Direct naar artikelinhoud
Interview

‘De Oost-Duitsers droomden van welvaart, maar voor miljoenen van hen is het geëindigd in catastrofe en depressie’

Inwoners van Berlijn verzamelden op 9 november massaal aan de Berlijnse Muur.Beeld BELGAIMAGE

De Berlijnse Muur mag dan gevallen zijn, voor wie goed kijkt, staat hij er dertig jaar later nog. De twee Duitslanden verenigen blijkt moeilijker dan gedacht: vandaag wordt de kloof zelfs groter. Hoe valt dat uit te leggen? Ilko-Sascha Kowalczuk, dé DDR-historicus bij uitstek, weet er alles van. ‘9 november 1989 was de gelukkigste dag van mijn leven, ik heb er alleen bij gewonnen. Maar er waren ook miljoenen verliezers.’

Kowalczuk (52) is een ossi, geboren in Friedrichshagen bij de Müggelsee, destijds Oost-Berlijn. Dat hij historicus kon worden, heeft hij aan de eenmaking te danken, want het DDR-regime had hem naar de rand van de samenleving gedreven. Terwijl zijn toekomst zo stralend rood had geleken toen hij op zijn 12de zijn ouders verblijdde met de aankondiging: ‘Ik wil officier in de Nationale Volksarmee worden!’

“Dat ik officier wilde worden, lag aan mijn opvoeding. Altijd en overal werd je op je communistische plichten gewezen: via de kranten, radio, tv, maar evengoed op school. Permanente roodlichtbestraling noemden we dat. In welke school je ook zat, elke maandag kwam een partijleraar langs in de klas, er was geen ontsnappen aan. En in mijn geval was er ook mijn vader die ik wilde plezieren: hij was een overtuigde communist. Hij werd partijlid op 12 april 1961, de dag dat Joeri Gagarin de eerste mens in de ruimte was. Dat is uiteindelijk de enige plek waar het communisme heeft gezegevierd. (lacht)

Die officiersdroom was van korte duur?

“Nog voor mijn 15de wist ik dat het niets voor mij was, dat Volksleger. Maar het viel niet mee eronderuit te komen. In de DDR was álles gepland, en zodra een school het aantal te leveren officieren had ingevuld, werd daaraan vastgehouden: ik was een deel van het quotum geworden en moest dat vooral blijven.

“Week na week moest ik me voor allerlei heren verantwoorden, de Stasi viel mijn vader lastig, mijn moeder vreesde de ergste scenario’s. Ze probeerden me te breken. Dat is niet gelukt, maar omdat ik als een vijand behandeld werd, is er een enorme woede in me geslopen. Ik heb iedereen die met het systeem meedeed echt geháát. En ik heb het conflict naar thuis verplaatst: er is een strijd tussen mij en mijn vader ontstaan. Hij was een goed en eerlijk mens, maar zette zich in voor de verkeerde zaak. Hoe had ik mezelf ooit met dat regime kunnen inlaten? Ik heb er jarenlang een schuldgevoel aan overgehouden.”

In de jaren 80 moet u zowat hetzelfde gedacht hebben als de punkgeneratie bij ons: no future.

“De DDR betekende voor mij eerder: too much future. (lacht) Het regime had alles zo keurig uitgestippeld. Om toch een beetje míjn ding te kunnen doen, moest ik mezelf aan de rand van de maatschappij plaatsen. Ik mocht mijn studies niet afmaken, volgde dan maar een opleiding als bouwvakker, en uiteindelijk werd ik portier in het Instituut voor Binnenvisserij – niet echt droomjobs. Bij dat instituut dachten ze eerst dat ik van de Stasi was. Zo’n jonge kerel die de hele dag iedereen kon zitten beloeren, die moest wel van de geheime politie zijn. (lacht) Ik kon er veel lezen, en begon in die tijd alles te verzamelen wat er te verzamelen viel. Ook communistische lectuur, want ik ben er altijd van uitgegaan dat ik ooit de ware geschiedenis van mijn land zou schrijven – al dacht ik destijds dat het dan een ondergrondse publicatie zou moeten worden.”

Miljoenen Oost-Duitsers kozen ervoor weg te gaan. Nooit aan gedacht?

