Direct naar artikelinhoud
Interview

Stephan Vanfleteren vertelt zonder foto’s: ‘Met dit boek leg ik mijn hoofd op het hakblok’

Stephan Vanfleteren: ‘Het is vreselijk ongepast om te zeggen, maar de coronacrisis kwam voor mij op het gepaste moment.’Beeld Joris Casaer

In het compleet fotoloze Dagboek van een ­fotograaf neemt Stephan Vanfleteren (50) ons mee op de lange wandelingen die hij ­tijdens de lockdown maakte. En stelt hij en passant zijn imago van melancholicus bij. ‘Onnozel doen is een onderschat medicijn.’

De huizen op de Appelmarkt in Veurne doen me denken aan de namaakhuizen die ik als tienjarige naast mijn speelgoedtrein stationeerde: dezelfde beigebruine bakstenen, dezelfde pittoreske looks. Zeker twee seconden lang verdenk ik de burgerwoningen ervan om beschilderde neppanden te zijn. Gipsen fraudeurs. Spuitbetonnen bedriegers. Dan daalt de werkelijkheid weer in: zowat de hele Appelmarkt, inclusief het oude bankgebouw waarin Stephan Vanfleteren met zijn gezin woont, heeft de status van beschermd – en onvervalst – erfgoed.

BIO • geboren in 1969 in Kortrijk • studie fotografie in Sint-Lukas Brussel • van 1993 tot 2009 freelance­fotograaf voor De Morgen • wint meerdere ­keren een World Press Photo Award • breekt door in 2007 met Belgicum, het boek en de expo • boeken: o.a. ­Atlantic Wall, Elvis&Pres­ley, Surf Tribe, Present • gastdocent aan het KASK in Gent • woont in Veurne met vrouw Natacha, drie kinderen 

Amper een paar tellen nadat ik bij de Vanfleterens heb aangebeld, zwaait de deur al open. “Welkom”, zegt de heer des huizes, daarin galant bijgetreden door zijn hond Kosmos, die noch als een maniak aan mijn kruis snuffelt, noch als een malloot op mijn benen springt. Kosmos Vanfleteren is genoemd naar de al lang verdwenen, maar tussen Westende en Lombardsijde nog altijd legendarische Camping Cosmos. Punker Jan Bucquoy maakte er in 1986 een film over.

Terwijl Kosmos op zoek gaat naar een plaats waar hij vol overgave op de grond kan liggen, nemen Stephan Vanfleteren en ik plaats aan de lange tafel in zijn atelier. Voor ons ligt een met aantekeningen geretoucheerde drukproef van Dagboek van een fotograaf, het boek waarin Vanfleteren voor het eerst beelden kneedt van woorden. Nog voor ik hem kan vragen waarom een fotograaf een boek zonder foto’s maakt, vertelt hij me dat het allemaal de schuld is van uitgeverij De Bezige Bij. Francien Schuursma, uitgever, had hem twee jaar geleden al gevraagd om een boek te schrijven. De lockdown, en de daarmee gepaard gaande windstilte in zijn agenda, bleek de uitgelezen periode – pun fully intended – om dat boek maar eens te schrijven.

“Het is vreselijk ongepast om te zeggen, maar de coronacrisis kwam voor mij heel gelegen”, zegt Stephan Vanfleteren. “Ik was voor Present, mijn overzichtsexpo in het FOMU in Antwerpen, helemaal in het rood gegaan. Ik was een wrak. Maar dankzij de lockdown kreeg ik nieuwe zuurstof. Elke dag maakte ik bij valavond lange wandelingen. In de duinen, de bossen, de polders en op het strand. Met mijn camera maakte ik foto’s, met mijn iPhone notities: ik wou de onheilspellende sfeer van de lockdown vatten. Al gauw had ik tijdens mijn wandelingen heel wat notities verzameld. Toen wist ik: als ik dat boek nu niet schrijf, doe ik het nooit. De lockdown was een genereuze bron van inspiratie.”

