Na ‘Als je eens wist’ piekt aantal meldingen van kindermishandeling

© belgaimage

Door Als je eens wist, het Canvasprogramma over kindermishandeling, hebben veel meer mensen gebeld met hulplijn 1712, de centra voor Kindermishandeling en Tele-Onthaal.

Veerle Beel

Tussen 10 en 27 februari kwamen er 429 oproepen binnen bij hulplijn 1712, of driekwart meer dan in dezelfde periode een jaar eerder. Ruim driehonderd personen belden of mailden over kindermishandeling. Bij tientallen oproepen ging het over kindermishandeling van vroeger.

‘De telefoon stond niet stil’, zegt Wim Van de Voorde, Vlaams coördinator van 1712. ‘De tv-documentaire van Hilde Van Mieghem heeft bij veel slachtoffers van vroeger misbruik iets losgemaakt. Ze contacteerden ons om hun verhaal te vertellen of met een concrete hulpvraag. Dat is goed, want wij zijn er ook voor hen.’

Voor de rest namen vooral volwassenen uit de omgeving van het kind contact met de hulplijn: ouders, stiefouders, grootouders of andere familie­leden, soms ook bezorgde buren of kennissen.

1712 is een hulplijn voor alle burgers – jong of ouder – die vragen hebben over geweld, misbruik en kindermishandeling. Ze is gratis en anoniem, en bereikbaar via telefoon en chat op werkdagen.

De vertrouwenscentra ­kindermishandeling zagen het aantal unieke meldingen met 25 procent toenemen. ‘We merken al een tijdje dat er meer professionals contact nemen met vragen over of vermoedens van kindermishandeling’, zegt Kristof Desair, directeur van het Vertrouwenscentrum in Vlaams-Brabant. ‘Dat is hoopgevend. We pleiten al langer voor een grotere alertheid voor de problematiek.’

Ook Tele-Onthaal noteerde een forse stijging. In vergelijking met andere tv-programma’s waarbij de info van Tele-Onthaal getoond wordt, werden er vier keer meer gesprekken over kindermishandeling gevoerd. Vooral de eerste uitzending veroorzaakte een piek. Er belden opvallend meer vrouwen dan gewoonlijk, en meer oudere mensen, die het over misbruik in hun jeugd wilden hebben, en over de gevolgen daarvan: gebrek aan zelfvertrouwen, schaamte, onmacht, gevoelens van verlatenheid en eenzaamheid.

Lees hier de getuigenissen van Nadja Lievero (51) en en Nicole Neyens (53) over kindermishandeling: ‘Ik heb vaak gedacht: sla mij, misbruik mij, maar zwijg alsjeblief!’

Getuigenissen kindermishandeling: ‘Ik dacht: sla mij, misbruik mij, maar zwijg alsjeblief!’

‘Ik heb me nooit normaal gevoeld, ook vandaag nog niet’, zegt Nadja Lievero. © Katrijn Van Giel

Door Als je eens wist, het Canvasprogramma over kindermishandeling, hebben veel meer mensen gebeld met hulplijn 1712, de centra voor Kindermishandeling en Tele-Onthaal. Twee getuigenissen over kindermishandeling.

 

Nadja Lievero (51): ‘Ik heb vaak gedacht: sla mij, misbruik mij, maar zwijg alsjeblief!’

‘Alle vaders doen dat’, kreeg Nadja Lievero (51) te horen toen ze tegen haar moeder vertelde dat ze seksueel werd misbruikt door haar stiefvader.

‘Natuurlijk heb ik naar Als je eens wist gekeken. Ik heb jaren gevochten om het onderwerp mee op de agenda te zetten. Ik kan niet zeggen dat het programma oude wonden heeft opengereten. Het heeft me wel doen beseffen dat er meer is gebeurd dan alleen het seksuele misbruik door mijn stiefvader. Hij kwam in mijn leven toen ik negen jaar was. Hij was vanaf het begin keilief en zorgzaam, zeker in vergelijking met wat ik daarvoor gewend was. Hij werd nooit boos en schreeuwde niet. Hij gaf me 20 frank om snoep mee te kopen, 20 frank! Ik was die man zo dankbaar.’

