75 jaar geleden: Hitler lanceert het Ardennenoffensief, zijn laatste gok
75 jaar geleden lanceert het Duitse leger een felle tegenaanval in de Ardennen, een laatste wanhopige poging om het tij te keren. Hitler had het aanvalsplan zelf bedacht, wat hoopte hij te bereiken?
In december 1944 zag de toestand van nazi-Duitsland er hopeloos uit. Vijf maanden na D-day waren de Duitsers verdreven uit België en Luxemburg, bijna heel Frankrijk en het zuiden van Nederland. Bovendien had het Rode Leger hen aan het Oostfront teruggedreven uit de Sovjet-Unie en een groot deel van Polen. De Duitse legers hadden zich bovendien moeten terugtrekken uit de Balkan, nadat hun bondgenoten daar van kamp waren veranderd.
Intussen namen de geallieerde bombardementen op Duitsland nog in hevigheid toe. De grote meerderheid van de Duitsers – militairen en burgers – verlangden naar niets anders meer dan het einde van de oorlog, die steeds meer dood en ellende voor henzelf bracht.
Hitler zelf had eerder gezegd dat als de geallieerde landing in West-Europa zou lukken, de oorlog voor Duitsland verloren zou zijn. Maar toen het zover was, zag hij toch weer redenen om optimistisch te zijn.
Zowel in het oosten als het westen hadden de geallieerden de Duitse grens overschreden, maar door de zeer felle Duitse tegenstand waren ze niet ver geraakt. Aan het Westfront was Aken de enige grote Duitse stad in geallieerde handen. De geallieerden maakten ondertussen enkele zware fouten, zoals de aanval bij Arnhem, wat de Duitse legerleiding natuurlijk had opgemerkt.
Ook het Oostfront was tot stilstand gekomen, behalve in Hongarije, waar de Sovjets Boedapest bedreigden. Zelfs Warschau was nog altijd niet bevrijd. Het Rode Leger leek op adem te moeten komen van de enorme inspanningen van de voorgaande maanden.
Intussen werkte de Duitse wapenindustrie op volle toeren en moesten er honderdduizenden Duitsers extra naar het leger. De nazi’s eisten steeds meer mannen op die waren vrijgesteld omdat ze in de industrie of elders werkten. Bovendien werden marine- en luchtmachttroepen opgeleid voor gevechten te land. In korte tijd waren er dertig nieuwe infanteriedivisies, plus heel wat bijkomende pantsertroepen.
Hitler achtte de tijd gekomen om opnieuw in de aanval te gaan. Sinds de enorme Slag bij Koersk in de zomer van 1943 hadden de Duitse legers geen offensief meer gevoerd.
Op 16 september riep hij onverwachts zijn voornaamste militaire medewerkers bijeen in zijn hoofdkwartier. “Ik heb een gewichtige beslissing genomen. Ik ga over tot een tegenaanval”, zei Hitler (die de gewoonte had over zijn legers te spreken in de eerste persoon enkelvoud!). Hij stapte naar een kaart en wees de Ardennen aan. “En wel hier, in de Ardennen, met als doelwit Antwerpen.”
De Duitse propagandafilm hierboven schetst een zeer enthousiast en zegezeker beeld van de eerste dagen van het Duitse offensief ( 8 minuten, ondertiteld).
Dwars door de Ardennen
De moeilijk toegankelijke Ardennen leken eens te meer de Duitsers de gelegenheid te geven om een numeriek superieure vijand te verslaan. In mei 1940 hadden ze de geallieerden al verrast door via de Ardennen naar Frankrijk door te stoten en zo een grote overwinning te behalen.
De geallieerde aanwezigheid in de Ardennen beperkte zich tot enkele Amerikaanse divisies, want daar was het vrij stil. De strijd concentreerde zich ten noorden daarvan, rond Aken, en ten zuiden, bij de Saar.
Het Duitse plan bestond erin om door een massale aanval vanaf de Duitse grens tussen Monschau en Echternach snel door te dringen tot de Maas en dan op te rukken naar Antwerpen. De geallieerden zouden zo hun belangrijkste haven verliezen en bovendien zouden hun legers in tweeën gesplitst worden. Door een daaropvolgende Duitse aanval vanuit Nederland, zouden de geallieerde legers in het noorden worden ingesloten en vernietigd.
Het plan hield een enorm risico in omdat de Duitsers hun laatste middelen in de weegschaal wierpen, terwijl de geallieerden over vrijwel onbeperkte reserves beschikten, zelfs als het offensief een succes zou worden.
