Direct naar artikelinhoud
InterviewErika Vlieghe

‘Ik verwacht niet dat we de hele zomer in eigen huis opgesloten blijven’

Erika Vlieghe (UAntwerpen): "In België zijn we wel heel goed in snel schakelen en onszelf snel heruitvinden. Maar we zijn niet zo goed in het langetermijnplannen van de publieke gezondheidszorg."Beeld Wouter Van Vooren

Het is een ongeziene crisis en een waar ons land nauwelijks op voorbereid was, zegt Erika Vlieghe, professor infectieziekten aan de UAntwerpen. ‘Ik hoop dat deze epidemie een eyeopener is en toont wat het risico is van eindeloze besparingen in de zorg.’

We zijn er nog lang niet. Dat is de enige juiste conclusie na een blik op de coronacijfers van afgelopen weekend. We zien wel degelijk een afvlakking van de curve, wat wil zeggen dat er een minder snelle stijging is dan gevreesd. Dat is hoopvol nieuws. Maar het zijn toch vooral de hoge sterftecijfers die bij de bevolking zwaar binnenkomen. Dat weet ook Erika Vlieghe. 

“Wat we nu zien, is een epidemie die in volle gang is”, zegt Vlieghe. “We moeten ons ervan bewust zijn dat het aantal sterfgevallen de komende tijd nog aanzienlijk zal stijgen. Het duurt een aantal dagen, zo niet weken vooraleer de ziekte zich helemaal manifesteert. We zien dat de ziekenhuizen nu ziekere mensen binnenkrijgen, omdat de ziekte in hun lichaam al langer bezig is. Van mensen die op de afdeling intensieve zorg belanden, weten we dat gemiddeld de helft komt te overlijden. Die cijfers zullen dus nog een tijdje stijgen.”

U bent lid van het wetenschappelijk comité dat de overheid adviseert. Ons land krijgt lof in het buitenland voor de aanpak. Maar hadden we bijvoorbeeld niet eerder moeten ingrijpen bij de Italië-gangers? Een groot deel van de problemen nu zijn nog altijd terug te brengen tot hen.

Erika Vlieghe: “Achteraf terugkijkend? Ja, waarschijnlijk wel. Maar we waren op dat moment eigenlijk al blij dat we met onze testcapaciteit klaarstonden en dat we een heleboel van die mensen hebben opgespoord en thuis hebben gezet.

“Het is ook veel sneller gegaan dan verwacht. De Italië-reizigers waren nog geen week terug of we zagen al de eerste ernstige gevallen die niet op reis waren gegaan, maar van wie de kleinkinderen of anderen in hun omgeving dat misschien wel hadden gedaan. Op dat moment zijn wij beginnen zeggen dat er social distancing- maatregelen nodig waren. Maar vooraleer je dan alle neuzen in dezelfde richting krijgt, gaat er toch wel enige tijd overheen.

“Maar had het sneller gemogen? Ja, zeker en vast. Hadden we bijvoorbeeld moeten adviseren om niet te gaan skiën? Wellicht. Gaan skiën is je sowieso blootstellen aan nauw contact met anderen, in skiliftjes en in aprés-skibars. Maar de hele epidemie in Italië is pas duidelijk boven water gekomen op het moment dat iedereen al op weg was naar ginder. We zijn in snelheid gepakt.”

In China wordt blijkbaar met onbegrip gekeken naar de maatregelen hier. Daar wijst men erop dat een lockdown niet voldoende is. Dat je alle besmetten moet isoleren. In turnzalen bijvoorbeeld.

“Of je die in een turnzaal of thuis isoleert, maakt op zich weinig verschil, al heb je er in zo’n turnzaal wel meer supervisie over. Wat we wel moeten doen, is meer testen en dan alle contacten van die besmetten goed opvolgen. Dat kon tot nu toe niet, omdat er te weinig testcapaciteit is. Waardoor je moet terugplooien op pragmatiek. Maar nu wordt die capaciteit systematisch verhoogd. En we zijn ook bezig met het inschakelen van apps om die contact tracing beter te kunnen doen.”

