Direct naar artikelinhoud
Interview

‘Mama trekt zich niets aan van wat andere mensen denken. Ik vind dat heel sterk’: de zonen van Sigrid Spruyt

‘Mama trekt zich niets aan van wat andere mensen denken. Ik vind dat heel sterk’: de zonen van Sigrid Spruyt
Beeld Carmen De Vos.

Twee namen die vaak terugkeren in Dagboek van een ijsbeer van Sigrid Spruyt, over haar eerste seizoen als winterzwemmer, zijn die van zonen Nils en Andreas Vlaeminck. Twee heel verschillende karakters – de ene een rationele dokter, de andere een rebelse dromer – maar allebei met een heldere blik op de wereld: ‘Onze generatie heeft er geen idee van wat ze nog allemaal zal meemaken.’

Tijdens de fotoshoot poseren ze gewillig met hun drieën – of vieren, als poes Whisky zin heeft om erbij te komen – maar als we het interview beginnen, gaat moeder Sigrid de deur uit: “Anders zullen jullie misschien niet vrijuit praten.” Zorgen hoeft ze zich niet te maken: in de twee uren die volgen, hebben Andreas en Nils niets dan lof: “Mama is een supervrouw.”

Moederskindjes!

Andreas: “(lacht) Misschien wel. Ik heb een vrij zware puberteit gehad: ik had geen zin in school en verzette me tegen het gezag. Ik heb het mama niet makkelijk gemaakt. En toch heeft ze ons ongelooflijk liefdevol opgevoed. Daar ben ik haar enorm dankbaar voor. En we hebben ook een goede vader. Echte moederskindjes zou ik ons dus niet noemen. We hebben gewoon chance gehad met twee goede ouders.”

Was ze een strenge moeder?

Nils: “Streng is niet het juiste woord. Zij was wel degene die regels oplegde. Mama en papa zijn gescheiden toen wij heel jong waren. Wij wisselden om de week, en bij papa was alles heel los. Speelden we videospelletjes, dan mochten we zelf kiezen hoelang we doorgingen. Mama was kordaat: maximaal één uur per dag. Ze was ook heel consequent: er viel niet te onderhandelen.”

Andreas: “Ik kwam vaak met een opmerking in mijn schoolagenda thuis. Dan was ik vooral bang voor de reactie van mama: je kon er donder op zeggen dat ze een preek zou houden. Papa niet: je moest het al echt uithangen om hem kwaad te krijgen. Maar áls het gebeurde, ging het er wel hevig aan toe.”

Hebben jullie nooit opgeworpen dat iets bij jullie vader wel mocht en bij jullie moeder niet?

Andreas: “We wisten héél goed dat we dat argument niet moesten gebruiken.”

Nils: “Mama was ook niet onredelijk. Ze had het beste met ons voor, dat voelden we als kind al goed aan. Dan kun je je niet verongelijkt voelen.”

Hadden jullie het moeilijk met de scheiding?

Nils: “In het begin wel, omdat je de ene ouder mist als je bij de andere bent. Maar de situatie werd heel snel normaal. Zo heb ik dat toch ervaren. Het werd een deel van ons leven: elke week vulden we een grote tas die heen en weer ging.”

Andreas: “De Zak! Die was ik helemaal vergeten!”

Nils: “We vulden die met kleren en spullen die we wilden meenemen. Het enige vervelende was soms dat die ene broek of trui die je wilde dragen, op het andere adres lag.”

Andreas: “De scheiding heeft ons ook gevormd: Nils en ik hebben een heel sterke band omdat we alles als een team hebben getrotseerd.”

Konden jullie ouders nog met elkaar communiceren?

Nils: “Dat was soms moeilijk.”

Andreas: “(snel) Maar dat moet je eigenlijk aan hen vragen. Hoe ze met elkaar omgingen, dat vonden wij hun zaak. Nog altijd.”

Jullie moeder was nieuwsanker van 1991 tot 2007. Ze moest vaak ’s avonds werken: kon ze dat combineren met de zorg voor twee kleine kinderen?