Filosoof

Twee maanden later heeft Stephan Vanfleteren niet één, maar twee nieuwe werkstukken aan zijn oeuvre toegevoegd: Corona Walks, een verzameling lockdownfoto’s die bij wijze van fotografisch addendum aan de Present-expo is toegevoegd, en Dagboek van een fotograaf, het words only-boek waarin hij ons post factum meeneemt op zijn coronawandelingen.

Dagboek van een fotograaf is, in weerwil van zijn wat zouteloze titel, een buitengewoon meeslepend boek. Honderdzestig pagina’s lang maakt Vanfleteren ons tot bevoorrechte getuigen van zijn fotografische zoektocht naar verstilling. En hij laat daarbij gul in hoofd en hart kijken: de occasionele overwegingen over sluitertijden en autofocusfuncties worden aangelengd met persoonlijke observaties en filosofische bespiegelingen. Waar coronawandelen al niet goed voor is.

“Ik ging ook voor de lockdown al wandelen”, vertelt Vanfleteren. “Maar de coronacrisis heeft de wandelaar in mij veel alerter gemaakt. Te midden van de leegte en de stilte merkte ik méér op. Ik zag dat de winterstormen het strand hadden veranderd. Ik fantaseerde uitvergrote virussen in de kruinen van geknakte bomen. Dat onzichtbare virus deed mij helemaal anders kijken.

San Marco

“In het begin van de lockdown dacht ik: ik moet het desolate San Marcoplein in Venetië gaan fotograferen. Of het verlaten Times Square in New York. Als fotograaf droom je er vaak van om een stad voor jou alleen te hebben. En nu kon dat plots. Maar ik ráákte niet in New York of Venetië, want ik mocht het land niet uit. En dus dacht ik: ik ga hiér goed rondkijken. Ik ga van de verlatenheid gebruikmaken om het vertrouwde eens op een andere manier te observeren. Wat is dat eigenlijk, een zeegolf? Wat zie ik écht als ik door mijn raam kijk? Twintig jaar geleden zou ik met mijn camera naar de intensive-care-afdelingen van de ziekenhuizen zijn gestormd. Zou ik het menselijk lijden achter de coronacijfers in beeld hebben willen brengen. Nu wou ik de crisis op een meer introspectieve manier benaderen.”

Omdat introspectie zelden gebaat is bij glinsterend daglicht, ging Vanfleteren bij valavond wandelen. ‘Het duister knijpt de keel van de dag dicht en ik graai nog het laatste licht uit de luchtpijp’, schrijft hij in Dagboek van een fotograaf. Is Stephan Vanfleteren een nachtdier?

‘Radeloze vluchtelingen heb ik zien rondzwerven, en junks met ingevallen wangen. soms waande ik me in een zombiefilm.’Beeld Joris Casaer

“Ik ben vooral dol op l’heure bleue: het moment waarop de dag in de nacht overgaat. De nakende duisternis doet de filosoof in mij ontwaken: ik krijg in het wazige schemerlicht andere inzichten dan in het harde daglicht. Plus: ’s nachts ziet de wereld er totaal anders uit. Ik heb vossen gezien die onder het maanlicht in de branding van de zee aan het dartelen waren: die zijn er overdag niet. De ochtend is, met zijn nevel en mist, misschien wat fotogenieker dan de nacht. Maar ook veel minder mysterieus.”

Van mij, van mij, van mij!

Bij gebrek aan collega-kuieraars ontwikkelde Stephan Vanfleteren al wandelend de illusie dat de wereld hem toebehoorde. ‘Een boulevard van nat zand voor mij alleen’, schrijft hij op 23 maart. ‘De zee is deze avond van mij, mij, mij, mij!’

