Van “dansende moslims” tot “wie leefloon wil moet huis verkopen”: niet de eerste uitschuiver van Jambon

© luc daelemans

“De tabellen liggen op mijn bureau, maar ik ben niet geneigd om die te geven.” Kersvers Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA) krijgt bakken kritiek omdat hij de begrotingscijfers achterhoudt voor de oppositie. Zelf ziet hij het probleem niet. Al is het is al lang niet meer de eerste keer dat een uitspraak van de politicus verkeerd valt.

Arnout Gyssels

LEES OOK. Jambon al meteen uit de bocht: “Begrotingstabellen liggen op mijn bureau, maar ik geef ze niet aan oppositie” (N+)

“Eerst je huis verkopen, dan een leefloon krijgen” (10 mei 2014)

In aanloop naar de verkiezingen van 2014 kreeg toenmalig N-VA-fractieleider Jan Jambon in een dubbelinterview in onze krant de vraag toegeworpen: “Is het een karikatuur dat je eerst je huis moet verkopen en je spaargeld moet opmaken voor je recht hebt op een leefloon?” Zijn antwoord was duidelijk: “Als je zo veel middelen hebt, moet je die toch eerst aanwenden voor je op de overheid afstapt? Een uitkering dient om mensen uit de armoede te houden.”

Hij kreeg onmiddellijk het halve land over zich en moest duidelijk maken dat hij voor een middelentoets pleitte. “Als iemand drie, vier huizen heeft en kan leven van de huurinkomsten, moet hij geen leefloon krijgen. Ik heb het misschien wat onhandig aangepakt. Als ik de indruk heb gewekt dat mensen hun eerste woning moeten verkopen voor ze recht krijgen op een leefloon, dan was dat fout en dan trek ik mijn woorden terug.”

“De collaboratie was fout, maar die mensen hadden hun redenen. Ik was er niet bij.” (13 oktober 2014)

Jambon was een dag of twee vicepremier in de regering Michel en hij had al prijs. Hij gaf een reactie aan Franstalige kranten over een foto die van hem was opgedoken toen hij in 2001 een speech gaf bij het Sint-Maartensfonds, een vereniging van Oostfronters. Jambon was toen nog actief binnen de Vlaamse Volksbeweging en ging overal waar hij zijn boodschap kwijt kon.

Voor Franstalig België het bewijs dat hij collaboratie op zijn minst gedoogde. Waarop hij dus reageerde: “De collaboratie was fout, maar die mensen hadden hun redenen. Ik was er niet bij.” Oppositiepartijen PS en CDH schoten met scherp. Jambon stuurde bij door te zeggen dat hij de collaboratie op geen enkel moment vergoelijkte. “Ik betreur de foutieve interpretatie van mijn woorden.”

“Eén iemand uit het politie-apparaat heeft geblunderd” (25 maart 2016)

Drie dagen na de aanslagen in Brussel maakte Jambon in de Kamer duidelijk dat de verbindingsofficier in Turkije volgens hem zijn werk niet had gedaan. “Ik kan niet anders dan concluderen dat niet een dienst, niet een directie, maar wel dat één iemand hier op zijn minst nalatig is geweest en niet heel proactief en niet heel geëngageerd is geweest in een dossier waar je vanaf het eerste moment aanvoelt dat het om terrorisme gaat.”

Hij kreeg onmiddellijk een golf van kritiek omdat hij die ene ambtenaar aan de schandpaal had genageld. In de commissies achteraf zwakte N-VA de kritiek op de man wat af. Jambon zelf kwam niet op zijn woorden terug.

“Een significant deel van de moslimgemeenschap danste naar aanleiding van de aanslagen” (16 april 2016)

In een interview in de nasleep van 22 maart liet Jambon zich nog eens van zijn scherpste kant zien. “Een significant deel van de moslimgemeenschap danste naar aanleiding van de aanslagen”, zei hij in een interview. Daarmee zette hij de Wetstraat opnieuw op haar achterste poten. Jambon polariseerde. Hij scheerde alle moslims over dezelfde kam.

Jambon zei eerst nog dat hij dat helemaal zo niet had gezegd, maar bleef uiteindelijk achter zijn uitspraken staan. “Ik vind dat je de problemen bij naam moet noemen. Anders zal je ze nooit opgelost krijgen. Dat is de fout van het verleden.”

Er is nooit enig bewijs gevonden dat grote groepen moslims echt stonden te dansen na 22 maart.

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer

Meest Gelezen