Direct naar artikelinhoud
Interview

De regering wil 120.000 mensen extra aan het werk, maar waar gaan we die vinden?

De regering wil 120.000 mensen extra aan het werk, maar waar gaan we die vinden?
Beeld Photo News

De nieuwe regering-Jambon laat er geen twijfel over bestaan: wie ervan droomt om de komende jaren ongestoord in zijn hangmat goedkope pils te slurpen op de tonen van de onsterfelijke Juul Kabas-hit ‘’t Zijn zotten die werken’, mag die illusie opbergen. De nieuwe Vlaams minister van Werk Hilde Crevits (CD&V) wil de komende vijf jaar 120.000 mensen extra aan de slag krijgen. Maar waar gaan we die nog vinden, nu de werkloosheid historisch laag is?

De regeringspartijen kijken met gezonde jaloezie naar de Noord-Europese landen die erin slagen om minstens acht op de tien mensen tussen de 20 en de 64 jaar aan het werk te krijgen. Die werkzaamheidsgraad van 80 procent is Het Nieuwe Streefdoel.

Sarah Vansteenkiste (Steunpunt Werk KU Leuven) “Volgens de laatste cijfers klimt de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen dit jaar naar 75,1 procent. In 2018 was dat nog 74,6 procent. Als we naar 80 procent willen, hebben we 200.000 werkenden extra nodig. In tijden van vergrijzing is de vraag: waar gaan we die vinden? De komende jaren gaan veel 55-plussers met pensioen, en ook die moeten worden vervangen. We zullen dus honderdduizenden mensen moeten vinden om nieuwe jobs in te vullen. En dat in een periode waarin de economie vertraagt en de brexit schade kan berokkenen.”

Kortom, die doelstelling van de Vlaamse regering is onhaalbaar?

Vansteenkiste: “In elk geval zéér ambitieus.”

Gert Peersman (econoom UGent): “Ik zou er alleszins niet op rekenen dat we die 80 procent halen. In de voorbije legislatuur groeide de economie gemiddeld met 1,5 à 2 procent per jaar, terwijl de werkzaamheidsgraad maar met 1,7 procent steeg. Voor 2019 en 2020 wordt een gemiddelde groei van 1 procent verwacht. Men wil dus meer dan dubbel zo snel fietsen met een zwakkere rugwind. Dat is bijna onmogelijk als je weet dat de voorbije jaren al veel activerende maatregelen werden genomen. Het meeste laaghangend fruit is geplukt. Toch juich ik toe dat de regeringen meer mensen aan het werk willen krijgen. Dat is essentieel voor de strijd tegen armoede, voor het persoonlijke welbevinden en om welvaart te creëren.”

De Vlaamse en Waalse regeringen rekenen ook op die hogere tewerkstellingsgraad om hun begrotingen te doen kloppen.

Peersman: “Dat is een vorm van zelfbegoocheling. Vroeger was de strijd tegen de fraude de stoplap voor de begroting, nu hebben politici iets nieuws gevonden om de rekening te doen kloppen. Een activeringsbeleid kán een gunstig effect hebben op de begroting, maar als de maatregelen te duur zijn, kost het meer dan het opbrengt. Ik vrees dat de federale regering met een stevig begrotingstekort zal eindigen.”

Matthias Somers (denktank Minerva): “Daarom vraag ik me af of we zo veel miljarden moeten investeren om die werkzaamheidsgraad te verhogen. De strijd tegen armoede, de tekorten in de zorg en de ecologische transitie lijken me veel belangrijker.”

U vloekt in de centrumrechtse kerk, meneer Somers!

Somers: “En ik ga nog meer vloeken. De voorbije twintig jaar hebben onze regeringen de bedrijven getrakteerd op allerlei lastenverlagingen in de hoop dat ze extra jobs zouden creëren. Toch is er nauwelijks bewijs voor of dat beleid extra banen heeft opgeleverd. Het vergroot vooral de begrotingstekorten. De waarheid is dat onze regeringen bitter weinig impact hebben: als de economische groei in Duitsland vertraagt, vertaalt dat zich in minder extra jobs. Zo simpel is het.”

Stijn Baert (arbeidseconoom UGent): “Dat men een werkzaamheidsgraad van 80 procent ambieert, is toch positief? Elke werkloze die je aan het werk krijgt, betekent extra inkomsten en een uitkering die je niet meer moet uitbetalen. In Vlaanderen wordt het aartsmoeilijk om de doelstelling te halen. De werkloosheid staat met 3,5 procent nu al historisch laag. De Vlaamse regering zal dus ook naar andere groepen moeten kijken, als ze haar doel wil halen.”

