Direct naar artikelinhoud
AchtergrondBlack Lives Matter

Hoe Black Lives Matter ook tot een grote revolte op de grote Amerikaanse nieuwsredacties leidde

Zware rellen in Ferguson, Missouri, waar een politieagent de zwarte 18-jarige Michael Brown Jr. had doodgeschoten in 2014. Beeld REUTERS

De Black Lives Matter-protesten zorgen voor een schokgolf in de VS, die ook te voelen is bij de grote nieuwsredacties. De revolte in de mainstreammedia lijkt onomkeerbaar. 

Toen Wesley Lowery op 14 augustus 2014 wakker werd in Ferguson, ­Missouri, had hij pijn aan zijn kaak, op de plek waar hij contact maakte met de drank- en snoepautomaat toen een politieagent hem ertegen geramd had. Hij vroeg zich ook af hoe hij zijn veters terug in zijn bootschoenen zou krijgen, die de politie had afgenomen toen ze hem de avond tevoren in een cel hadden gegooid. Rond 8.30 uur die morgen belde hij de ochtendshow van CNN op, waar de host hem een goede raad van Joe Scarborough van MSNBC doorspeelde: “De volgende keer als een politieagent je zegt dat je door moet lopen omdat er buiten rellen zijn, wel, dan moet je misschien doorlopen.”

Lowery riposteerde woedend. “Ik nodig Joe Scarborough uit om uit zijn comfortbubbel te stappen en naar Ferguson te komen. Ik werd beschoten met traangas. Ik werd beschoten met rubberkogels. Wenende moeders en dochters. Een negentienjarige jongen die weent terwijl hij op de loop moet en zijn 21-jarige zus uit een wolk traangas moet trekken.” (In Ferguson, Missouri braken zware rellen uit nadat een politieagent op 9 augustus de zwarte 18-jarige jongen Michael Brown Jr. had doodgeschoten.)

De uitbarsting van de toen 24-jarige journalist van The Washington Post werd koel onthaald in Washington. Maar in Ferguson maakte ­Lowery naam als een agressieve sterjournalist die vormgaf aan een rauwe nieuwe nationale kijk op rassenongelijkheid. Zes jaar later zijn er nog maar weinig journalisten die twijfelen aan de premisse van Lowery: de Amerikaanse ­politie ging veel brutaler en oneerlijker te werk dan vele nieuwsmedia in de periode voor ­Ferguson aangaven.

“Ik bekijk dat allemaal heel anders nu, en zou dat nooit meer doen”, zei Scarborough me over zijn akkefietje met Lowery in 2014. “Ik had mijn mond moeten houden.”

Historische momenten hebben nooit een duidelijk begin of einde, maar de nieuwe manier om over protest voor burgerrechten te berichten, zoals de Black Lives Matter-beweging zelf, ontstond in de straten van Ferguson. De ­directe confrontatie met de brutaliteit van de witte machtsstructuur ten aanzien van de arme zwarte burgers daar, bepaalde de manier waarop een generatie journalisten, vooral zwarte, tegen hun job aankeken als ze terugkeerden naar de redactie.

En in 2014 kwam daar met Twitter een nieuwe uitlaatklep bij. Het platform vormde een tegenwicht voor de nieuwsmedia, die al jaren zwarte journalisten engageerden onder de onuitgesproken voorwaarde dat ze niet repten over racisme.

Op een ogenblik dat Amerika worstelt met een momentum dat begon in augustus 2014 proberen de grootste nieuwsmedia een evenwicht te vinden tussen enerzijds een traditie die erop gericht is het grootst mogelijke publiek ervan te overtuigen dat ze neutraal verslag uitbrengen, en anderzijds het geloof dat leeft bij journalisten dat eerlijkheid op het vlak van onderwerpen zoals ras en Donald Trump in de eerste plaats duidelijke morele keuzes vergt.