‘Vrij snel daarna begon het misbruik. We woonden in een oud huis zonder echte badkamer. Elke week gingen we naar de publieke baden, die toen nog bestonden. Mijn moeder ging met mijn halfzus onder de douche. En ik moest met hem mee in bad. Elke week opnieuw. Dat was niet oké. Ik heb het pas tegen mijn moeder durven te zeggen toen ik 16 was. Ze zei: “Alle vaders doen dat.” Bij haar had haar nonkel het gedaan. Ze drong erop aan dat ik het niemand zou vertellen, want dan zou “vake”, zoals we hem intussen noemden, naar de gevangenis moeten, en zij misschien ook. Ze zei dat ze hem wel zou vragen om ermee te stoppen als ik het niet leuk vond.’

‘Ik geloof niet dat hij een pedofiel was. Hij deed het om mij klein te houden. Het was machtsvertoon. Toen het misbruik stopte, nadat ik het mijn moeder had verteld, kleineerde hij me met woorden. Dat ik niets waard was, niets kon en nooit iets zou worden. Dat vond ik zo mogelijk nog verschrikkelijker. Lichamelijk en seksueel misbruik kon ik ergens plaatsen, omdat ik mij daarvan kon afsluiten. Van woorden kun je je niet afsluiten. Ik heb vaak gedacht: “Sla mij, misbruik mij, maar zwijg!” ’

‘Dat is je derde vader’

‘Wat er in de negen jaar voor de scheiding van mijn ouders is gebeurd, heb ik lang geminimaliseerd. Toen ze uiteen­gingen en we bij mijn stiefvader introkken, zei mijn wettelijke vader: “Saluut, en dat is nu je derde vader!” Daarmee wist ik dat hij mijn echte vader niet was. De hele weg naar school heb ik toen gedacht: “Wat een geluk, want het betekent ook dat ik niet zo slecht kan zijn als jij!”’

‘Mijn wettelijke vader zat aan de dop en ging in het zwart werken als hij geld nodig had om te drinken. Al zijn geld ging daaraan op, ook mijn moeder moest haar loon aan hem geven. We kregen vaker geen eten dan wel. Als wij al eens een cent van iemand kregen, gingen we er frieten mee halen of brood mee kopen. Hij deelde geregeld klappen uit. Zeg maar tegen de juf dat je tegen de deur bent gelopen, zei hij, en ik vertelde haar dat ik dat van hem moest zeggen. Van zo lang ik het me kan herinneren, heb ik het van de daken geschreeuwd. Maar het waren de jaren 70, hè. De meeste slachtoffers zeiden niets en wie wel iets zei, werd evenmin geholpen.’

‘Door naar een uitzending van Dr. Phil te kijken, heb ik me gerealiseerd dat ook mijn wettelijke vader zijn handen niet thuis hield. Hij ging toen niet zover als mijn stiefvader, maar hij raakte mij wel aan tussen mijn benen. Dat waren de eerste stappen, als het ware. Ook bij hem ging het om machtsmisbruik. En dan ook de vele verwijten: van hem, en van mijn moeder. Dat ik beter niet geboren was, dat ze een abortus had gewild, of dat ze me had willen afstaan. Misschien had ze dat laatste beter gedaan. Wie zal het zeggen?’

Zes zelfmoordpogingen

‘Mensen zeggen soms tegen mij dat ik niet zoveel achterom moet kijken. Doe ik ook niet. Wat geweest is, is geweest. Maar het speelt me wel parten. Als ik een been kwijt was, zou iedereen dat begrijpen, maar mijn rugzak is niet zichtbaar. Ik heb me nooit normaal gevoeld, ook vandaag nog niet. Ik voel me zelden volwassen. Het lijkt wel alsof ik ben blijven steken in die leeftijd van 16, 17 jaar. Alsof ik nog altijd dom ben. Ik voel me snel aangevallen. Mijn man zegt me geregeld dat ik niet zo snel in de verdediging moet gaan. We zijn al 31 jaar samen. Dat is wellicht meer zijn verdienste dan de mijne.’