“Die vraag stelde zich voor mij en mijn vrienden niet. Soms verdween er weleens iemand voor een tijd in de gevangenis, maar we hadden vooral veel lol. Ik zat midden in de Oost-Berlijnse underground: het volkje dat in verloederde kelders van Prenzlauer Berg of Kreuzberg samenhokte. Boeken en muziek, dat was mijn leven: jazz, punk, rock, klassieke muziek – het interesseerde mij allemaal.

“Vertrekken kwam niet in me op, ook omdat ik dacht: ‘Dit land behoort niet toe aan die oude zakken zoals mijn vader, het is ook van mij.’”

Iedere Duitser kan zich herinneren waar hij was toen de Muur viel, u ongetwijfeld ook.

“Ik lag in bed! Bij hoge uitzondering was ik een keer vroeg gaan slapen. Dat illustreert meteen hoe onverwacht het allemaal was. Je voelde wel dat er een versoepeling aankwam, maar dat die Muur zou verdwijnen? Dat was letterlijk onvoorstelbaar. Dat de Sovjets de DDR zouden opgeven, had ik nooit voor mogelijk gehouden.”

U was toen 22, en had nog nooit een voet in West-Berlijn gezet.

“En daar fietste ik dan ook meteen naartoe. De boekhandels, de platenzaken, de clubs: het trok mij enorm aan! Ik herinner mij die eerste fietstocht door West-Berlijn heel goed. Bij de eerste kiosk stopte ik en kocht met mijn Westgeld een grote stapel kranten, voor wel 20 mark. Dan dook ik de antiquariaten in, kocht er een pocket over de Oost-Duitse dissident Robert Havemann – 9,50 D-mark. En dan reed ik naar de Landeszentrale für politische Bildung, omdat ik er een paar dingen wilde opzoeken. Ze keken me daar verbaasd aan. Ik deed hard mijn best niet te lijken op die komische typetjes uit het oosten die in die dagen op zoek waren naar bananen, omdat die ongelooflijk schaars waren. Toch moet ik voor hen een alien geleken hebben, op zoek naar informatie.

“Ik mocht er meenemen wat ik maar wilde. Toen ik met een gigantische papierberg op mijn fiets weer de grens over wilde, hield een grenswachter me tegen: ‘Wat moet dit voorstellen?’ ‘Dat ziet u toch: boeken, kranten!’ De man keek nog eens en blies dan op een fluitje om zijn collega’s erbij te halen: ‘Kijk eens waarvoor deze jongen naar het schöne westen is geweest!’ Ik kookte van woede, liet mijn fiets vallen en heb tegen de man gebruld: ‘Hoe durf je je vrolijk te maken? Gisteren nog schoot je ons dood!’ Het is ermee geëindigd dat die grenswachters gezamenlijk mijn papieren bijeenraapten en weer op mijn fiets stapelden.”

Hoe het onmogelijke in die dagen mogelijk werd, hebt u tien jaar geleden prachtig beschreven in uw boek Endspiel. Tegenover het gestuntel van de Oost-Duitse leiders stond de vaste koers van de West-Duitse kanselier Helmut Kohl.

“Aan Oost-Duitse kant had je inderdaad een troep dilettanten aan de top, lui als Egon Krenz. Ze moesten wel íéts doen, aangezien zoveel mensen op de vlucht sloegen. Maar het was toch een vreemde gedachte dat ze de Muur even zouden kunnen openen om wat stoom af te laten om hem daarna weer te sluiten.

“Overigens had Kohl aanvankelijk geen duidelijk plan, net zo min als Mitterrand of Gorbatsjov: ze werden allemaal door deze ontwikkeling overvallen. Maar Kohl heeft zeer snel gehandeld, en gelukkig maar. Met de val van Gorbatsjov twee jaar later ging the window of opportunity weer dicht.”

De eerste verkiezingen in maart 1990 liepen uit op een grote zege voor Helmut Kohl: het oosten koos voor een snelle integratie in de Bondsrepubliek.

“Zelf was ik ontgoocheld omdat de partij die de Oost-Duitse oppositie groepeerde amper 3 procent haalde, maar desalniettemin was het ook een feestdag voor mij. Ik danste de hele dag door de stad. Ik was ook even op stap met mijn vader. Hij vroeg me: ‘Is dit nu wat je altijd gewild hebt?’ Ik heb hem geantwoord: ‘Eender wat komt is beter dan jouw Scheisse-staat.’”

De economische ontwikkeling die het oosten sindsdien heeft gekend, vat u in uw nieuwe boek Die Übernahme al samen in die titel: het ging om een overname. Terwijl de Oost-Duitsers toch vrijwillig voor de hereniging gekozen hebben?