‘Racially charged’

Het conflict escaleerde tot publiek protest bij The New York Times, dat op 7 juni leidde tot het ontslag van de chef van de opinierubriek. De hoofdredacteur van The Philadelphia Inquirer nam ontslag vanwege de titel ‘Buildings Matter Too’ en de daaropvolgende verontwaardiging van de redactie. Ook bij The Washington Post was er onvrede. Lowery vertrok daar eerder dit jaar, een paar maanden nadat de hoofdredacteur, Martin Baron, ermee had gedreigd hem te ontslaan omdat hij via Twitter zijn meningen omtrent ras, de journalistiek en andere onderwerpen had geuit.

Lowery’s kijk dat de kernwaarde van nieuwsmedia “de waarheid moet zijn, niet de perceptie van objectiviteit”, boekte onlangs een paar overwinningen, vooral wat de berichtgeving over racisme betreft. Verhitte kritiek op Twitter leidde tot de teloorgang van eufemismen zoals ‘racially charged’. De grote nieuwsmedia geven geleidelijk en onhandig terrein prijs, waarbij ze makkelijker woorden zoals ‘racistisch’ en ‘leugen’ gebruiken, vooral om het gedrag van Trump te beschrijven. The New York Times beloofde zijn opiniepagina’s te hervormen nadat een bijdrage van senator Tom Cotton waarin hij opriep tot het inzetten van het leger in Amerikaanse steden woede op de redactie had teweeggebracht.

Het journalistenschaar dat in Ferguson neerstreek nadat de 18-jarige Michael Brown Jr. was doodgeschoten was zwarter gekleurd dan de meeste Amerikaanse nieuwsredacties. Dat was niet toevallig. Lowery, een nieuwe Congres-reporter, vroeg of hij kon bijspringen voor de liveblog van The Post waarin de gebeurtenissen na de schietpartij werden opgevolgd, maar werd het veld in gestuurd. En hij was niet de enige zwarte journalist.

“Velen van deze kritische massa, misschien wel de meesten, waren zich sterk bewust van de raciale geschiedenis en de geschiedenis van politiegeweld in dit land”, zegt Jelani Cobb van The New Yorker.

Wat ze zagen, choqueerde velen van hen: boze burgers, die hun woede soms ook op de pers richtten, en politieagenten maakten zich op voor oorlog. “Het feit dat we politie in gepantserde wagens en gevechtskledij en met semi-automatische wapens zagen in een residentiële wijk in Amerika – en het feit dat ze zwarte mensen niet zagen als burgers en belastingbetalers en als mensen die recht hadden op bescherming, maar meer als vijandelijke strijders – dat was heel onwerkelijk”, zegt Errin Haines, toen reporter bij Fusion.

Op 18 augustus, na negen avonden van onrust, legde de politie van Ferguson de regel op dat demonstranten niet gewoon op één plek mochten bijeenkomen. Alcindor zegt dat ze eindeloos rondstapte en vermoeide demonstranten interviewde die hetzelfde deden. “In kringetjes rondwandelen en later tot het besef komen dat het gewoon een ongrondwettelijke regel was, dat heeft mijn kijk op verslaggeving veranderd – het leerde me dat je alles ter discussie moet stellen, zelfs de regels over de manier waarop we verslag uitbrengen”, zegt Alcindor, die destijds voor The New York Times werkte en nu Witte Huis-correspondent voor PBS NewsHour is.

De politie maakte weinig onderscheid tussen de media en de mensen over wie die berichtten. “Ze hadden niet het gevoel dat ik anders was dan een demonstrant. Ik werd geduwd, de politie richtte het geweer op mij en andere mensen”, herinnert Joel Anderson zich, die voor BuzzFeed News verslag uitbracht vanuit Ferguson.

De komst van Trump

Sommige van de lessen die Ferguson leerde – onder meer over ras en de particuliere ervaring van zwarte journalisten – liepen over in een nieuw problematisch tijdperk: de komst van Trump, die door zijn haatdragende taal en tactieken brak met de normen. Zwarte journalisten kregen de steun van andere journalisten toen ze op redacties en op Twitter aandrongen op directer taalgebruik – en minder ontzag – in de berichtgeving over de president.

Dat patroon zette zich deze maand door toen mensen bij The New York Times een buitengewone campagne opzetten om zich openlijk te distantiëren van het opinieartikel van Cotton. Leden van een interne groep genaamd Black@NYT stelden samen een zorgvuldig geformuleerde reactie op. Ze zouden aanvoeren dat de column van Cotton zwarte personeelsleden “in gevaar brengt”. Die woordkeuze moest “de focus op het werk leggen” en “vermijden dat het opgevat werd als al te partijpolitiek gekleurd”, zegt een van hen.