Nils: “Ze deed het gewoon. Ik denk daar de laatste tijd vaak aan terug, want ik werk nu zelf lange dagen. Hoe zij dat deed met twee kinderen, dat kan ik niet bevatten. De VRT heeft een kinderopvang voor de kinderen van werknemers, en daar gingen we overdag naartoe. Maar mama moest ’s avonds nog doorwerken, en dan was de opvang dicht. Dan mochten we bij haar op de redactie blijven. Ze heeft vaak de teksten voor het journaal geschreven met een van ons tweeën op schoot. En even later ging ze live in de ether voor een miljoen kijkers. Ongelooflijk, toch?”

Andreas: “Ik herinner me nog mijn vaste mopje: Wim de Koffiefilter, in plaats van Wim De Vilder. Dat vond ik toen hilarisch.”

Nils: “Volgens mij heeft mama in twintig jaar tijd even hard gewerkt als anderen in veertig jaar. Maar zij is een heel sterke vrouw: ze neemt het er gewoon bij, zeker als het over haar kinderen gaat. Je hebt gevers en nemers, en mama is een maximaal gevende persoon. Als een van ons jarig was, bakte ze de mooiste taarten, hoe druk ze het ook had. Compleet met brandweerwagens of trommels met stokjes. Ze moet daar uren aan gewerkt hebben. En ze heeft geen enkele verjaardag overgeslagen.”

Andreas: “Dat doet me eraan denken: ik heb ooit een echte trommel met stokjes gekregen. De tweede dag staken die daar al door. Ik was een kleine geweldenaar, achteraf gezien. (lacht)

Kregen jullie veel reacties op het feit dat jullie mama elke dag op tv kwam?

Andreas: “Weinig. Eén leerkracht Nederlands was wel wat opgewonden. Die was fan van mama, denk ik. Terecht ook, hè. Mama was een geweldige nieuwslezeres.”

Zelf heeft ze destijds de richting Latijn gevolgd. Verwachtte ze ook van jullie goede schoolresultaten?

Andreas: “Ja. Maar bij Nils ging het vanzelf. Ik ben jonger, dus ik kreeg vaak les van leerkrachten bij wie hij al had gezeten. ‘Vlaeminck?’, vroegen ze dan. ‘De broer van Nils?’ De eerste dagen kon ik de schijn nog ophouden dat ik even slim was, maar zeker voor wiskunde en de wetenschappelijke vakken was ik geen hoogvlieger.”

Nils: “Maar mama heeft nooit geëist dat we Latijn zouden volgen of supergoede punten zouden hebben. Ik denk dat jouw frustratie meer uit jezelf kwam: je wilde Latijn volgen zoals zij en ik.”

Andreas (links): ‘Raymond heeft ons leren skiën.’ Nils: ‘En snowboarden. Maar hij is heel gefocust op zijn liefdesleven en zijn muziek. Wij hoorden daar niet bij.’Beeld Carmen De Vos.

Andreas: “Ik had toen ook een enorm ego. Ik vond dat ik niet moest studeren: ik zou er wel door mijn genialiteit komen – wat natuurlijk niet is gelukt. Na verloop van tijd werd het een mop onder mijn vrienden: ‘Andreas heeft weer 9 op 100.’ In het vierde en het vijfde jaar ben ik blijven zitten. Toen was ik 18, en ik was de school grondig beu. De leerkrachten deden ook erg uit de hoogte. Ik kon daar niet mee om en ben toen gaan werken.”

In Dagboek van een ijsbeer omschrijft je moeder jou als ‘mijn rebelse Andreas’.

Andreas: “Dat klopt misschien wel, maar ik wil niet per se rebels zijn of me ergens tegen afzetten. Ik ben het liefst zo vrij mogelijk. Ik laat me niet beperken door culturele normen.”

Nils: “Ik zou hem eerder onconventioneel dan rebels noemen. Hij verzet zich niet actief ergens tegen, wel passief.”

Heb je dat van je moeder? Zij lijkt ook niet van platgetreden paden te houden: ze heeft de VRT destijds resoluut de rug toegekeerd. En haar man zei eens: ‘Ze bezit de kunst om me vrij te laten.’