Werk aan de winkel voor de overheid én voor de zes experts die voor dit artikel de probleemgroepen op de arbeidsmarkt doorlichten: de langdurig werklozen, de leefloners, de langdurig zieken, de vijftigplussers en de nieuwkomers.

1. Langdurig werklozen

Volgens het Steunpunt Werk zijn er in Vlaanderen nog 95.000 werklozen die worden verondersteld een job te zoeken. Maar veel werkgevers klagen over hardnekkige werkweigeraars die alleen voor de schijn komen solliciteren, of na een paar dagen werken hun kat sturen met excuses als ‘het regende’ of ‘mijn hond was ziek’.

Zijn profiteurs een groot probleem?

Somers: “Werkgevers kunnen valse sollicitanten signaleren bij de VDAB. Daardoor kunnen ze worden bestraft of geschorst. Maar dat gaat slechts om een heel kleine groep.”

Baert: “Ondernemers die zeggen dat ‘de profiteurs maar moeten werken’, hebben makkelijk praten. Zij halen voldoening uit hun werk, terwijl veel langdurig werklozen enkel in aanmerking komen voor afstompende, slecht betaalde jobs. Werken levert hun te weinig op, want aan een job zijn kosten verbonden: kinderopvang, vervoer, werkkledij… Men noemt dat de werkloosheidsval. De oplossing? Het verschil tussen werken en niet werken groter maken. Met haar jobkorting voor de laagste lonen kiest de Vlaamse regering voor een zeer doeltreffende belastingverlaging.”

Werknemers die bruto minder dan 1.700 euro per maand verdienen, krijgen daardoor 50 euro per maand extra. Is dat wel doeltreffend?

Baert: “Ik had een jobkorting van 100 euro per maand voorgesteld, maar wie het niet breed heeft, kan die 600 euro per jaar toch goed gebruiken. De vorige jobkorting van de Vlaamse regering werd verdeeld over alle werkenden en bedroeg maximaal 300 euro per jaar. Dit is toch al meer, en vooral gerichter.

“Zelfs al zouden de bedragen te laag zijn om een grote massa te activeren, dan nog blijft het fundamenteel rechtvaardig dat mensen die helpen om de samenleving te versterken, daar ook meer aan verdienen. Working poor in een welvarende regio als Vlaanderen, dat hoort niet.”

Somers: “Die jobkortingen zijn dure maatregelen voor een lage opbrengst. Ze kunnen bedrijven ertoe aanzetten om hun lonen laag te houden, omdat de overheid toch bijlegt. Met 20 of 50 euro per maand overtuig je mensen niet om te gaan werken.

“Het argument van de working poor snijdt ook geen hout. De meeste mensen met een laag loon zitten in tweeverdienersgezinnen en zijn dus niet arm. De echte working poor vind je bij eenverdienersgezinnen en alleenstaande ouders. Als je hen wilt helpen, moet je de kinderbijslag voor alleenstaande ouders verhogen. Of meer investeren in kwalitatieve en betaalbare huisvesting.”

De rechtse partijen dromen van de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd. België is zowat het enige Europese land waar dat niet bestaat.

Baert: “Toch zijn er goede redenen om dat zo te houden. Als je de werkloosheid beperkt in de tijd, duw je nog meer mensen naar de ziekteverzekering. Dat heeft geen zin. De voorbije jaren is de groep werklozen al sterk afgenomen en de groep inactieven fors aangegroeid. Dat zijn mensen die niet werken en ook geen job meer zoeken.

“Vandaar dat ik er al lang voor pleit om de werkloosheidsuitkeringen verder te laten afnemen in de tijd: wie zijn job verliest, mag niet in de problemen komen en moet de eerste maanden op een hoge uitkering kunnen terugvallen. Daarna moet die uitkering snel dalen tot nét boven het niveau van een leefloon. Zo prikkel je werklozen om aan de slag te gaan. De regering-Michel had die maatregel opgenomen in haar jobdeal, maar door de val van de regering raakte die nooit door het parlement.

“En voor de kleine groep die écht niet mee wil, moeten we strenger zijn. Zij hebben geen recht op een uitkering.”

