Direct naar artikelinhoud
Jaarverslag Nationale Bank

De staat van het land: veel werk voor de boeg

Een arbeider aan de slag. Een Belgische werknemer kost 38 euro per uur, dat is nog steeds heel wat meer dan in de buurlanden.Beeld ID/Lieven Van Assche

Het jaarverslag 2019 van de Nationale Bank van België (NBB), dat vandaag wordt voorgesteld, leest als het rapport van België. Duurzaamheid, competitiviteit, tewerkstelling, koopkracht: gouverneur Pierre Wunsch maakt de rekening.

‘Huizenmarkt als aanjager economie’

Dat de wereldeconomie in 2019 vertraagde, had voor een deel te maken met de forse krimp in China. Daar liep de economische groei terug tot zijn laagste peil in dertig jaar, onder meer door de handelsspanningen met de Verenigde Staten. De internationale handel verzwakte daardoor merkbaar, en dichter bij huis waren er de brexitcapriolen die voor de nodige nervositeit zorgden.

Dat ons land het vanuit Europees perspectief niet zo slecht doet, heeft veel te maken met de consument. “Hoewel de particuliere consumptie voor een derde jaar op rij is gedaald, stonden de huishoudens in het middelpunt van de Belgische groei”, merkt NBB-gouverneur Pierre Wunsch op. Applaus voor uzelf dus. Al is er ook wel een risicokantje aan verbonden.

De consument investeerde veel in vastgoed. “De lage rente houdt aan en trekt investeerders aan die op zoek zijn naar rendement”, zegt Wunsch. Zowel in de bouw van nieuwe woningen als bij de renovatie- en verbouwingswerken was een grote groei te zien. Ook de huizenprijzen gingen de voorbije jaren gestaag naar omhoog, iets wat de NBB argwanend in de gaten hield. 

De toezichthouder greep in om de kredietverlening binnen de perken te houden. “Het soepele monetaire beleid en de zeer sterke competitie op Belgische kredietmarkten hebben in 2019 geleid tot een dynamische kredietverlening”, aldus Wunsch. Om te vermijden dat dergelijke omstandigheden de continuïteit van de kredietverlening in gevaar zouden kunnen brengen, bijvoorbeeld in het geval van een conjunctuuromslag, maande de NBB de banken aan om extra buffers aan te leggen. In het geval van een zware recessie kunnen de banken met die buffer eventuele kredietverliezen opvangen. 

In het verleden is in verschillende landen gebleken dat een economische schok uit de vastgoedmarkt kan komen. In België hebben de huizenprijzen de jongste decennia nog geen noemenswaardige correctie gekend. Daardoor is bij beleggers, kopers en kredietverschaffers mogelijk een vals gevoel van veiligheid ontstaan. Wunsch merkt op dat de toegang tot huisvesting in veel landen een maatschappelijk probleem is. “Het draagt bij aan de indruk dat de jonge generaties het minder goed zullen doen.” 

Maar door die vele investeringen lijkt het woningaanbod zich, in verhouding tot het aantal huishoudens, te hebben aangepast aan de algemene behoeften. Dat kan, denkt Wunsch, een temperend effect hebben op de stijging van de huizenprijzen. Koppel daar de afschaffing van de woonbonus aan vast, en de grote vlucht van de huizenprijzen zou hiermee wel eens zachtjes ten einde kunnen lopen.

‘Duurzaamheid bekostigen met CO2-taks’

De klimaattransitie vergt veel investeringen. Volgens de OESO en de Europese Commissie zal het jaarlijks zo’n 1,5 tot 2 procent van het bbp kosten om de doelstellingen van Parijs te halen. Het spreekt voor zich dat dit niet uitsluitend het werk kan zijn van de overheden, laat Wunsch verstaan. De gouverneur pleit voor een CO2-taks op pan-Europees vlak. “Maar is dat ook politiek haalbaar?”, vraagt Wunsch zich vertwijfeld af. “Kijk naar de gele hesjes.”

“De transitie naar klimaatneutraliteit zal de werking van de economie veranderen. Dat vergt belangrijke aanpassingen van de productie- en consumptiepatronen, een verbetering van de energieprestaties van gebouwen, aanpassingen in de mobiliteit, aanpassingen in industriële processen.” Toch is Wunsch niet pessimistisch: “Wij zijn niet ver van competitieve groene energie, dat de basis moet vormen van de transitie.”

De onzekerheid over de kost is evenwel een drempel. Vooral ook omdat de huidige technologie niet voldoende zal zijn, denkt Wunsch. “We hebben al heel wat bereikt, maar de laatste 10 tot 20 procent zijn het moeilijkst en zullen het duurst worden.” Hij verwijst daarbij ook naar ons verouderde woningenbestand. Om dat te isoleren, moet je rekenen op 40.000 tot 60.000 euro per woning. Dat brengt het totale kostenplaatje voor ons land op een bedrag van rond de 200 miljard euro. Niet iedereen heeft dergelijke middelen, maar Wunsch zegt dat kredietverstrekking niet het juiste antwoord is. De schuldenlast kan ontaarden in een nieuwe crisis. 

En toch moet een deel van wat moet gebeuren op het conto van de private markt komen. Vandaar de CO2-taks, al laat de gouverneur in het midden hoe die er moet uitzien. Tegelijk is er nog te veel onduidelijkheid omtrent de regelgeving. De onzekerheid bij bedrijven en consumenten is nog heel groot. Ook de openbare sector loopt nog te veel achter op klimaatinvesteringen. Denk aan laadpalen voor elektrische wagens. En naast openbare klimaatinvesteringen is het ook zaak dat de regels snel duidelijk worden.