“Driekwart van de Oost-Duitsers was inderdaad gewonnen voor een snelle aansluiting bij de Duitse mark, gelokt door het vooruitzicht dat ze snel dezelfde levensstandaard zouden hebben als de West-Duitsers. Maar wat de mensen niet hebben gewild, zijn de vreselijke gevolgen van die snelle monetaire eenmaking. Het oosten verzeilde in een onmogelijke concurrentiepositie, er gingen elke dag tienduizend jobs verloren. De schoktherapie heeft het leven van miljoenen Oost-Duitsers overhoopgehaald.”

Ik werd er door uw boek aan herinnerd dat Wolfgang Schäuble, later als minister van Financiën een berucht personage in het drama van de Griekse schuldencrisis, ook toen al een grote rol had.

“Hij was toen minister van Binnenlandse Zaken, en als rechterhand van Kohl leidde hij de onderhandelingen voor de eenmaking. Al is ‘onderhandelen’ niet het juiste woord, in feite sloot Schäuble alleen een verdrag met zichzelf, zo heeft filosoof Jürgen Habermas het ooit samengevat. Hij dwong de andere partij tot een overgave. Een tabula rasa was wat hij wilde: in het oosten mocht niets blijven zoals het was.”

Met de ‘bloeiende landschappen’ die Kohl de Oost-Duitsers op korte termijn beloofde, is achteraf nog flink gelachen. Maar toen ik vandaag voorbij Leipzig en Halle reed, zag ik wel een totaal andere wereld dan degene die ik hier in de jaren 80 aanschouwde.

“Dat klopt, Oost-Duitsland is compleet onherkenbaar geworden: je gelooft niet dat het om hetzelfde land gaat. Er zijn uitstekende wegen, de infrastructuur is uiterst modern, deels moderner dan in West-Duitsland of elders in Europa. Maar wat heb je daaraan als je er economisch niet mee vooruitkomt? Als consument hebben de Oost-Duitsers een geweldige inhaalbeweging gemaakt, maar zelf produceren ze nauwelijks wat. Economisch gezien is Oost-Duitsland een armenhuis. Van onze 500 belangrijkste bedrijven bevinden er zich welgeteld vier in het oosten. Van een sterke middenstand, de economische ruggengraat van West-Duitsland, is hier geen sprake.

“Vandaag is de werkloosheid laag, maar dat is niet de verdienste van de politiek: er zijn in de laatste kwarteeuw geen nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd. Het heeft er alleen mee te maken dat nog eens een paar miljoen mensen vertrokken zijn. En dat een goed deel van wie bleef inmiddels gepensioneerd is.”

In Europa heeft alleen Monaco een oudere bevolking dan Duitsland, schrijft u.

“West-Duitsland heeft dat nog wat weten op te vangen door migranten toe te laten, maar ironisch genoeg verzetten veel Oost-Duitsers zich tegen wat hun redding zou kunnen zijn. Als de extreemrechtse Alternative für Deutschland (AfD) haar programma zou kunnen uitvoeren en alle niet-Duitsers en mensen van kleur eruit zou gooien, zou het verzorgingssysteem meteen in elkaar klappen, want ongeveer één arts op de drie in Oost-Duitsland is een niet-Duitser.”

Oost-Duitsers slagen er maar niet in tot de elite door te dringen. Terwijl ze zo’n 17 procent van de bevolking uitmaken, wordt slechts 4 procent van de hogere echelons door hen bevolkt.

“Oost-Duitsland is een carrièreparadijs geworden voor West-Duitsers, en dat zal niet veranderen. Want de bestaande elites – dat is overal zo, lees Thomas Piketty er maar op na – rekruteren uit elites. Ook door sommigen een geprivilegieerde opleiding aan te bieden, valt dat stramien nauwelijks te doorbreken. Elites worden daar gerekruteerd waar er geld is. En kapitaal is er al helemaal niet onder Oost-Duitsers: van de 250 miljard euro die in Duitsland jaarlijks wordt overgeërfd, bedraagt het Oost-Duitse aandeel nog geen 3 procent.