Somers: “Ik ben tegen uitkeringen die nog verder afnemen in de tijd. De helft van de werklozen leeft al in armoede. Sommigen geloven dat mensen een job zullen aannemen als ze maar arm genoeg zijn, maar zo werkt het niet. Armoede is een belemmering om een job te aanvaarden. Ik ken een alleenstaande mama die nooit genoeg geld verdiende om een auto te kopen. Ze heeft een jong kind, en amper een netwerk om dat op te vangen. Af en toe krijgt ze jobaanbiedingen van interimkantoren om twee weken als orderpicker te gaan werken, maar omdat ze geen auto heeft, geraakt ze daar niet. Zulke mensen activeer je niet door hun uitkering te verlagen of 50 euro bij te geven als ze gaan werken. Hun problematiek is veel complexer.

“Kortgeschoolden en mensen in armoede komen ook dikwijls terecht in jobs met onregelmatige uren en ploegenarbeid. De kinderopvang biedt hun meestal geen oplossing, omdat je daar lang op voorhand moet reserveren. Dat gaat niet als je je uurrooster pas twee dagen op voorhand kent. Dat de Vlaamse regering de kinderopvang flexibeler wil maken, is positief. Maar daar zal geld tegenover moeten staan.”

Baert: “Ik pleit al jaren voor goedkopere, betere en flexibelere kinderopvang, zoals in de Scandinavische landen. Daar is de crèche een perfecte voorbereiding op de kleuterschool. Het is ook belangrijk dat crèches aansluiten bij de moderne werkuren, zodat mensen hun kinderen na het werk nog tijdig kunnen ophalen, zonder te moeten stressen omdat ze in de file staan of omdat hun trein vertraging heeft. Die maatregelen zijn duur, maar leveren veel op.”

Peersman: “Niet onbelangrijk: een regering die mensen goesting wil geven om te gaan werken, moet ook de productiviteit opkrikken, waardoor de lonen stijgen. Dat kan bijvoorbeeld door de mobiliteitsproblemen op te lossen. Op dat vlak is het regeerakkoord een gemiste kans. De oplossingen zijn nochtans al lang gekend: de slimme kilometerheffing, investeringen in openbaar vervoer, en iets doen aan de vele bedrijfswagens. Daar zijn vijf minuten politieke moed voor nodig.”

2. Langdurig zieken

Vandaag zitten 290.000 Vlamingen thuis wegens ziekte of invaliditeit. En de groep dikt elke maand aan door de strengere aanpak van werklozen en de hogere leeftijdsgrenzen voor het brugpensioen.”

Vansteenkiste: “Het beste is dat arbeidsongeschikten binnen de drie maanden na hun uitval terug gaan werken. Daarna wordt het zeer moeilijk, blijkt uit onderzoek.”

Baert: “Als minister van Volksgezondheid heeft Maggie De Block (Open Vld) de eerste stappen gezet om die mensen weer aan de slag te krijgen. Op die weg moeten we doorgaan. We kunnen het ons niet veroorloven om zo’n gigantische groep aan de kant te laten. Uiteraard moeten we zieken blijven ondersteunen, maar als iemand door zijn arts klaar wordt geacht om weer te gaan werken, verwacht je medewerking.”

Vansteenkiste: “Artsen focussen nog te veel op wat die mensen niet meer kunnen, in plaats van te kijken naar wat ze nog wel kunnen. Ook de communicatie tussen werknemer en werkgever kan beter. Dikwijls weten ze niet precies van elkaar wat er nog mogelijk is.”

Somers: “Voor men die mensen gaat opjagen, zou de overheid beter uitzoeken waaróm er zo veel langdurig zieken bijkomen. Steeds meer mensen bezwijken onder de hoge werkdruk. Op een gemiddelde werkdag zijn ruim zeven op de honderd werknemers afwezig wegens ziekte. Bijna 3 procent van de werknemers in grote bedrijven is langer dan een jaar out. Tien jaar geleden was dat nog maar de helft daarvan, begin deze eeuw een derde.”

Vanuit linkse hoek wordt het beleid van Maggie De Block onmenselijk genoemd.

Somers: “Terecht. Zij heeft een re-integratieprocedure ingevoerd om langdurig zieken weer op de werkvloer te krijgen, maar in de praktijk misbruiken werkgevers dat om mensen te ontslaan.”