Pierre Wunsch, gouverneur van de Nationale Bank van België: "Het huisvestingsprobleem draagt bij aan de indruk dat de jonge generaties het minder goed zullen doen."Beeld BELGA_INTERNAL

‘Arbeidsmarkt doet beter, maar verdere hervorming nodig’

Het goede nieuws uit 2019 is dat, ondanks de vertraging van de bedrijvigheid, de werkgelegenheid nog verder toenam. Er kwamen netto 74.000 jobs bij, tegenover 66.000 jobs in 2018. De sectoren waar de werkgelegenheid het sterkst steeg, waren de handel, vervoer en horeca, de diensten aan ondernemingen en de gezondheidszorg. Enkel bij de banken en in de verzekeringssector was er een daling in de werkgelegenheid. Die jobgroei, sinds 2015 goed voor 314.00 jobs, wordt vanzelfsprekend ook duidelijk in de werkloosheidsgraad. In 2019 beliep die ratio 5,4 procent, een ongekend niveau sinds 1983. Tegelijk steeg de werkgelegenheidsgraad tot 70,7 procent, een recordniveau.

Pierre Wunsch merkt op dat dit het gevolg is van de verschillende maatregelen van de overheid. De daling van de lasten op arbeid, het verlengen van de loopbanen, en het sterker activeren van werklozen en inactieven. “De hervormingen werken”, oordeelt Wunsch. “De vermindering van de brugpensioenen is samengegaan met een stijging van de tewerkstelling en een daling van de werkloosheid.” 

Maar ondanks die positieve ontwikkelingen blijft de arbeidsmarktparticipatie relatief gering, aangezien de Belgische activiteitsgraad en de activiteitsgraad in alle drie de gewesten onder het Europese gemiddelde ligt, en ver achterblijft op die van de best presterende landen. Een derde van de personen op arbeidsleeftijd (15-64 jaar) is niet aan de slag, al zijn er grote verschillen tussen de drie gewesten. In Vlaanderen ligt de activiteitsgraad (71,8 procent) beduidend hoger dan in Brussel (65,5 procent) en, vooral, Wallonië (63,8 procent). 

Er is wel een kentering ingezet bij de activiteitsgraad van oudere werknemers (55+). De participatiegraad is quasi verdubbeld van 27,1 procent in 2000 tot 52,6 procent in 2018. Die stijging is vooral te wijten aan de leeftijdsgroep 55-59 jaar. De uitdaging bestaat er nu in zich te richten op het verhogen van de participatiegraad van de oudste leeftijdsgroep (60+). “Dat is al aan de gang, maar de inspanningen moeten worden voortgezet”, aldus Wunsch.

Sinds 2015 zijn er diverse maatregelen genomen om onder meer de competitiviteit te herstellen (de indexsprong, de taxshift en de loonkosthandicap). De toepassing van deze maatregelen heeft ertoe geleid dat de loonkosten minder snel gestegen zijn dan in de buurlanden. De loonkosten per uur blijven wel hoger dan bij de buurlanden. Terwijl een Belgische werknemer 38 euro per uur kost, kost eenzelfde werknemer in Duitsland 34 euro per uur, in Frankrijk 35 euro, en in Nederland 33 euro. 

Hoge loonkosten kunnen verantwoord zijn als ze gepaard gaan met een adequaat niveau van productiviteit van de werknemer. Daar wringt het schoentje: het productiviteitsniveau is in ons land nog wel hoog, maar neemt de voorbije jaren duidelijk minder toe. De vertraging van de productiviteitstoename wordt ook in de buurlanden opgetekend, maar is er minder uitgesproken, merkt Wunsch op. “Dit is een uitdaging voor de concurrentiepositie van ons land. Maatregelen om de productiviteitsgroei te doen aantrekken, zijn noodzakelijk.”

‘Inkomens gestegen, kosten ook’

Juicht! Het beschikbaar inkomen is in 2019 in reële termen gestegen met 2,5 procent – de grootste stijging sinds 2007. Het gemiddelde over de afgelopen vijf jaar is 1,3 procent, rekent de NBB. Dat is voornamelijk het gevolg van een effectieve loonsverhoging en van het feit dat er meer mensen aan de slag zijn. Ook de belastingverschuiving, die in januari 2019 werd doorgevoerd, liet de huishoudens netto meer overhouden. Globaal kwam dat neer op zo’n 2 miljard euro die we met z’n allen minder moesten ophoesten. Reken daar nog eens de daling van de energieprijzen bij, en er was een reële verbetering van onze koopkracht. 

Die rekening klopte evenwel niet aan de kant van de overheid, voornamelijk als gevolg van de forse daling van de ontvangsten. De inkomsten uit de vennootschapsbelasting en de verlaging van de heffingen op arbeid sloegen een gat. De NBB merkt niet voor het eerst op dat de maatregelen die werden genomen in het kader van de taxshift niet afdoende financieel afgedekt waren. Tegelijk stegen de uitgaven verder omdat de sociale uitkeringen toenamen, een gevolg van onder meer de vergrijzing van de bevolking. De lage rente kon dat maar ten dele compenseren.

‘Inkomens gestegen, kosten ook’
Beeld DM