell? Neen? Zeker eens beluisteren. Het herinnert mij aan de periode toen mijn vrouw en ik elkaar leerden kennen. Heel vrolijk nummer.” (kucht gespeeld, lacht)

12. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Wat voor mij het dichtst in de buurt komt van een spirituele ervaring is het gevoel dat je hoofd een wit blad is. Enkel het moment zelf telt. Dat heb ik vooral in de natuur, als je een lange wandeling maakt en plots op een punt komt met een grandioos uitzicht.”

13. Wat vindt u erotisch?

“Mijn vrouw die ’s zomers in bed ligt met een dun laken over zich heen, waarbij haar billen half bedekt zijn.”

14. Wat is uw goorste fantasie?

“Louter als denkoefening vind ik experimenten met het menselijk lichaam wel intrigerend. Puur vanuit wetenschappelijke interesse. Wat zou er gebeuren als je armen en benen van plaats wisselen, bijvoorbeeld?”

15. Welk dier zou u willen zijn?

“Een aap. Wat in de bomen slingeren en rustig zitten vlooien lijkt me wel een gezapig leventje. Ik moet nog altijd terugdenken aan een gorilla die ik ooit gezien heb op een tentoonstelling van Körperwelten (reizende expositie van ontlede menselijke lichamen, dieren en anatomische structuren die bewaard zijn gebleven door plastinatie, red.). Die heeft een enorme indruk op mij gemaakt.”

16. Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Eigenlijk goed, maar zoals ik al zei ben ik geen 28 jaar meer. Ik denk vaak na over de impact die vijftien jaar intensief sporten op mijn lichaam heeft gehad. Als ik 15 kilometer loop, merk ik dat mijn knie begint te zeuren. Ik besef dat ik mijn beschadigde kraakbeen serieus belast, wat zich later ongetwijfeld zal wreken. Op mijn vijftigste of zestigste zal ik wellicht aan nieuwe onderdelen toe zijn. Maar hoe dan ook, gewrichten en pezen zijn maar wisselstukken. Belangrijker is dat mijn hart en longen goed blijven functioneren.

“Als personal trainer staat mijn leven nog altijd in het teken van beweging. Ik vind het belangrijk om mijn lichaam te verzorgen, maar ga ook nog graag fysieke uitdagingen aan, ondanks de risico’s.”

Van Alphen in actie tijdens het speerwerpen op de Olympische Spelen van Londen in 2012.Beeld EPA

17. Hoe was de band met uw ouders?

“Ik kom uit een gezin met vier kinderen, een warm nest, waar de familiewaarden centraal stonden. Mijn vader was arbeider, mijn moeder werkte thuis. Mijn jeugd stond in het teken van de sport, maar mijn ouders gingen daar vrij nuchter mee om. Ze hebben mij nooit gepusht. Ze waren helemaal niet dwingend. Ze vonden het gewoon fijn dat ik mij daarin zo kon uitleven. Ze brachten mij naar de trainingen en zijn op een bepaald moment zelf gaan sporten, anders moesten ze toch maar zitten wachten. Sport was dus iets wat ons verbond.

“Maar toen ik in Leuven studeerde, kreeg mijn moeder een herseninfarct. Haar linkerhelft raakte volledig verlamd. Dat was een zware periode voor ons gezin. Ineens vond ik de sport niet meer zo belangrijk.

“Pas na mijn studie heb ik de knop omgedraaid en gedacht: misschien moet ik er toch voor gaan, moet ik eens kijken wat ik uit mijn lichaam kan krijgen.

“In een van de vorige Proust-afleveringen zei iemand (Nico Dijkshoorn, DM 7 april, red.) dat hij spijt had dat hij niet méér vragen aan zijn moeder had gesteld toen het nog kon. Dat zette mij aan het denken. Wanneer je je ouders ziet, praat je meestal over alledaagse dingen. Zo veel weet je niet over hen. Mocht er iets gebeuren, ik zou het jammer vinden dat we niet vaker een diepgaand gesprek hebben gevoerd. Ik moet er dringend werk van maken.”

18. Bent u een goede vriend?

“Ik zal altijd klaarstaan voor mijn vrienden maar ik hou te weinig contact. Dat is een tweede werkpunt. Ik heb er nog, hoor.” (lacht)

19. Hoe definieert u liefde?

“Honderd procent jezelf kunnen zijn bij de ander. Bij mijn vrouw kan ik dat, en bij mijn ouders thuis in Weelde. Dat klinkt misschien heel logisch, maar ik denk niet dat dat bij iedereen het geval is.