Lisa Vandecasteele (huisarts Geneeskunde voor het Volk): “Zeer juist: zeven op de tien chronisch zieken wordt kort na de terugkeer ontslagen om medische redenen. Zonder ontslagvergoeding. Dat is hardvochtig. Men legt de verantwoordelijkheid bij de werknemer, terwijl werkgevers zich ervan af kunnen maken met de bewering dat er geen aangepaste jobs zijn in het bedrijf. Zo kunnen ze hun ‘zwakkere krachten’ moeiteloos dumpen. Als men langdurig zieken wil verplichten om weer aan de slag te gaan, moeten daar ook verplichtingen voor de werkgever tegenover staan.”

Somers: “Het zou een goede zaak zijn als zieken op een lager tempo weer kunnen inschuiven. Iemand die terugkomt uit een burn-out en meteen voltijds in het bad wordt gegooid, kan snel hervallen. Laat die mensen deeltijds herbeginnen en geef hun in die overgangsfase een deeltijdse uitkering.”

Dat klinkt zo logisch dat het bizar is dat het nog niet bestaat.

Somers: “Voor veel bedrijven is het niet simpel om jobs op te splitsen of om vervangers plots nog maar de helft van de tijd te laten komen.”

Baert: “Ook hier zit je met een klein maar onbekend percentage profitariaat. De artsen moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Zij zijn de poortwachters die kunnen achterhalen hoe echt en erg de kwalen zijn. Maar ze hebben een dubbele rol: de sociale zekerheid beschermen en de band met hun patiënten onderhouden. Die combinatie is niet evident. Er zijn signalen dat artsen wat strenger worden, maar in de cijfers zien we dat niet: het aantal langdurig zieken blijft stijgen.”

Somers: “Dat heeft ook te maken met de wachtlijsten in de zorg. Ik ken een vrouw die haar job heeft opgezegd om voor haar gehandicapte schoonbroer te zorgen. Die man staat op een wachtlijst, maar aangezien zij overdag bij hem is, krijgt hij de laagste prioriteit en duurt het wellicht nog jaren voor hij naar een zorginstelling kan en die vrouw opnieuw kan gaan werken. Zo maken de wachtlijsten in de zorg van actieve mensen inactieven.”

3. Leefloners

Vlaanderen telt 34.000 mensen die een leefloon krijgen. Vroeger werden die steuntrekkers met rust gelaten, maar daar komt de laatste jaren verandering in.

Vansteenkiste: “OCMW’s werken steeds beter samen met de VDAB. Ze leggen leefloners contracten voor waarin ze zich verbinden om, in ruil voor hun uitkering, taalcursussen of opleidingen te volgen. Dat werkt. Uit onze cijfers van eind 2017 blijkt dat 20 procent van de leefloners zo binnen het jaar aan werk geraakt, helaas meestal maar voor even.”

Somers: “De context van leefloners is dikwijls zo complex dat het moeilijk is om hen aan het werk te krijgen. De OCMW’s moeten meer middelen krijgen voor opleidingen, psychologische begeleiding en het aanpakken van de sociale context. Dat is duur, maar dat is geen reden om het niet te doen. Elke generatiewerkloze die je aan het werk krijgt, is winst.”

De Vlaamse regering wil ook werk maken van gemeenschapsdienst voor leefloners die geen job vinden.

Baert: “Ik geloof meer in vrijwilligerswerk. Dat kan een springplank naar een job zijn, omdat mensen sociaal contact hebben en structuur in hun leven ontwikkelen. Werkgevers beschouwen het als een troef. In gemeenschapsdienst geloof ik minder, omdat het een verplichting is. Dat neemt veel motivatie weg.”

Somers: “In Groot-Brittannië heeft men onderzocht in hoeverre gemeenschapsdienst werklozen naar een job leidt. Het bleek een duur en inefficiënt systeem te zijn. Maar voor rechts is het een symbool om de achterban te tonen dat ze de profiteurs laten zweten voor hun uitkering.”

4. Oudere werknemers

Siegfried Bracke (N-VA) zei het hier onlangs nog: de koffiehuizen en brasseries zitten vol fitte senioren in de fleur van hun leven. De werkzaamheidsgraad van de Vlaamse 55-plussers ligt op 54 procent ligt, terwijl dat in de rest van de EU gemiddeld 61 procent is, en in Zweden zelfs 81 procent. Toch zullen ook de volgende jaren honderdduizenden babyboomers profiteren van onze systemen van vervroegde pensionering.