Andreas: “Ik weet het niet. Ik ben gewoon zo. Ik volg mijn intuïtie.”

Nils: “Mama trekt zich niets aan van wat andere mensen denken. Ik vind dat heel sterk. Ze heeft nooit gezegd dat we ook zo moesten leven, maar we hebben natuurlijk haar voorbeeld gezien. Ik ben wel veel traditioneler ingesteld.”

Andreas: “Ik heb ondertussen toch mijn diploma gehaald, via het volwassenenonderwijs. Dat lag me veel beter. Je staat gewoon op als je naar het toilet moet of een frisse neus wilt halen, en je spreekt de leerkrachten aan met de voornaam. Daar hangt niet zo’n belerend sfeertje als op de middelbare school.”

Ben je intussen aan het werk?

Andreas: “Ik heb een tijdje bij Takeaway.com gewerkt, de leveringsdienst van pizza’s en zo. Dat was fantastisch: we begonnen er met een groep vrienden als koerier, en we wisten ons gaandeweg op te werken tot verantwoordelijke. Maar het bleef niet duren.”

Nils: “Te veel solidariteit onder werknemers kan hogerop een probleem zijn, zeker in sectoren waarin vaak met dagcontracten wordt gewerkt. Mensen die elkaar graag hebben, kun je niet tegen elkaar uitspelen. Zo is dat verkeerd afgelopen.”

Andreas: “Binnenkort ga ik waarschijnlijk aan de slag bij een beveiligingsfirma. Ik vind dat ik goed met gezag om kan, dus wie weet waar dat me nog brengt. Intussen ben ik ook volwassener geworden: ik werk graag onder een goede leider, en het geeft me ook voldoening om zelf de plak te zwaaien. Een schakel in een ketting zijn, dat vind ik fijn. Maar ooit ga ik nog iets studeren. Ik heb altijd een academicus in mezelf gezien.”

Je moeder beschrijft in haar boek hoe je djembé speelt in het park.

Andreas: “Als kind was ik niet te houden. Ik kon geen acht uur stilzitten op school, ik moest overal op tikken met mijn pennen en potloden. Nu speel ik djembé en conga. Louter voor het plezier, want ik treed niet op en ik speel ook niet samen met anderen.”

Nils: “Muziek maken is echt iets van Andreas. Mama en papa zijn niet muzikaal, en ik al helemaal niet. Dat vind ik wel jammer, het lijkt me fijn om een instrument te kunnen bespelen. Andreas zegt me dat ik het zou kunnen leren, maar ik heb er geen talent voor. Het zou te moeizaam gaan en ik zou het niet volhouden.”

Was jij een rebelse puber, Nils?

Nils: “Dat viel best mee. Er waren weleens kleine ruzies, maar dat ging over futiliteiten: opruimen of afwassen, zoals bij elke puber. Zeker niets dramatisch.”

Volgens je moeder was je een ernstig kind: jij vroeg haar of mensen ooit níét nadenken.

Nils: “Ik was wel een denker, ja. Nog altijd.”

Andreas: “Nils is de slimste mens die ik ken. Hij denkt over alles na, en hij weet ook alles.”

Wat was haar antwoord op die vraag?

Nils: “Dat weet ik niet meer. Maar ik heb intussen zelf het antwoord gevonden: je moet gewoon moe genoeg zijn. Nu ik zo hard werk, kan ik ’s avonds in de zetel ploffen en gedachteloos tv-kijken.”

Andreas: “Brain dead. Maar in bed razen de gedachten door mijn hoofd, en dat helpt niet als je in slaap wilt raken.”

Nils: “In slaap vallen vind ik fascinerend: wanneer precies ga je over van denken naar slapen? Achteraf kun je niet zeggen: ik was dát aan het denken toen ik in slaap viel. Die laatste minuten zijn weg. Dat boeit me.”

Je hebt geneeskunde gestudeerd. Was dat een jeugddroom?