Hitler hoopte echter dat hij zijn vijanden een zodanig zware slag kon toedienen dat de geallieerden bereid zouden zijn over vrede te praten. Bovendien rekende hij op – volgens hem – groeiende verdeeldheid tussen enerzijds de westerse mogendheden en anderzijds de Sovjet-Unie. De Anglo-Amerikanen zouden toch niet toelaten dat heel Oost- en Midden-Europa communistisch werd? Zulke veronderstellingen waren puur wishful thinking, want de geallieerde leiders waren bereid hun geschillen ondergeschikt te maken aan de totale overwinning op nazi-Duitsland.
Toen de hoogste Duitse bevelhebbers het plan onder ogen kregen, hadden ze bezwaren. Veldmaarschalk von Rundstedt, de opperbevelhebber in het westen, en veldmaarschalk Model, opperbevelhebber van Legergroep B (waartoe de legers van het offensief behoorden), vonden het te ambitieus om 200 km ver door te stoten tot Antwerpen. Ze stelden een beperkter offensief voor tot aan de Maas bij Luik. Maar Hitler wenste geen “kleine oplossing” en hield voet bij stuk. Beide veldmaarschalken gingen uiteindelijk akkoord.
Grotere bezwaren kwamen er van generaal Guderian, de chef van de generale staf, die in feite de leiding voerde over het Oostfront nu Hitler zich met het westen ging bezighouden. Guderian vond dat in de eerste plaats het Oostfront moest worden versterkt omdat daar een nieuw zeer zwaar offensief van het Rode Leger dreigde. Hitler had er geen oren naar.
Het enige waar de Führer op toegaf, was de begindatum. Die was aanvankelijk voorzien voor 25 november, maar werd meermalen uitgesteld, uiteindelijk tot 16 december. Het weer speelde daarbij een belangrijke rol. De geallieerden hadden een groot overwicht in de lucht, maar bij slecht weer konden hun vliegtuigen niet opstijgen, iets waar de Duitsers van wilden profiteren.
Absolute geheimhouding
Het plan voor het offensief werd nog maar eens met de gebruikelijke Duitse Gründlichkeit uitgevoerd. Liefst 68 divisies werden in stelling geplaatst. Er werden 775 tanks ingezet, waaronder de 70 ton zware Königstiger, een van de zwaarste tanks ooit.
Voor de tanks en andere voertuigen was er echter maar weinig brandstof. Ook de toegekende munitievoorraden waren beperkt.
Omdat het succes afhing van de verrassing, moest de hele operatie worden geheimgehouden. Daar slaagden de Duitsers wonderwel in.
Een voordeel daarbij was dat de troepen werden gelegerd in de Eifel (de Duitse kant van de Ardennen). In de dichte bossen aldaar konden ze zich gemakkelijk verbergen voor vijandelijke verkenningsvliegtuigen.
De Duitsers maakten ook geen gebruik van de radio. Een groot aantal radioberichten zou aandacht opwekken. En, vooral: ze realiseerden zich intussen dat de geallieerden hun befaamde Enigma-codes al een tijd konden ontcijferen. Daarom werden de bevelen doorgegeven via koeriers. Er werden wel valse berichten met de radio verspreid.
De operatie kreeg aanvankelijk de naam ‘Wacht am Rhein’ om de indruk te geven dat het ging om de Rijn te verdedigen. Later werd die veranderd in ‘Herbstnebel’ (herfstnevel).
Iedereen die van de plannen op de hoogte werd gesteld, moest een eed van geheimhouding afleggen. Op indiscreties stond de doodstraf.
Iedereen werd zo laat mogelijk verwittigd van de operatie. Zelfs von Rundstedt en Model kregen er maar op 22 oktober iets van te horen, meer dan een maand nadat Hitler er eerst over gesproken had (hoewel de geallieerden vaak van het “von Rundstedt-offensief” spraken, was hij niet bij de voorbereidingen betrokken).
De divisiecommandanten vernamen de orders pas op 8 december, de troepen zelf amper enkele uren voor ze zouden aanvallen. Die laattijdigheid zorgde wel eens voor problemen bij de voorbereidingen.
Geheim was uiteraard ook de inzet van speciale SS-troepen die met Amerikaanse uniformen in Amerikaanse voertuigen zouden worden uitgestuurd om de Amerikaanse troepenbewegingen in de war te sturen.
Hoe dan ook beseften Hitler en zijn generaals dat Duitsland zijn laatste kaarten aan het spelen was. Alles moest werkelijk meevallen om het offensief te doen slagen. Bij tegenslag zouden ze geen nieuwe kans meer krijgen. En die tegenslag zou er vrij snel komen...