Vansteenkiste: “De gemiddelde werknemer stopt in België met werken op 60,3 jaar, terwijl de wettelijke pensioenleeftijd 65 is. Door die vervroegde pensionering strenger te maken, kan nog een forse winst worden geboekt. Het risico is wel dat nóg meer mensen dan hun toevlucht zullen zoeken in de ziekteverzekering.”

Peersman: “De vorige regering heeft beslist om de verhoging van de pensioenleeftijd op de lange baan te schuiven. Pas in 2025 gaan we naar 66 jaar, in 2030 naar 67 jaar. Andere landen hebben die leeftijd stelselmatig verhoogd, door hem elk jaar met enkele maanden op te schuiven. Bij ons komt die hervorming veel te laat. De jonge generaties zijn daar de pineut van.

“Als men het meent met de verhoging van de werkzaamheidsgraad, moet de volgende federale regering de pensioenleeftijd vanaf 2020 elk jaar met een aantal maanden verhogen, zodat je in 2024 op 67 jaar uitkomt. Maar dat is onrealistisch, omdat de vorige pensioenhervormingen al zo gevoelig lagen.”

Mensen langer aan de slag houden kan alleen als werkgevers die ervaren rotten ook nog willen. Knelt daar het schoentje nog altijd?

Baert: “Ja! Uit recent onderzoek blijkt dat een hogere leeftijd hetzelfde negatieve effect heeft op de jobkansen als een vreemde naam. Het helpt ook niet dat onze oudere werknemers zo duur zijn. De automatische koppeling tussen lonen en anciënniteit prijst hen uit de markt, en velen hebben geen zin om zwaar in te leveren.”

Tijdens de vorige kiescampagne beloofden de PS, de PVDA en Vlaams Belang dat de pensioenleeftijd gerust weer naar 65 jaar kon.

Baert: “Die campagne was zeer schadelijk. Zelfs de N-VA durfde op den duur niet meer te zeggen dat de pensioenleeftijd later nog mee zal moeten stijgen met de levensverwachting.”

Somers: “Ik zal nóg eens vloeken in de kerk: een pensioenleeftijd van 65 is oké. Mijn moeder is gestart op haar 18de en heeft haar hele carrière gewerkt in de gehandicaptensector. Op haar 61ste is ze aan het einde van haar Latijn, maar haar pensioen wordt telkens uitgesteld. Het ziet er zelfs naar uit dat ze tot haar 67ste moet doorgaan. Ik hoor hoogopgeleide mensen altijd zeggen dat die luieriken van de babyboomgeneratie nu wel genoeg hebben geprofiteerd. Hoe durven ze? De tijd dat je op 50 jaar met brugpensioen kon, is al lang voorbij.”

Is het niet logisch dat de pensioenleeftijd mee stijgt met de levensverwachting?

Somers: “Voor hoogopgeleiden wel, maar niet voor iedereen. Kortgeschoolde werknemers met lage lonen sterven veel vroeger en hebben gemiddeld achttien gezonde levensjaren minder dan hoogopgeleiden. Als je iedereen verplicht om tot 67 jaar te werken, zeg je eigenlijk dat de kortgeschoolden zich te pletter moeten werken om de hooggeschoolden langer van hun pensioen te laten genieten. Dat is onrechtvaardig.”

Vansteenkiste: “We moeten ook kijken naar de leeftijd waarop we beginnen te werken. Vlaanderen telt bijna 300.000 studenten tussen 18 en 24 jaar, en het percentage dat zijn bachelor behaalt binnen de normale termijn van drie jaar ligt bedroevend laag. Studenten verliezen te veel tijd door foute studiekeuzes en te lange studietrajecten. Met ijkingsproeven kunnen we hen helpen om betere studierichtingen te kiezen, zodat ze sneller beginnen te werken.”

5. Nieuwkomers

Bijna nergens in Europa zijn minder allochtonen aan het werk dan in Vlaanderen. Uit cijfers van de VDAB blijkt dat 59 procent van de genaturaliseerde allochtonen werkt. Bij de niet-EU-burgers is dat 44 procent.

Peter De Cuyper (integratie- en arbeidsmarktexpert KU Leuven): “Ons onderzoek toont aan dat vier op de tien nieuwkomers die een inburgeringstraject hebben afgelegd vijf jaar later in geen enkele statistiek terug te vinden zijn: ze zijn niet aan het werk, zitten niet in de werkloosheid en trekken geen leefloon. Die verborgen groep bestaat wellicht vooral uit allochtone huismoeders. Daarnaast zijn allochtonen ook oververtegenwoordigd in de werkloosheid. Zelfs hooggeschoolde immigranten vinden moeilijk een job. Dat wijst op hardnekkige barrières, zoals discriminatie, en een gebrek aan de juiste vaardigheden, taalbeheersing en diploma’s.”