Nils: “Nee, eigenlijk niet. Na het zesde middelbaar moet je een richting kiezen en geneeskunde was voor mij een van de opties. Als ik die open wilde houden, moest ik deelnemen aan het ingangsexamen, dus heb ik me ingeschreven. Ik was geslaagd, en toen kon ik bijna niet anders dan geneeskunde studeren. (lacht)

Andreas: “Iemand zoals jij kan alles worden. Dan is het lastig om te moeten kiezen. Maar ik ben blij in jouw plaats dat je de stap hebt gezet. Je bent nu toch maar mooi dokter Vlaeminck.”

Je werkt als assistent-anesthesist in het UZA. Bevalt het je?

Nils: “Het werk is heel leuk, alleen moet ik heel veel uren werken. Terecht, want er is veel te leren. Maar het vraagt wel een opoffering. Daar was ik me vooraf niet van bewust. Mensen hadden me gewaarschuwd, maar als je het niet zelf hebt gedaan, kun je je dat niet voorstellen. Ik doe mijn werk erg graag, maar ik zou wel iets vaker thuis willen zijn. Ik heb tijd te weinig voor alle andere dingen die ik wil doen.”

Andreas: “Het is een goed teken als er te weinig uren in een dag zijn. Dan ben je goed bezig.”

Het valt op hoe verschillend jullie zijn, terwijl jullie toch dezelfde opvoeding hebben gekregen.

Nils: “Andreas is jonger en kon zich minder verantwoordelijk gedragen. Daar kon ik wel gefrustreerd door raken – ik hoef er maar aan te denken en ik voel die frustratie opnieuw. Ik herinner me bijvoorbeeld dat we eens buiten aan de supermarkt stonden en mama nog iets moest doen. ‘Blijven jullie even bij de tassen’, zei ze. Waarop Andreas achter haar aan liep. Hij was de jongste, hij kon gewoon foert zeggen. Had ik dat ook gedaan, dan waren onze tassen weg geweest. Dus ik moest wel blijven staan.”

Andreas: “Ik heb inderdaad vaak gedacht: Nils lost het wel op. (grijnst)

Jullie waren 5 en 8 jaar toen jullie moeder een relatie begon met Raymond van het Groenewoud. Heeft ze dat snel aan jullie verteld?

Nils: “Ik weet niet meer hoe dat exact is gegaan. Het is al lang geleden.”

Hadden jullie een goed contact met hem?

Nils: “Het ging.”

Andreas: “Het was Raymond niet om ons te doen, maar wij hadden daar geen problemen mee. Het heeft nooit gebotst, en we hebben zelfs mooie herinneringen: hij heeft ons leren skiën.”

Nils: “En snowboarden, in mijn geval. Maar Raymond is heel gefocust op zijn liefdesleven en zijn muziek. Wij hoorden daar niet bij.”

Ze praten niet veel over hun huwelijk. Uit het dagboek van jullie moeder blijkt dat ze in het dagelijkse leven niet samen zijn. Hebben jullie het daar met haar over?

Nils: “Over haar huwelijksleven wil ik het niet hebben. Maar als kind denk je dat je ouders een soort supermensen zijn. Later, als je zelf volwassen bent, besef je dat zij ook hoogtes en laagtes kennen.”

Andreas: “Dat is zoals met leerkrachten. Als je jong bent, sta je er niet bij stil dat zij ook een leven buiten de schoolmuren hebben.”

Jullie moeder schrijft ook over haar ongeboren dochtertje, dat dit jaar 12 jaar geworden zou zijn: haar kindje met Raymond van het Groenewoud.

Andreas: “Dat moet voor haar een diepe wonde zijn geweest. Zeker als je weet hoeveel zorg en liefde zij kan geven.”

Nils: “Ze praat er niet zo vaak over. Maar als ze nog eens in dat ziekenhuis komt, merk je wel dat het sporen heeft nagelaten.”

Andreas: “Wij zullen het nooit kunnen aanvoelen zoals zij: voor ons is het iets dat niet heeft mogen zijn. Maar wij missen niemand.”

Nils: “We waren ook nog zo jong toen het is gebeurd. Veel weten we daar niet over.”

Iets helemaal anders: het klimaat speelt een grote rol in Dagboek van een ijsbeer. Toch kon jullie moeder jullie niet overtuigen om deel te nemen aan de klimaatmarsen.

