Direct naar artikelinhoud
ReportageZeeuws-Vlaanderen

Onrust in het Nederlandse grensgebied: ‘Alsof de dodendraad weer terug is’

Frans van bakkerij Otto, op 20 meter van de grens waar zijn Nederlandse klanten niet overheen mogen.Beeld Eric de Mildt

In Zeeuws-Vlaanderen was een andere tongval of nummerplaat nooit een obstakel. Tot het coronavirus letterlijk blokkades opwierp en een laagje vernis van het grensgebied schraapte. ‘De Hollanders in de winkel moet je terugsturen, zei de politie.’

“Hier zou de grens moeten liggen”, wijst Frans Otto naar een herdenkingstegel op de straat, een herinnering aan de dodendraad die neutraal Nederland en bezet België splitste tijdens de Eerste Wereldoorlog. “Het voelt alsof die binnenkort weer terug is.” Zijn bakkerij ligt een paar meter verderop, theoretisch gezien op grondgebied Moerbeke-Waas maar eigenlijk vol in de hoofdstraat van het Zeeuws-Vlaamse vlassersdorp Koewacht. De bewoners rekenen op de zaak voor hun brood – “want dat is in Vlaanderen veel beter”, zegt iemand – maar gisterenochtend stond de Belgische politie er kordaat de grens te bewaken. 

“De agent zei: ‘Mensen met een gele nummerplaat kunnen we niet doorlaten, want die zijn besmet.’ Dat gaf me zo'n raar gevoel vanbinnen”, zegt Otto, die nadien ook het devies meekreeg: ‘De Hollanders in de winkel moet je terugsturen.’ Brood halen is geen essentiële verplaatsing, zegt de richtlijn, dus moeten ze maar naar Terneuzen. “Er heeft hier lang een tweestrijd gespeeld tussen twee kerken en culturen. Nu zijn we eindelijk één dorp en wordt er opnieuw een wig tussen ons gedreven.”

Dichtgemetselde grens

Zelden leek de grens tussen Zeeuws-Vlaanderen en België zo dichtgemetseld. Nog slechts zo’n vijftien van de ruim vijftig overgangen zijn open en dat alleen voor mensen met een vignet. De wat kleinere invalswegen, zoals Koewacht, worden wel niet dag en nacht bemand – en zijn dus eigenlijk zo lek als een zeef – maar aan de grote steenweg richting Hulst is de controle er de klok rond.

Dichtgemetselde grens
Beeld Eric de Mildt

“Het lijkt wel elke dag autoloze zondag”, kijkt Christianne Mortier, die aan de grens woont, een beetje pips. “Normaal is het hier één lange stroom van op- en afrijdend verkeer.” Dat gaat ongeveer zo: Nederlanders komen naar België om goedkoop te tanken, Belgen rijden naar Nederland om goedkoop te winkelen. “Normaal staat de markt voor de helft vol met Belgische nummerplaten”, zegt Martien Sponselee, handhaver in Hulst. “En iedereen heeft wel familie wonen aan de ene of de andere kant.”

“Ik denk niet dat de autoriteiten beseffen hoezeer de twee grensgebieden met elkaar verworteld zijn”, zegt Laura Goossens. “Het is wel extreem hoe de situatie dat helemaal op zijn kop zet.” De autoriteiten hebben natuurlijk een verschillend plan van aanpak: België koos voor de lockdown, Nederland voor een iets lossere aanpak. “Laks en ongedisciplineerd”, klinkt het – nogal zeldzaam – vanuit Belgische politici en media. “Terwijl Nederlanders het eerder als een beloningsbeleid zien: wie zich aan de regels houdt, heeft nog een zekere bewegingsvrijheid”, zegt Stef Durnez, een Belg die in Hulst woont. “De berichtgeving zet ons wat op tegen elkaar, terwijl de aanpak niet zo heel erg veel verschilt.”

Politiecontroles aan Belgische zijde van de grens.Beeld Eric de Mildt

Veel Nederlanders verwijten trouwens de Belgen net een gebrek aan discipline, omdat die in het weekend van 14 en 15 maart de grensterrasjes en -winkels in Zeeuws-Vlaanderen of Nederlands Brabant overrompelden. “Op een moment dat veel Nederlanders eigenlijk al uit zichzelf wegbleven uit de horeca”, zegt Hulstenaar Martin Leegwater. Volgens handhaver Ponseele heeft dat wel wat kwaad bloed gezet. “Sommige inwoners zien de huidige grenssituatie als een gevolg van de invasie tijdens dat ene weekend.”

Oorlogstaal

Op sociale media zijn er dan ook heel wat frustraties te lezen, zoals op de Facebook-groep ‘Gemeente Hulst’. Nederlanders klagen vooral dat ze nu niet meer via Antwerpen naar Bergen op Zoom, Breda of Tilburg kunnen en een omweg moeten nemen via de (dure) Westerscheldetunnel. Tegelijkertijd zijn er verschillende signalen van Belgen: “Het zou ook fijn zijn dat niet iedere Belg die in Nederland woont bij wijze van spreken al schrik moet krijgen om te gaan winkelen in Hulst”, klinkt het. Of nog: “Idem ... durf niks meer te zeggen.”

“Dat verontrust me wel wat”, vertelt een Belg die in een deelgemeente van Hulst woont. “Ik heb de vraag ook al eens gekregen in een winkel: ‘Vanwaar ben jij? Wat kom jij hier doen?’” Het lijkt wel alsof de coronacrisis een laagje vernis heeft geschraapt van een anders zo goed werkend Belgisch-Nederlands amalgaam. Onder dat laagje zat blijkbaar nog een beetje oorlogstaal tegenover rood-witte nummerplaten. Zelfs als Nederlanders met een Belgische bedrijfswagen rijden, zo blijkt.

Oorlogstaal
Beeld Eric de Mildt

“We hebben nochtans veel van onze rijkdom te danken aan het winkeltoerisme uit België”, zegt Jean-Paul Hageman, wethouder in Hulst. Een kwart van de inwoners in de gemeente is er Belg, en 80 procent van de huizen wordt tegenwoordig aan Belgen verkocht. “Ik denk dat er nu wel wat frustraties opborrelen, maar veel negatieve reacties heb ik onderling toch nog niet gemerkt hoor”, zegt Hageman. Ponselee knikt: “Nog geen opstootjes tussen Nederlanders en Belgen gezien.”

“Wij zijn dan ook geen echte Hollanders. We horen net als jullie bij het Bourgondisch volkje dat onder de rivier (de Schelde, MIM) woont”, wuift Leegwater de cultuurverschillen een beetje weg. Alleen moeten die Bourgondiërs het nu op zondagochtend wel zonder de pistolets en koffiekoeken van bakkerij Otto doen. Een mens zou voor minder naar oorlogstaal grijpen.