“Ik heb de eenzaamheid tijdens mijn tochten niet als een last, maar als een cadeau ervaren. Omdat ik door niemand bekeken werd, kon ik me heel vrij gedragen. Het gebeurde dat ik rond een boom stapte, wegging, terugkeerde, even bleef staan en opnieuw rond die boom begon te slenteren. Gewoon omdat ik dacht: misschien moet ik die boom toch nog eens vanuit een andere invalshoek bekijken. Normaal gedrag is dat niet. Maar omdat er niemand in de buurt was, geneerde ik me nergens voor.” (lacht)

Danser en zwanzer

Is hij tijdens zijn solitaire expedities weleens bang geweest? “Vaak zelfs. En nog het meest van mezelf. De stilte en de eenzaamheid maakten mijn zintuigen hypergevoelig. Ik dacht soms dat de bomen naar mij keken in plaats van omgekeerd. (lacht) Vergeet ook niet: de leegte in de openbare ruimte maakt veel zichtbaar. Er waren wel weinig mensen op straat, maar ik heb toch regelmatig radeloze vluchtelingen zien rondzwerven. Of junks met ingevallen kaken. Ik waande me bij momenten in een zombiefilm.”

Wanneer hij naar de vakantieappartementen op de dijk keek, dacht hij niet aan toeristen, maar aan gevangenen. Zijn ‘zwaarmoedig beeldende brein’ vermengde de sombere realiteit van de lockdown met nóg donkerder gedachten.

“Mijn brein geeft de werkelijkheid graag extra vitaminen. Andere mensen gebruiken daar drugs voor, ik doe dat uit mezelf. (lacht) Ik hou ervan om het moment nog te verhevigen. Om mezelf het gevoel te geven dat ik lééf. Ik ben geen Red Bull-gozer die op zoek is naar kortstondige kicks. Maar ik verlang wel naar intensiteit. Naar een diepere vorm van bewustzijn.”

Op 21 mei ziet hij op het strand van De Panne een man in een pastelgroene bermudabroek. Een moonwalkende cycloop in lederhosen had hem niet méér uit zijn evenwicht kunnen brengen. “Ik was geschokt”, zegt hij. “Ik was vergeten dat mannen met pastelgroene broeken uberhaupt bestáán. Het bermudamoment was voor mij een kantelpunt: ik besefte dat het tijd was om met mijn coronawandelingen te stoppen. Het werd weer drukker, de zee was niet langer mijn monogame echtgenote, maar een hoer waar iederéén van mocht genieten. De verstilling die ik wou capteren, was verleden tijd.”

Ging dat besef gepaard met een accuut gevoel van droefheid? “Ja. Ik voelde toen al dat ik mijn dagelijkse wandelingen zou missen. Mochten we vandaag nog steeds in quarantaine zijn, ik zou er bij valavond nog altijd op uittrekken. Maar aan alles komt een einde. En zo hoort het ook. De lockdown was zo intens omdat hij tijdelijk was.”

‘Gevecht met mezelf’

Natacha Hofman, de echtgenote van Vanfleteren, zet twee borden zelfbereide ossobucco op tafel: mijn beloning omdat ik vanuit het woelige binnenland naar het verre Veurne ben gereden. Ik schenk mezelf een glas witte wijn in en vraag mijn gastheer of hij er ook één wil. “Nee, dank je”, zegt hij. “Ik ga nog een gin-tonic drinken. Als het over drank gaat, ben ik een hokjesdenker.” (glimlacht)

Op professioneel gebied redeneert Vanfleteren minder strak in compartimenten: de fotograaf in hem begon al vroeg in zijn carrière ook te schrijven. In een interview met deze krant verklaarde hij dat als volgt. “Ik had een fotorubriek in de weekendbijlage van De Morgen en daar schreef een journalist dan een tekstje bij. Vreselijk vond ik dat. Alleen ík ken het verhaal en het gevoel dat achter mijn beelden schuilgaat. Dus schreef ik die teksten liever zelf. Zo begon ik korte, poëtische stukjes te maken. Over Parijs-Roubaix, een ode aan de kassei, dat soort dingen.”

‘Ik ben geen Red Bull-gozer die op zoek is naar kortstondige kicks, maar ik verlang wel naar intensiteit.’Beeld Joris Casaer

Tot voor kort werden zijn teksten geëscorteerd door zijn foto’s. Dat is in Dagboek van een fotograaf voor het eerst anders. Ik vraag waarom zijn woorden er dit keer alleen op uit mogen trekken. “Ik vond het maken van een boek zonder foto’s een mooie manier om mezelf te provoceren. Om nog eens een gevecht met mezelf uit te lokken. De tweede zin van mijn dagboek – ‘Duizenden foto’s, maar geen enkele in dit boek’ – woonde al een hele tijd in mijn hoofd.