‘In het begin van ons samenzijn heb ik hulp gezocht omdat ik last had met intimiteit. De hulpverlener zei dat ik “nee” moest leren zeggen als ik geen zin had. Dat was het niet. Ik wilde zo graag wat vaker voluit “ja” kunnen zeggen!’

‘Later ben ik in de psychiatrie beland. Ik heb zes zelfmoordpogingen gedaan. Zeker twee keer wilde ik echt dat het stopte. Het leven is schoon, zeggen ze, maar dat vind ik niet. Als het schoon was, zouden er geen slechte mensen geboren worden en zouden er geen goede mensen ongeneeslijk ziek worden.’

‘Onlangs is een goede vriendin overleden, ze had een tumor in haar hoofd. Ze was zo’n goed en levenslustig mens. Dan denk ik toch meteen: waarom moest zij gaan? Waarom niet ik? Ik leef graag, maar ik heb altijd angst dat er weer slechte dingen zullen gebeuren. Dat heeft niets te maken met de mensen om mij heen, maar wel met de drukte in mijn hoofd.’

‘Gelukkig zijn er onze kleinkinderen. Ze zijn vijf, drie en twee, en het maakt me heel trots als hun ouders vragen of ik op hen wil passen. Ik doe dat heel graag en het geeft ook zin aan mijn leven. En ik ben dol op mijn drie hondjes. Gek misschien, maar zij houden mij overeind.’

 

Nicole Neyens (53): ‘Mensen vinden het een wonder dat ik niet in de psychiatrie zit’

‘Ik ben blij dat mijn moeder dood is. En ik wil je vertellen hoe een dochter ertoe komt om zo’n uitspraak te doen.’ Dit is het verhaal van Nicole Neyens.

‘Ik ben geboren als middelste in een gezin van drie: ik had een ­oudere broer en een jongere zus. Mijn vader had nog drie kinderen uit een vorig huwelijk, maar zij waren allang het huis uit.’

‘Mijn moeder heeft me een leven lang duidelijk gemaakt dat ik niet gewenst was. Mijn vader daarentegen was geweldig: hij hield van kinderen en van ons. Hij deed het huishouden, bracht al zijn kinderen en kleinkinderen op zondag samen en maakte plezier. Hij compenseerde mijn moeder. Kreeg ik als enige geen cadeautje met kerst, dan stopte hij me geld toe. Draaide mijn moeder haar hoofd weg als ik haar een nachtkus gaf, dan kon ik bij hem terecht.’

‘Ik zag mijn vader sterven aan een hartinfarct toen ik twaalf was. Hij was 68. Vier jaar later stierf mijn broer in een auto-ongeluk. Hij was twintig. Mijn moeder raakte helemaal het noorden kwijt en er was niemand meer om te bufferen. Ik werd haar slaaf: ik ben maanden afwezig geweest op school omdat ik na de dood van mijn broer zeven op de zeven aan haar bed moest zitten. Ik moest alles doen: haar sigaretten aansteken, als levende afstandsbediening naast de tv zitten. Na papa’s dood moest ik sowieso al alleen het huishouden runnen. Toen ik weer naar school mocht, moest ik de kleren van mijn dode broer aan. Huilde ik, dan kreeg ik slaag. Vertelde ik haar dat haar schoonbroer me al sinds mijn achtste misbruikte, dan geloofde ze me niet.’