“Ook in intellectuele kringen vind je amper ossi’s: de lijst van de 500 belangrijkste Duitstalige intellectuelen die het blad Cicero publiceert, bestaat maar voor 5 procent uit Oost-Duitsers. En dan gaat het nog haast alleen om mensen met een vrij beroep, kunstenaars of kunstenaressen, want in instellingen zoals de universiteiten weten de Oost-Duitsers nauwelijks op te klimmen. Oost-Duitse opiniemakers vind je amper in de media, wat maakt dat ossi’s voortdurend een westerse kijk op hun samenleving en hun geschiedenis gepresenteerd krijgen, door mensen die hun verleden nauwelijks kennen. Kun je je voorstellen dat in België de Vlamingen het nieuws alleen door de bril van de Franstaligen zouden kunnen bekijken? Zou er geen oorlog uitbreken? (lacht)

Het lijkt wel of u zelf enigszins geschrokken bent van al het cijfermateriaal dat u hebt bijeengebracht.

“Ik heb het in de jaren 90 allemaal van nabij meegemaakt, ook als lid van een onderzoekscommissie die het herenigingsproces opvolgde. Maar daarin waren we vooral met politieke kwesties bezig. We hadden te weinig oog voor wat er gebeurd was met de levens van miljoenen mensen, voor de sociale catastrofe die plaatsvond. Samen met hun werk verloren die mensen hun manier van leven.”

Eén cijfer moet u als historicus tot nadenken hebben gestemd: slechts twee op de honderd Oost-Duitsers waren vragende partij voor een expliciete verwerking van het DDR-verleden.

“Dat vond ik opvallend, ja, maar ook weer niet zo verrassend. Ik ben zelf geschiedenis gaan studeren vanaf 1990. Je zou ook mij een profiteur van de eenmaking kunnen noemen, want plots zag ik wél een toekomst voor me, ik heb er alleen maar bij gewonnen. Juist op dat moment werden de Stasi-archieven geopend. Je zou denken dat elke jonge historicus daar meteen naartoe wilde: zo’n gigantisch archief waar nog nooit een historicus een voet gezet had! Maar op een paar uitzonderingen na bekwaamden al mijn studiegenoten zich liever in de geschiedenis van Athene en Rome.

“Zelf publiceerde ik al snel over de Stasi. Al had ik nooit kunnen bedenken dat ik een goed deel van mijn leven in die archieven zou blijven hangen: ik werk nu toch al een jaar of twintig voor de overheidsinstantie die de archieven beheert.”

Vanuit die positie hebt u al geregeld laten weten dat het belang van de Stasi voor de DDR-dictatuur al te zeer uitvergroot is.

“Ja, ik roep al vijftien jaar: ‘Hou toch eens op met op de Stasi te focussen!’ De geheime dienst was een instrument van de communistische partij, en niet andersom. Maar het kwam de partij natuurlijk heel goed uit dat de Stasi als de duivel werd gezien en dat ze zelf uit het vizier bleef.”

Ik vrees dat ook in België dat beeld van de DDR als Stasi-staat er ingebakken zit, al is het maar door de film Das Leben der Anderen.

(zucht) Ik weet het, in Duitsland is het niet anders: ook jonge mensen houden die film voor de realiteit, en niet de fabel die hij grotendeels is. Het Stasi-zwijn is wereldwijd een begrip geworden, zelfs zonder dat men precies weet waar het vandaan komt. Waarschijnlijk is dat de grootste bijdrage van de DDR aan de wereldgeschiedenis. (lacht)

Dat die Stasi-archieven meteen geopend zijn – overigens tegen de wil van de West-Duitse overheid – was een goed idee?

“Absoluut. Was het niet gebeurd, dan hadden miljoenen mensen heel praktische dingen niet kunnen regelen, zoals pensioenrechten. Het was een manier om recht te doen geschieden. Iets anders is dat we niet altijd op de beste manier met die archieven zijn omgegaan. Ik weet van mezelf dat ik onmiddellijk na de Wende al te zeer vanuit een moreel gelijk handelde en de neiging had op alles te kloppen wat met de DDR en het communisme te maken had.

“Zo hebben we ons ook inzake het Stasi-archief te zeer gedragen als de winnaars van de geschiedenis, en daar kan nieuw onrecht uit voortkomen. We hebben er te veel een zwart-witverhaal van gemaakt, met aan de ene kant de heersers en aan de andere kant de verzetsstrijders, de Galliërs die niet met zich lieten sollen. En daarin herkende de meerderheid van de mensen zich niet.