Nils: “Mama is… ‘naïef’ wil ik niet zeggen, want dat is ze absoluut niet. Ze is minder cynisch dan wij. Ze gelooft meer in verbondenheid en in oplossingen die volgens ons niets zullen uithalen.”

Andreas: “‘Als iedereen maar op Groen stemt, komt het wel goed’, dat zul je ons niet snel horen zeggen.”

Nils: “Als wij iets doen, willen we resultaten zien.”

Kunnen de klimaatmarsen geen signaal zijn voor de Belgische overheid?

Nils: “Misschien wel. Maar wat haalt het uit? Ga eens na: hoeveel mensen wonen er in Europa? Vijfhonderd miljoen? En in Amerika nog eens driehonderd miljoen. Maar er zijn zeven miljard mensen op onze planeet.

“De realiteit is dat Europa tweehonderd jaar geleden is begonnen te industrialiseren en dat de welvaart navenant is gestegen. Dat gebeurt nu in Afrika en Azië. Prima, zo haal je mensen uit de armoede. Maar de keerzijde is dat het een enorme impact op het milieu heeft. Die mensen willen óók op grotere voet leven. Als zes miljard mensen een grotere ecologische voetafdruk hebben, hoe kunnen die paar extra windmolens bij ons dan een verschil maken?”

Wat moet er dan gebeuren?

Andreas: “We zijn ons aan het vergalopperen. Het is tijd om gas terug te nemen.”

Nils: “Maar dat is niet mogelijk. Je kunt niet tegen de mensen in Afrika of Azië zeggen: ‘Sorry, we hebben een probleempje, jullie moeten nog wat langer in hutten wonen.’”

Dus is er weinig hoop?

Andreas: “Ik vind van wel. Ik ben een aanhanger van Etienne Vermeersch: hij had het over de overbevolking als een moreel filosofisch probleem. Hij vond dat elke vrouw wereldwijd maar één kind mag baren, en dat voor een periode van honderd jaar. Dat is de enige manier om de meeste problemen op te lossen die onze soort bedreigen. Anders zullen we uitsterven.”

Nils: “Ik ga daar niet mee akkoord. Zoiets zal pas lukken als het niet anders kan, omdat de natuur het oplegt.”

Andreas: “Waar Nils en ik het wél over eens zijn, is dat een deel van die klimaatmarcheerders niet alleen staat te betogen voor onze soort of de planeet, maar vooral omdat ze zich daar goed bij voelen. Omdat ze denken dat ze iets doen, en omdat ze bij een beweging horen.”

Nils: “Dat is te vergelijken met de solidariteit voor baby Pia. (tegen Andreas) Heb je dat gevolgd?”

Andreas: “Nee.”

Nils: “Die peuter had een medicijn nodig dat 2 miljoen euro kost. Er werd een campagne op het getouw gezet: mensen konden sms’en om geld te doneren. In twee dagen tijd was die som opgehaald. Het was een hype, je kon op Facebook posten dat je had geholpen en dat gaf iedereen een goed gevoel. Maar het is natuurlijk geen structurele oplossing.”

Andreas: “Ik wil zeker niet beweren dat de klimaatjongeren egocentrische mensen zijn, maar het gaat niet alleen over ecologisch een verschil maken. Je kunt ook altijd méér doen om een nog kleinere afdruk na te laten. Doe dan liever dat, in plaats van energie te verbruiken om in Brussel te geraken.”

Nils (links): ‘Mama is minder cynisch dan wij.’ Andreas: “Als iedereen maar op Groen stemt, komt het wel goed’, dat zul je ons niet snel horen zeggen.’Beeld Carmen De Vos.

Leidt het klimaat soms tot verhitte discussies aan tafel?

Nils: “(glimlacht) Nee, mama gaat confrontaties het liefst uit de weg. Ze streeft altijd naar harmonie. Ik herinner me hoe Andreas en ik vroeger met elkaar discussieerden. Dat kon pittig zijn. Maar het was puur inhoudelijk, we waren niet kwaad op elkaar. Mama zei dan: ‘Stop met ruziemaken.’ Dat doet ze eigenlijk nog altijd. Maar je zult haar niet snel horen zeggen: ‘Je hebt gelijk.’”

