Direct naar artikelinhoud
Economie

‘Investeren voor het vaderland’: is het tijd voor een nieuwe Volkslening?

Een sociale woonwijk in Zomergem.Beeld Wouter Van Vooren

Zouden we ons spaargeld niet inzetten om sociale woningen te bouwen, of de duurzame transitie te bekostigen? De Belg kan de eigen economie ondersteunen en zijn opgepotte spaargeld doen werken voor het vaderland. Tijd voor een nieuwe Volkslening.

Ondanks de minimumrente van 0,11 procent blijft het spaarboekje voor de meeste Belgen een vaste veilige haven. En dus hebben we met z’n allen nu de gigantische som van 278 miljard euro op Belgische spaarboekjes staan. Geld waarvan je je kunt afvragen of dat niet productiever aan het werk kan worden gezet. Tegelijk zijn de noden in de samenleving groot. Het gros van ons woningenbestand is niet duurzaam. Volgens de meest recente cijfers stonden er in 2018 in Vlaanderen ook nog eens 153.910 personen op een wachtlijst voor een sociale woning. Die wachtlijst groeit sneller dan de schimmel op de muren van verwaarloosde huizen. En dan spreken we nog niet over de broodnodige energietransitie of de renovatie van ons wegennet. 

Zou een Volkslening niet tegemoet kunnen komen aan beide vaststellingen: een hogere return voor de spaarder én een boost in de economie via die middelen aangedragen door de burger? “Het doel is nobel en de maatschappelijke noden zijn niet gering”, zegt Hans Bevers, hoofdeconoom van Bank Petercam Degroof. “Bovendien zijn spaarboekjes al bijna een decennium verliesboekjes na inflatie.” Dat ‘slapende’ spaargeld is ook al lang een doorn in het oog van economen en beleidsmakers. Toenmalig federaal minister van Economie Johan Vande Lanotte (sp.a) lanceerde in 2014 de Volkslening, als een fiscaal voordelige variant op de kasbon of de termijnrekening. Volksleningen lopen minstens voor een periode van 5 jaar. Peter Vanden Houte, hoofdeconoom van ING: “Slapend spaargeld bestaat eigenlijk niet, want tegenover dat spaargeld aan de ene kant van de bankbalans staan kredieten aan particulieren, bedrijven en de overheid. Dit gezegd zijnde, er is wel degelijk noodzaak aan meer overheidsinvesteringen, want die branden al jaren op een laag pitje en de negatieve gevolgen daarvan zijn duidelijk zichtbaar”, stelt Vanden Houte. 

De bank hoeft het niet

De Volkslening van 2014 werd een relatief succes: in totaal werd meer dan 2,1 miljard euro opgehaald. Geld dat banken investeerden in projecten met een maatschappelijke meerwaarde, zoals scholen en rusthuizen. Maar na een veelbelovende start, verloor het snel zijn aantrekkelijkheid. Deels door de dalende rente, deels omdat de regering-Michel eind 2015 het fiscaal voordeel afschafte. Nu betaal je 30 procent roerende voorheffing, initieel was dat 15 procent. Peter Vanden Houte: “De vorige volkslening was eigenlijk een bancair product, waarbij de spaarder zijn geld voor een lange tijd vastzette en de opbrengst ging naar de financiering van de economie. Het verschil is dat gewoon spaargeld onmiddellijk opvraagbaar is en de volkslening de banken in feite een langere termijnfinanciering geeft.” Maar het probleem vandaag is niet een tekort aan liquiditeiten. Er is met andere woorden geld genoeg in omloop, en dat aan een gunstig tarief. Vanden Houte neemt er de laatste interbancaire rentestanden bij. “Enerzijds is de marktrente op vijf jaar negatief en kunnen de banken via de ECB ook iets langere financiering krijgen aan een rentevoet van -0,50 procent.” Vrij vertaald komt het hier op neer: enig rendement voor de spaarder zit er absoluut niet in, want banken gaan niet meer betalen dan de marktrente. Ze hebben met andere woorden uw spaargeld niet nodig, want dat is duurder voor hen dan wat ze op de financiële markten vandaag zelf kunnen ophalen.

Dat geldt eveneens voor de overheid. Die hoeft niet langs de normale weg van het banksysteem te passeren om gelden voor publieke werken op te halen. Zij zou dat gewoon kunnen doen via de uitgifte van overheidsobligaties. In 2011 deed toenmalig premier Yves Leterme dat voor het laatst. Die werd dan ook toepasselijk de ‘Leterme-bon’ gedoopt in de volksmond. De verkoop van die staatsbons werd een enorm succes. Particuliere beleggers kochten voor een recordbedrag van 5,7 miljard euro overheidspapier met looptijden van drie, vijf en acht jaar. Professor Paul De Grauwe ziet het niet gebeuren. “De Belgische overheid kan vandaag in de kapitaalmarkten miljarden vinden aan een interestvoet die zelfs negatief is.” Een decennium geleden zag de monetaire wereld er inderdaad helemaal anders uit. Om u een idee te geven: afhankelijk van het type en de looptijd kregen beleggers in de Leterme-bon tussen de 1,8 tot 3,5 procent nettorente. 

Hilde Crevits (CD&V) , Vlaams minister van Economie schetst dezelfde contouren. “De Vlaamse overheid kan vandaag tegen een heel lage rente lenen voor infrastructuurprojecten en dit op zeer lange termijn. Een volkslening wordt voor spaarders pas interessant als de overheid een premie kan geven die meer opbrengt dan wat financiële instellingen aanbieden, rekening houdend ook met de looptijd van de lening.” Samengevat: Er is wel degelijk nood aan meer overheidsinvesteringen, maar de marktomstandigheden zijn dermate dat er geen product met vaste rente op 5 jaar is dat de spaarder (significant) meer zou opbrengen dan een spaarboekje. En de overheid heeft niet de budgettaire luxe om zich te wagen aan een nieuwe geldverslindende fiscale gunstmaatregel.