Direct naar artikelinhoud
In een grote vijver heb je meer keuze, maar in een kleine poel heb je tenminste altijd beet
ColumnDe tafel plakt

In een grote vijver heb je meer keuze, maar in een kleine poel heb je tenminste altijd beet

Katrin Swartenbroux luistert gesprekken af op een Belgisch terras.

“Ik heb het gevoel alsof ik in de helaasheid der dingen ben beland. En met de dingen bedoel ik mijn verleden. En met helaasheid bedoel ik helaasheid.”

Koer Bonjour, Temse

Voor één avond wissel ik de klinkers van de koekenstad voor een bar in de banlieue, opdat ik eens geen grootstedelijke vuiligheid in mijn lijf laat pompen. Om van slechte luchtkwaliteit nog maar te zwijgen. “Dit komt de diversiteit van mijn column vast ten goede”, toeter ik in de auto van een vriendin die het vehikel richting haar heimat stuurt. Zij kan alleen maar zuchten. Wat voor mij geestesverruimend, prikkelend en exotisch moet worden, is voor haar een trip down memory lane waar ze eigenlijk niet om gevraagd heeft, maar een mens doet veel wanneer gratis drank beloofd wordt. Al zal ze het de rest van de avond bij cola zero en een stiekeme sigaret houden.

“Mijn ouders mogen absoluut niet weten dat ik rook.”

“Och, zijn die hier?”

“Nee, maar iedereen hier kent mijn ouders wel.”

“Amaaaai, wat doen die dan?”

“… in dit dorp wonen?”

Weinig zo fascinerend als de dorpsmentaliteit, althans voor iemand die nooit in een dorp gewoond heeft. Het moet rustgevend zijn om op je veertiende het jeugdhuis binnen te wandelen en te weten dat tussen alle andere tienerlijven die zich over de zetels uit de kringloopwinkel gedrapeerd hebben je toekomstige partner hangt. In een grote vijver heb je meer keuze, maar in een kleine poel heb je tenminste altijd beet. Ook al beland je uiteindelijk met een vis op je bord die drie van je maten al eens hebben weggesmeten.

Die van ‘t stad

Terwijl de hele wereld gebukt gaat onder fomo en keuzestress, kun je ook gewoon naar je ouders, je buren of je scoutsleiders kijken om te weten in wat voor huis je zult wonen, naar welk café je op zaterdag moet gaan en waar je je frieten moet gaan halen. Akkoord, het is vervelend dat je maar één keer een slechte plakbeha moet dragen op een fuif om voor de rest van je leven met de bijnaam ‘Titi’ opgezadeld te zitten, maar waarom zou je wereld per se groter moeten zijn dan je postcode?

Die van den bakker, die van de Krikke, die van da miskraam… Wie zich alleen voelt op een plek waar je altijd ergens toe behoort, kan maar beter zijn biezen pakken, en dat is precies wat mijn vriendin destijds gedaan heeft. “En nu ben ik ‘die van ’t stad’”, lacht ze. “Ik wéét dat mensen denken dat ik me beter voel dan hen, gewoon omdat ik ervoor kies om hier niet meer te wonen. En uit de Chiro te stappen.”

De voorkeur om onszelf over te geven aan sektarische constructies maakt – samen met het oeuvre van Wim Soutaer, pensenkermissen, koterijen en ‘doe maar niet te zot’ – deel uit van de zogeheten Vlaamse canon, waarvoor deze week in de startnota van de Vlaamse formatie plannen werden opgenomen. Ik kan daar als stadskind dan wel pedant over doen door middel van een columnpje, maar in een landsdeel waar mensen wier idee van samenleven kan worden samengevat als ‘als het u niet aanstaat, moet ge het maar afbollen’ democratisch verkozen worden, is de dorpsmentaliteit misschien exact het level van diversiteit dat we verdienen. Allemaal.