“Je mag niet vergeten dat degenen die ‘Wir sind das Volk’ riepen, slechts een minderheid vormden. Miljoenen mensen hebben de dictatuur loyaal tot het laatste moment verdedigd. Die mensen stonden na de implosie van de DDR niet op straat te dansen zoals ik, die zijn eerder depressief uit dat hele proces gekomen. En dan kan een visie op de geschiedenis zoals wij die uitdroegen contraproductief uitdraaien. ‘Hou eens op met dat gedoe over jullie verzetshelden’, kreeg je dan te horen, en nog een stap verder mondde dat uit in een verheerlijking van de DDR en de ostalgie die je bij het begin van deze eeuw zag opduiken.”

Gevraagd naar haar kijk op de Wende zei Duits bondskanselier Angela Merkel eerder dit jaar dat de Oost-Duitsers wat te makkelijk afstand hebben genomen van hun oude leven.

“Daar heeft ze gelijk in. De mensen in het oosten hadden hun buik vol van de utopische perspectieven van de partij, ze wilden meteen een leven als in het Westen. Zo graag zelfs dat ze zich geschikt hebben in een knechtenrol. Ze hebben de ene sterke staat voor de andere geruild. In het eenmakingsproces zijn de Oost-Duitsers ver gegaan in het zichzelf naar beneden halen. Economisch hadden ze nauwelijks nog wat in te brengen, maar je kunt je achteraf afvragen of ze bij de overdracht van het beetje schroot dat er nog was niet wat meer trots hadden moeten bewaren in plaats van hun eigenwaarde zelf te vertrappelen.”

De weinige Oost-Duitsers die tot de elite zijn gaan behoren, zoals Angela Merkel of voormalig bondspresident Joachim Gauck, worden inmiddels door veel Oost-Duitsers voor volksverraders uitgemaakt.

“Dat is voer voor psychologen. Het gebeurt wel vaker dat mensen die hun milieu ontstegen zijn alleen maar kritiek krijgen van de achterblijvers. Die kunnen het niet verkroppen dat anderen iets gelukt is, terwijl ze zelf zijn blijven stilstaan.”

Die achterblijvers scharen zich nu massaal achter het extreemrechtse AfD. Onder meer omdat ze allerlei onaangename dingen meeslepen in hun rugzak, schrijft u: racisme, antisemitisme, nationalisme. Waarom is dat meer het geval in het oosten dan in het westen van Duitsland?

“Anders dan in de Bondsrepubliek zijn zulke dingen nooit expliciet geadresseerd in de DDR. Racisme, antisemitisme, nationalisme werden afgedaan als producten van het kapitalisme en waren dus ook samen met het kapitalisme afgeschaft. ‘Bij ons heb je die dingen niet’, heette het. Terwijl het DDR-patriottisme nauwelijks verschilde van een virulent nationalisme. En natúúrlijk bestond er joden- en vreemdelingenhaat. In de jaren 70 en 80 was die overal merkbaar in Oost-Duitsland, alleen werd er niet over gesproken.

“Na de val van de Muur werd dat racisme en nationalisme nog veel prominenter. Je hebt hele gebieden waar mensen van kleur niet veilig zijn. In het Westen heb je ook neonazi’s, maar als daar een synagoge in brand wordt gestoken, komen er meteen mensen de straat op om daartegen te protesteren. In het oosten blijft men thuis. Vrijemeningsuiting wordt er ook anders begrepen. ‘Eindelijk kan ik alles zeggen!’, zo wordt het geïnterpreteerd, alle remmingen zijn weggevallen. Je kunt rustig de Holocaust ontkennen zonder dat er een haan naar kraait. Niemand heeft hun bijgebracht dat je zelfs in een democratie niet alles kunt zeggen, omdat woorden tot gruwelijke daden kunnen leiden.”

Onlangs doodde een antisemiet in Halle twee mensen, bijna was het een slachtpartij in een synagoge geworden: dat soort terrorisme zal meer opduiken?

“Toen ik mijn boek een paar weken terug in Berlijn aan de buitenlandse pers voorstelde, zat de zaal afgeladen vol. Er stonden wel tien camera’s opgesteld. Ik dacht dat ik de verkeerde zaal was binnengestapt. (lacht) Een historicus is zoveel belangstelling niet gewend. Maar iedereen wil natuurlijk verklaringen voor wat er vandaag in Oost-Duitsland gaande is, waarom het AfD er zo kan doorbreken.”

En wat vertelt u de verzamelde pers dan?