Ook in de eerste fase van deze epidemie werd over contact tracing gesproken. Maar eigenlijk hadden we daar toen niet de capaciteit voor, zegt u?

“Neen. En dat wisten we ook op voorhand. Er zijn de voorbije jaren heel veel besparingen geweest in de publieke gezondheidszorg. De collega’s van het Agentschap Zorg en Gezondheid en hun Brusselse en Waalse tegenhangers doen heel belangrijk werk, maar zijn al jaren heel krap bestaft. Die diensten zijn uitgerust om met kleinere epidemieën om te gaan, zoals een uitbraak van tuberculose of meningitis. Maar die diensten waren niet voorzien op iets van deze omvang.

“In België zijn we wel heel goed in snel schakelen en onszelf snel heruitvinden. Maar we zijn niet zo goed in het langetermijnplannen van de publieke gezondheidszorg. Dat is een oud zeer. Na ebola hebben we nochtans gezegd dat we echt werk moesten maken van een langetermijnplan. En het is niet dat iemand daar tegen is. Maar er wordt gewoon niet voldoende geïnvesteerd in mensen en middelen om dat echt terdege te doen. Terwijl we wisten dat iets als dit zou gebeuren.”

We hebben ook geluk dat sommige besparingen nog niet allemaal doorgevoerd zijn. Zoals de afbouw van de ziekenhuisbedden.

“We zijn inderdaad blij dat we nu die buffer hebben. Maar zo’n bed, dat is meer dan alleen maar het ding op vier wielen. Er is in eerste instantie hoger opgeleid personeel nodig en apparatuur. Vooral op het vlak van verpleging is dat een probleem. Die diensten blijven erg onderbemand.

“De toestand in de woon-zorgcentra is zeer zorgwekkend. Die mensen worden nu geconfronteerd met een situatie waar zij niet goed op voorbereid zijn. Het verschil met de ziekenhuizen is dat de gemiddelde opleidingsgraad en achtergrond van het personeel er helemaal anders is. Hoe minder lang of uitgebreid je opgeleid bent, hoe kwetsbaarder je in deze bent. We moeten die mensen absoluut heel intensief ondersteunen.”

Er lagen voor de crisis nog meer besparingen in de zorg op tafel. Zijn dat zaken waarvan u hoopt dat we ons lesje geleerd zullen hebben?

“Absoluut. Ik hoop dat deze epidemie een eyeopener is en toont wat het risico is van eindeloze besparingen in de zorg. Ik denk ook dat het onze rol is, om als dit voorbij is, dit thema op de agenda te blijven zetten en onze beleidsmakers daar ook aan te herinneren. We verwachten overigens volgende winter een nieuwe piek. Misschien op een andere manier, maar de risicogroepen van nu zullen dan nog steeds dezelfde zijn. 

“Het is een collectieve verantwoordelijkheid om te zien waar nu de extreem kwetsbare plekken zitten en wat we in de toekomst kunnen doen om heel die sector weerbaarder te maken.”

Dan rest ons nog de vraag van 1 miljoen...

“... hoelang gaat dit nog duren?”

Precies.

“In alle eerlijkheid? Ik weet het niet. Ik doe ook maar een persoonlijke gok. We hopen allemaal dat we ergens half of eind mei al in veel rooskleuriger omstandigheden zitten voor wat betreft het aantal nieuwe gevallen die er bijkomen. Maar wat de zomer zal brengen, kan ik niet zeggen. Ik hou mijn hart vast voor wanneer we de grenzen weer opnieuw open zullen doen. Zeker als je weet dat internationale reizen ons voor een groot stuk in deze problemen hebben gebracht. 

“Ik verwacht niet dat we de hele zomer in eigen huis opgesloten zullen blijven. En er is een groot verschil tussen individuele reizen in gezinsverband en omstandigheden waarin van social distancing geen sprake kan zijn. Zoals festivals of jeugdkampen. Het zou wel eens kunnen dat we die een jaar moeten overslaan. Al hoop ik, samen met iedereen, heel hard van niet.”