Een paar uur nadat de column gepost was, begonnen werknemers van The New York Times een screenshot van het artikel van Cotton rond te sturen, meestal met een variatie op de zin: “Dit publiceren brengt zwarte @nytimes-medewerkers in gevaar”. De journalistenvakbond NewsGuild in New York stelde later dat die formulering wettelijk beschermd was omdat ze focuste op de veiligheid in de werkomgeving. “Het was niet gewoon een opinie, het voelde gewelddadig aan – het was een oproep tot actie die mensen kon verwonden”, zegt een vakbondsactivist over de column van Cotton.

Werknemers van The New York Times stuurden een brief aan de uitgever, waarin stond dat “de boodschap (van Cotton) het werk dat we doen ondermijnt, op de redactie en in de opinievorming, en dat ze een belediging is voor onze standaarden op het vlak van ethische en nauwkeurige berichtgeving in het belang van het publiek”. Een woordvoerder van NewsGuild zegt dat meer dan duizend werknemers van The New York Times de brief ondertekenden.

Het protest leverde resultaat op: er ontstond een interne crisis bij de krant, en de uitgever, A.G. Sulzberger, besloot dat het niet verder kon met James Bennet aan het hoofd van de opinierubriek. Bennet gaf toe dat hij het opiniestuk niet gelezen had voor het gepubliceerd werd, wat voor veel mensen op alle niveaus bij de krant een erg bezwarend gegeven was. Tijdens een virtuele vergadering met bijna 4.000 medewerkers van The New York Times zei hij vrijdag dat hij lang had gedacht dat “het juiste ding om te doen bij ideeën en zelfs gevaarlijke ideeën is dat je ze op je platform voorlegt aan de lezer om te bestuderen en ter discussie te stellen, en dat dat de beste manier is om gevaarlijke ideeën uit de wereld te helpen”. Maar, zei hij, hij vroeg zich nu af: klopt dat wel? 

Op dezelfde vergadering dankten leidinggevenden van The Times de medewerkers voor hun publieke verontwaardiging. Later die dag publiceerden ze een noot van de redactie bij het artikel van Cotton, waarin gesteld werd dat zijn stuk beweringen bevatte die “niet bewezen worden”, dat de toon “onnodig hard” was, en dat het niet gepubliceerd had mogen worden.

Er waren ook mensen bij de krant die zich privé en publiekelijk distantieerden van de beslissing. “Een sterke krant en een sterke democratie laten zich niet afschrikken door een veelheid van stemmen. En deze stem had duidelijk nieuwswaarde”, schreef Michael Powell, een reporter en sportcolumnist die al lang voor The New York Times werkt, op Twitter. Hij noemde de noot van de redactie ook “een gênante breuk met de principes”.

De gevechten bij The New York Times zijn vooral ook intens omdat Sulzberger kandidaten zoekt om hoofdredacteur Dean Baquet te vervangen, die in 2022 met pensioen gaat. De verschillende kandidaten staan voor andere visies op de krant. Bennet belichaamde een establishmentaanpak. Maar het debacle met Cotton had Bennets toekomst duidelijk gehypothekeerd. Toen de erg gerespecteerde hoofdredacteur van Sunday Business, Nick Summers, deze maand zei dat hij niet voor Bennet zou willen werken, kreeg hij van veel collega’s bijval in de chat. Hoelang Sulzberger en Baquet de publieke druk van hun personeel zullen weerstaan, is niet duidelijk. 

De verschuiving in de mainstreammedia in Amerika – die wordt aangedreven door journalistiek die persoonlijker is, en door journalisten die meer bereid zijn wat zij beschouwen als de waarheid weer te geven, ook als dat niet naar de zin van conservatieven is – lijkt onomkeerbaar. Ze wordt bovendien aangedreven door een businessmodel in de cultuur, de politiek en de journalistiek dat meer uitgaat van gepassioneerde consumenten die willen betalen voor content, dan van schuwe adverteerders.