“Hoe ik mijn vrouw heb leren kennen? Ze had mij gezien op een atletiekwedstrijd en stuurde een paar vriendinnen op mij af om mijn telefoonnummer te vragen. Ze heeft mij gebeld en dat is sindsdien niet meer opgehouden.” (lacht)

20. Hoe zou u willen sterven?

“Rustig in mijn slaap. Ik hoop dat afscheid nemen niet nodig zal zijn. Ik hoop dat ik de mensen die ik graag zie intussen alles gezegd zal hebben wat ik te zeggen had.

“Wat ik zou willen als laatste avondmaal? Een lekkere entrecote met wat frietjes en lekker zout. Gebakken zoals het hoort. Ik krijg het water al in de mond.”

21. Wat is voor u de hel op aarde?

“Als er iets met je naaste familie gebeurt, dat lijkt mij de hel op aarde. En in ruimere context, als mensen niet meer met elkaar communiceren. Wat je nu ook al vaak ziet: mensen praten niet meer met elkaar, maar reageren bruut, bot, kort door de bocht. Voor een stuk zijn we de weg naar de hel al ingeslagen. Als we zo doorgaan zal er nog weinig liefde voor de medemens overblijven, vrees ik.”

22. Wat betekent geld voor u?

“Ik vind geld belangrijk in die zin dat je je dan een bepaalde levensstandaard en -stijl kunt aanmeten. Mijn vrouw en ik reizen graag en gaan graag uit eten. En ik zou mijn dochter ook wel een makkelijker start willen geven dan ik zelf heb gehad.

“Niet dat ik daaronder heb geleden. En achteraf romantiseer je ook wel de momenten dat je het moeilijk had. Maar als je het je eigen kind wat makkelijker kunt maken, waarom niet? Er zijn al genoeg uitdagingen in het leven. Ik zou het fijn vinden mocht ik voor haar een klein spaarpotje kunnen aanleggen.”

23. Hebt u zichzelf ooit betrapt op racistische gevoelens?

“Van groepjes hangjongeren in de metro bijvoorbeeld, krijg ik de kriebels. Of dat nu allochtonen zijn of niet, dus in se is dat niet racistisch. Ik ben gewoon op mijn hoede voor vervelende situaties die snel kunnen escaleren. Uit angst om te moeten vechten, denk ik. Waar ik opgegroeid ben, in Weelde, vlak bij de grens met Nederland, werd er elk weekend wel gevochten. Je had twee kampen: de alternatievelingen en de johnny’s. Hoewel ik fysiek veruit de sterkste was, probeerde ik toch ervoor te zorgen er niet bij betrokken te raken. Agressief gedrag zit niet in mij.”

24. Wat is uw vreselijkste vakantieherinnering?

“De eerste vakantie met Kim, op een camping in het zuiden van Frankrijk. We waren toen 19. Ik had van mijn nonkel die bij het leger zit een iglotentje geleend. Je blaast het op en hup, het staat recht, dat is het enige voordeel ervan. Twee weken hebben we daarin gelogeerd, bij een temperatuur van 35 graden. ’s Ochtends om zeven uur waren we al uitgebakken. We hadden niks van privacy, zaten geprangd tussen tenten zo groot als de helft van onze living hier, met koelkasten en lawaaierige tv’s. Voedsel moesten we meteen opeten of anders weggooien want we konden het nergens koel houden. Zo’n vakantie wil ik nooit meer meemaken. Maar voor de rest heb ik alleen maar goede vakantieherinneringen. Weer of geen weer, we maken er iets moois van.”

25. Wie zou u hier uw gedacht willen zeggen?

“Pff. Het is niet zo dat ik één iemand viseer. Meer in het algemeen mensen met een eenzijdige mening, die ervan overtuigd zijn dat ze het gelijk aan hun kant hebben, zoals Filip Dewinter of die gekke meneer in Amerika. Zwart-witdenkers. Ik zou hen willen zeggen dat de werkelijkheid niet zwart of wit is, maar complex en genuanceerd. Ik kan niet tegen mensen die vasthouden aan één beperkte waarheid.”

beweegmeer.be