“Het is een samenloop. Om te beginnen is er die rugzak vol met negentiende-eeuwse ideeën over natie en volk. Maar daarnaast had je de gigantische transformatie van een planeconomie naar het kapitalisme. De Bondsrepubliek heeft een kwarteeuw de tijd gehad om van een industriële maatschappij naar een dienstenmaatschappij te vervellen, de DDR moest dat zo ongeveer in één nacht klaarspelen. En nog vóór die schok min of meer verwerkt was, stonden globalisering en digitalisering voor de deur.

“Twee zulke grote structuurbreuken in de loop van een kwarteeuw, dat kan geen enkele maatschappij aan, dat is gewoon te veel. En als er dan een partij opduikt als het AfD, dat de existentiële angst van de mensen voor de toekomst ernstig neemt, krijg je zo’n tsunami van extreemrechts nationalisme en racisme.”

Het kan best dat mensen kiezen voor een autoritair politiek model?

“Dat is toch wat we vandaag zien in Polen en Hongarije? En ook ons hangt het boven het hoofd. Uit onderzoek blijkt dat de helft van de Oost-Duitsers zich vandaag kan voorstellen voor het AfD te stemmen. Wij stellen onszelf altijd weer gerust als een racistische partij 25 of 30 procent haalt: ‘Ach, ze vormen nog lang niet de meerderheid…’ Het echte drama is dat de kwalijke tendensen die hun succes bepalen al veel dieper en breder in het maatschappelijk weefsel gedrongen zijn dan we willen geloven.”

Geen paniek, zegt ex-president Joachim Gauck in een recent boek: ‘We moeten leren wat toleranter te zijn tegenover rechts.’ Of is paniek toch het betere antwoord?

“Ik predik geen paniek, maar het is wel een moeilijke kwestie. In een open maatschappij moet je met alle democraten praten, ook al staan ze je niet aan. Maar het houdt op waar racisme en fascisme beginnen. Nu, wáár beginnen die dan precies? Zoiets zou je moeten kunnen bepalen aan de hand van een duidelijke grondwet.

“Tijdens het herenigingsproces hebben we inderhaast de kans gemist om een nieuwe grondwet op te stellen, maar ik ben ervan overtuigd dat het zeer nuttig zou zijn die oefening alsnog te maken. Daarmee kun je al te zeer afwijkend of autoritair gedrag sanctioneren. Ook op sociale media, die ons vandaag ten diepste onzeker maken. Wie daar eens gaat kijken, raakt er toch algauw van overtuigd dat we door gekken omringd zijn en dat de democratie in gevaar is? Moeten we ons nog langer laten opjutten door die gruwelijke trollen?

“Als ik nog een stap verder mag gaan, hebben we één Europese grondwet nodig. Het zou een nieuwe stap kunnen zijn in onze geschiedenis. De Duitse hereniging was trouwens alleen maar mogelijk omdat er een verenigd Europa bestond.”

Als ik toch nog even terug mag van Europa naar Oost-Duitsland: ziet u een oplossing om uit de huidige impasse te raken?

“Voor Oost-Duitsland bestaat er vandaag geen perspectief, dat moet je duidelijk durven te zeggen. Je moet wel een uitzondering maken voor enkele steden als Leipzig, Dresden, Jena. En ook over Berlijn moeten we ons geen zorgen maken: de spekring om die stad heen wordt alsmaar vetter. En aan de kust van Mecklenburg-Vorpommern kan men altijd van het toerisme leven. Maar voor het platteland dat ontvolkt raakt is er geen hoop.”

Daarom, zegt econoom Reint Gropp, moet men volop inzetten op de ontwikkeling van de steden en het platteland maar laten schieten.

“Dat laatste vind ik een stap te ver, en het valt politiek niet te verkopen. Maar ten gronde heeft hij gelijk. Kijk naar andere grote landen als Italië of Spanje: overal bestaat het probleem van achterblijvende regio’s. Daarmee praat ik niets goed, maar je kunt je afvragen of het zo abnormaal is dat regio’s zich ongelijk ontwikkelen. Kun je, zoals altijd gebeurd is, zomaar aannemen dat Oost-Duitsland op een dag West-Duitsland wel zal inhalen? Misschien is het dertig jaar na de val van de Muur niets te vroeg om in de realiteit te landen.”

Ilko-Sascha Kowalczuk – Die Übernahme. Wie Ostdeutschland Teil der Bundesrepublik wurde, C.H. Beck.

© Humo