Andreas: “Als we vinden dat we redenen hebben om ergens van overtuigd te zijn, is het niet makkelijk om ons van mening te doen veranderen. Dat typeert ons alle drie.”

Letten jullie zelf op jullie voetafdruk?

Nils: “Ik deel een auto met mama, maar dat is vooral uit praktische en financiële overwegingen.”

Andreas: “Ik rijd niet met de auto, dat is milieuvriendelijker. En ik zou durven dagdromen achter het stuur: ik bespaar me liever de ongelukken. Ik beweeg ook graag: ik hou van fietsen en hardlopen.”

Nils: “De klimaatkwestie lijkt soms een nieuwe religie: mensen begaan zonden en moeten zich dan schuldig voelen. Dat doe ik dus niet. Ik ga me niet generen omdat ik met de auto op skireis vertrek. Je moet je tegenwoordig ook slecht voelen als je het vliegtuig neemt – ‘Flugscham’ noemen de Duitsers dat.”

Andreas: “Ik neem één keer per jaar het vliegtuig en daar lig ik niet wakker van. Wat me wel stoort, is het overmatige verbruik van plastic: koekjes die apart verpakt worden, daar kan ik niet bij. Dat verpakkingen eindigen in een plasticsoep in de oceaan kan me doen walgen.”

Zijn jullie geïnteresseerd in politiek?

Andreas: “Pff, nee. In verkiezingstijd slaan de politici helemaal door en beginnen ze elkaar te beledigen: dat is lachen. Maar het maakt me niet warm voor hun zaak. De problemen zijn zo groot en zo globaal dat de Verenigde Naties die eigenlijk moeten aanpakken. Ik heb trouwens nog niet gemerkt dat er geen regering is.”

Nils: “Er is wel al een Vlaamse regering en die heeft de woonbonus afgeschaft. Dat voelen mensen toch. Als je nu een huis wilt kopen, loop je tienduizenden euro’s belastingvermindering mis.”

Jullie moeder beschrijft in haar dagboek dat ze na de verkiezingen in mei het tv-toestel uitzette toen bleek dat Vlaams Belang de grote winnaar was. En jullie?

Nils: “Zij reageerde vanuit haar gevoel. Ik bekijk het rationeler en zoek naar verklaringen.”

Dat doet zij in haar boek ook: ze komt uit bij de pers en de vrije markt.

Nils: “Volgens mij heeft de overwinning van Vlaams Belang dezelfde oorzaak als het klimaatprobleem: het liberale kapitalisme. Door de economische groei en de globalisering hebben mensen meer middelen en dus ook meer mogelijkheden. Dat heeft een impact op het milieu, maar het leidt ook tot migratie. Inwoners zien hun wijk veranderen en sommigen vinden dat een groot probleem. Zij willen dat alles blijft zoals het is.”

Andreas: “Je hebt mensen die globalistisch denken en zich vooral zorgen maken over het milieu. En je hebt mensen die lokaal en traditioneel denken: die liggen wakker van immigratie. Zo simpel is het eigenlijk.”

Nils: “Ik denk dat we daar nog maar het begin van hebben gezien. De situatie wordt steeds extremer, en dan zoeken mensen naar extreme oplossingen.”

Andreas: “Onze generatie heeft er geen idee van wat ze nog zal meemaken. Vroeger veranderde er nauwelijks iets in een mensenleven, nu gaat het allemaal razendsnel. Wie durft te voorspellen hoe onze samenleving er over tien of twintig jaar zal uitzien? Maar ik wil met een positieve noot eindigen: het kan ook goed komen. Mama zegt altijd: ‘Je moet erin geloven, dan kan alles.’ Laten we daar maar van uitgaan.”

Sigrid Spruyt – Dagboek van een ijsbeer, Houtekiet

‘Mama trekt zich niets aan van wat andere mensen denken. Ik vind dat heel sterk’: de zonen van Sigrid Spruyt

© Humo