Die verschuiving komt hoe dan ook te laat voor Lowery’s carrière bij The Washington Post. Na Ferguson was hij de initiatiefnemer en leider van een project om de eerste nationale gegevensbank over politiegeweld op te zetten, en lessen te trekken uit de resultaten. Het leverde The Washington Post in 2016 een Pulitzer Prize op. Voor insiders en buitenstaanders leek ­Lowery het prototype van de jonge, razend ­ambitieuze, ietwat arrogante en zeer getalenteerde (hoewel meestal witte en mannelijke) ­reporter die snel carrière maakt bij Amerikaanse kranten.

Maar Baron heeft minder geduld dan veel ­andere redactiechefs met journalisten die de grens opzoeken op Twitter en op televisie. ­Lowery zei dat toen hij op Twitter reageerde op kritiek van een Republikeinse mandataris op zijn verslaggeving over Ferguson, hem dat op een preek van Baron kwam te staan.

Tegen 2019 had Baron een hoop voorbeelden verzameld van wat hij beschouwde als wangedrag, gaande van een tweet van Lowery waarin hij de draak stak met de aanwezigen op een boekenevenement in Washington (hij noemde hen “decadente aristocraten”), tot een tweet waarin hij kritiek uitte op een verslag in The New York Times over de Tea Party.

‘Weinig realiteitszin’

In september vorig jaar volgde een gespannen gesprek onder vier ogen, waarin Baron Lowery een nota overhandigde, geschreven in stroeve, wat minachtende taal. Lowery “slaagde er niet in zijn taken naar behoren te vervullen door op sociale media gedrag tentoon te spreiden dat een schending was van het beleid van The Washington Post en dat schade toebracht aan de journalistieke integriteit”, stond er te lezen. “We willen de onmiddellijke stopzetting zien van het ongepaste gebruik van sociale media, zoals hierboven beschreven. Als daar geen gevolg aan wordt te gegeven, dan zal dat resulteren in toenemende tuchtmaatregelen, tot en met inbegrip van de beëindiging van de tewerkstelling.”

Lowery reageerde met een eigen nota, waarin hij zich punt voor punt verdedigde en op specifieke fouten wees. Hij voerde ook aan dat hij in een bepaald geval deelnam aan “een debat over een onderwerp dat ik rechtstreeks versla: ras en racisme in Amerika”.

Zes maanden later ging Lowery weg bij The Washington Post, voor een project van het CBS-programma 60 Minutes over het nieuwe streamingplatform Quibi. Een mooie opportuniteit, noemde hij dat. Maar: “Je hebt weinig realiteitszin als je denkt dat het feit dat de hoofdredacteur van The Washington Post me in zijn kantoor de mantel uitveegde en me vroeg elders werk te zoeken er niets mee te maken had dat ik elders werk zocht.”

Hij heeft wel nog altijd Twitter. Enkele weken geleden tweette hij dat hij zijn abonnement op The New York Times had opgezegd en dat hij eiste dat Bennet ontslag nam. De volgende dag bracht hij een primeur: de familie van George Floyd en priester Al Sharpton zouden vooroplopen bij een nationale mars op Washington om de verjaardag van de burgerrechtenmars uit 1963 te vieren.

“Amerikaanse kijk-van-nergens-uit, geobsedeerd door ‘objectiviteit’, enerzijds-anderzijdsjournalistiek is een mislukt experiment”, tweette hij over het debacle bij The New York Times. “We moeten onze sector heropbouwen als een sector die opereert vanuit een zone van morele helderheid.”

Misschien is nog het meest veelzeggend dat journalisten bij The Washington Post me zeiden dat ze liever hadden dat Lowery er nog was, om voor de krant primeurnieuws te brengen vanuit Minneapolis.

“Als een organisatie een journalist verliest die zo getalenteerd en zo heftig op zoek is naar de waarheid als Wesley Lowery, dan moeten de leidinggevenden zich de vraag stellen waarom dat zo is”, zegt Felicia Sommez, een journalist die de nationale politiek verslaat en die met Baron in aanvaring kwam over een andere tweet: “We hebben meer journalisten zoals hij nodig, niet minder.”

© The New York Times