‘Ik heb als tiener geen tijd gehad voor huiswerk of studeren. Ik pende mijn taken tijdens de speeltijd over en deed de examens op basis van parate kennis. Maar ik wilde absoluut mijn diploma: ik wist dat mijn moeder me ooit uit huis zou zetten. Dat moment kwam op mijn negentiende. Toen verhuisde ze naar een kleiner appartement en daar bleek geen plaats voor mij. Ik startte na de vakantie met mijn hogere studies, maar ze wilde me geen cent betalen. Toen ik haar hierop tijdens de eerste herfstvakantie aansprak, werd ik definitief buitengezet. In de jaren 80 was je pas meerderjarig op je 21ste, dus ik had nergens recht op. Ik heb allerlei instanties geraadpleegd: het JAC, de jeugdrechter ... Ik heb uiteindelijk een advocaat genomen en het kindergeld en de studiebeurs die me toekwamen afgedwongen. Het was te weinig om rond te komen, dus ik werkte in de vakanties en weekends. Ik kreeg ook steun van mijn vriend en zijn ouders.’

‘Pas op mijn twintigste kwam er een sociaal onderzoek omdat de situatie met mijn zus tot een jeugdrechtbankzaak was geëscaleerd. Toen heeft voor het eerst iemand gezegd: “Wat voor een moeder heb jij eigenlijk?” Ik was zo opgelucht. Want als kind denk je dat het normaal is wat je elke dag meemaakt. Pas als je in andere gezinnen komt, begin je te twijfelen. Mijn jongere zus is nadien weggehaald bij mijn moeder, maar het was te laat. Ze was pas zeven toen mijn vader stierf en haar jeugd is nog meer getekend door pijn, verdriet, instabiliteit … Ze belandde in de prostitutie en raakte aan de drugs. Ze stierf op haar veertigste.’

Demonische grijns

‘Ik weet niet waarom mijn moeder was zoals ze was. Ze was de tweede jongste in een gezin van veertien, maar heeft volgens de verhalen van tantes een warme thuis gehad. Hoe diep de afwijzing bij haar zat, merkte ik vlak voor ze stierf, elf jaar geleden. Ze was in coma en toen ik haar zei dat ze mocht sterven en dat ze dan misschien een kans kreeg om het de volgende keer beter te doen, ging haar hartslag omhoog en verscheen er een ontzettend lelijke grimas op haar gezicht. Ze is gestorven met een demonische grijns die ik nooit zal vergeten.’

‘Mensen vinden het een wonder dat ik niet in de psychiatrie zit. Het is wel wat, inderdaad. Ik heb na jaren wachten op een zwangerschap een miskraam gehad. Daarna ben ik mijn eerste kind, een zoontje, prematuur verloren. Er zou nog een moeilijke echtscheiding volgen. Maar ik ben sterk. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik een keuze heb: om niet te worden zoals zij, om zelf een goede moeder te zijn voor mijn twee dochters, om trots te zijn dat ik er vandaag nog ben. Er waren momenten op een stoel met een strop om mijn nek, maar ik weet wat verdriet is en ik wilde het de mensen die mij graag zien niet aandoen. Er zit verzet in mij. En ik kan goed slapen (lacht). Ik denk dat dat mijn beste hulp is. Daarnaast probeer ik te leven in het hier en nu.’

‘Ik mis mijn moeder niet, wel mis ik de hechtheid van een grote familie. Die momenten op zondag waarop iedereen samen is. Maar mijn “eerste lijn” is weg: ik heb geen ouders, geen broers of zussen en mijn dochters hebben geen neefjes of nichten. Twee van mijn halfzussen zijn overleden, met de jongste heb ik geen contact meer. Ik heb wel mijn man en zijn zonen, mijn twee kinderen, de schoondochters en kleinkinderen en ik koester echte vriendschap. Maar zelfs van je beste vrienden kun je niet verwachten dat jij op de eerste lijn staat. Heb ik een mindere dag, dan val ik hen daarmee niet lastig. Als je anderen opzadelt met je pijn, moet het de moeite zijn. Zoals nu. Omdat ik met mijn verhaal mensen de hoop wil geven dat je dit kunt overleven.’