Wat kan de overheid daaraan doen, naast inburgeringstrajecten en praktijktests tegen racisme?

De Cuyper: “We moeten voorbij de onnozele discussie geraken over wiens schuld het is dat zo weinig allochtonen werken. Het is tijd voor praktische oplossingen. Een goed voorbeeld is Jobroad, een netwerkproject in West-Vlaanderen dat nieuwkomers oppikt en hen in contact brengt met bedrijven uit de streek. Het is ook goed dat de Vlaamse regering wil inzetten op buddyprojecten en mentoring, waarbij je een nieuwkomer samenzet met een ervaren werknemer uit de sector waarin hij wil werken. Een burgerlijk ingenieur uit België kan een Syrische ingenieur tonen waar hij vacatures kan vinden en welke extra cursussen hij kan volgen.

“Net als in Duitsland moet de overheid werkgevers ook meer motiveren om nieuwkomers in te schakelen. De barrière om iemand met een vreemde naam meteen voltijds aan te werven is vaak nog te hoog, maar ze zouden migranten tijdelijk kunnen laten proeven van de werkvloer. Door de schaarste op de arbeidsmarkt zullen werkgevers wel soepeler móéten worden als ze hun jobs ingevuld willen krijgen.”

Baert: “Vorig jaar stelde de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid tien maatregelen voor om allochtonen aan het werk te krijgen: administratieve drempels zoals de erkenning van buitenlandse diploma’s wegwerken, gezinshereniging koppelen aan activeringsvoorwaarden, buitenlandse talenten selecteren, een snellere toegang tot de arbeidsmarkt, de bestrijding van discriminatie… Dat lijkt me allemaal evident, waar wachten we nog op?

“Daarnaast pleit ik voor een betere selectie van nieuwkomers. Vandaag trekken we vooral kort- of niet-opgeleiden aan die de taal niet spreken en die weinig kans maken op de arbeidsmarkt.”

N-VA-politica Zuhal Demir verklaarde voor de zomer in Humo dat de volgende minister van Werk vooral de allochtone huisvrouwen moet activeren: ‘Dat kan de volgende seksuele revolutie worden.’

Vansteenkiste: “Er zijn 140.000 huisvrouwen, van wie vier op de tien jonger zijn dan 50 jaar. De meesten hebben een migratieachtergrond. Uit een studie van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen blijkt dat het bij hen doorgaans al fout loopt in het onderwijs. Ze gaan minder en later naar de kleuterschool, stromen moeilijker door naar het secundair en hoger onderwijs, en raken daarna niet op de arbeidsmarkt. Hun omgeving stimuleert hen ook niet altijd om te gaan werken.”

Somers: “Hier bots je op culturele drempels. In sommige gemeenschappen beschouwt men het als de taak van de moeder om voor de kinderen te zorgen, zeker zolang die niet naar school gaan.”

De Deense regering past daar een mouw aan door kinderen uit moeilijke wijken verplicht naar de crèche te sturen. Dat zijn twee vliegen in één klap: de kinderen beginnen niet met achterstand aan de basisschool en hun moeders kunnen sneller de taal leren, opleidingen volgen en gaan werken.

Somers: “Waarom zou een allochtone moeder uit de Seefhoek haar kind verplicht naar de crèche moeten sturen en een rijke huisvrouw uit Brasschaat niet? En waarom zouden we moeders verbieden om thuis te blijven voor hun kinderen? Dat is toch een eerbare keuze?

“Ik begrijp wel dat men ervoor wil zorgen dat allochtone kinderen sneller de taal leren, maar laten we dan beginnen met het kleuteronderwijs te verplichten vanaf 3 jaar en te zorgen dat er voldoende crèches zijn.”

De Vlaamse regering wil kinderen van werkende ouders voorrang geven in de crèche.

Somers: “Dat is contraproductief om mensen aan het werk te krijgen, want hoe kun je solliciteren als er geen opvang is voor je kind?”

Ziet u eigenlijk een groep die we wél massaal naar een job kunnen duwen?

Somers: “Een grote groep die we simpelweg uit hun zetel kunnen schoppen? Vergeet het, die is er niet meer.”

© Humo