“Wat mij over de streep heeft getrokken om dit boek te schrijven, is de wetenschap dat het ‘maar’ om een dagboek ging. Dat verloste me van de gedachte: oei, ik moet literatuur bedrijven. Voor een dagboek heb je noch een structuur, noch een plot nodig: je verhaal wordt gestut door een begindatum en een einddatum. Daar tussenin kun je heel wat kwijt: observaties, overpeinzingen, citaten, dialogen, weetjes, noem maar op. Dat gaf me de kans om het beeld dat mensen van me hebben – de melancholische man die mijmerend door de branding wandelt – enigszins bij te stellen. Ik ben namelijk ook een danser. En een zwanzer. En een kritische geest. En een onnozelaar. ‘Vanavond naar de hoeren!’, schreef ik in mijn dagboek, toen ik mijn galeriehouder in de Antwerpse prostitutiebuurt zou gaan bezoeken. Aan het schrijven van die zin beleefde ik een haast puberaal plezier. Onnozel doen is een onderschat medicijn.

“Ik vond het prettig dat ik mezelf in dit boek eens in al mijn facetten kon tonen. Mochten mensen in mij ­alleen maar een estheet zien, zou ik dat een ­reductie van mezelf vinden.”

Zinnen met krulletjes

In het voorwoord van zijn dagboek noteert hij: ‘Schoenmaker, blijf bij uw leest: het is een wijsheid.’ Om te vervolgen met: ‘Kijk niet naar mijn schoenen. Kijk niet naar mijn voeten. Lees mijn voetafdrukken.’ Een verbale dam tegen opmerkingen à la: ‘Och kijk, Vanfleteren denkt dat hij een schrijver is’?

“Zoiets, ja. Ik betreed een ander speelveld en dat maakt mij kwetsbaar. Sterker nog: met dit boek leg ik mijn hoofd op het hakblok. Het volstaat dat één recensent een zinnetje uit mijn boek ridiculiseert om de indruk te wekken dat ik er niks van bak. En dan zal er voor mij niks anders opzitten dan mijn gekrenkte ziel in lijdzaamheid te bezitten. (lacht)

“Maar ik wil niet vals bescheiden zijn. Ik ben een fotograaf die de taal altíjd al heeft bemind. Ik heb in mijn leven al teksten geschreven die voor anderen iets betekend hebben. Ik kan met woorden wel degelijk een wereld oproepen. Beweren dat ik helemaal níks heb met schrijven en toch een boek uitbrengen: dát zou pas pretentieus zijn.

“Los daarvan: mocht je me veertig jaar geleden gezegd hebben dat ik ooit nog een boek zou schrijven, dan had ik eens goed gelachen. Als tiener smeet ik mijn boeken uit pure dyslectische frustratie tegen de muur.” (lacht)

‘Soms stapte ik rond een boom, ging weg, kwam terug, stapte er weer rond. Ik geneerde me nergens voor.Beeld Joris Casaer

Ik blader door Dagboek van een fotograaf en bewierook de zin: ‘Iedere zeegolf is een pièce unique van vluchtigheid: maritieme Snapchat.’

Hij neemt mijn compliment haast verontschuldigend in ontvangst. “Maritieme Snapchat: sommige mensen zullen dat qua beeldspraak overdreven vinden. Maar ik ben nu eenmaal geen zuinige schrijver. Ik schrijf graag beeldend, ik hang krulletjes aan mijn zinnen.”

Wanneer ik vraag of hij even hard nadenkt over het juiste adjectief als over de juiste lichtinval, stelt hij me een onverwachte wedervraag: ‘Wat is een adjectief?’ Ik antwoord dat ‘adjectief’ een synoniem is voor ‘bijvoeglijk naamwoord’. Hij kijkt me grijnzend aan en zegt dat hij het op zijn heupen krijgt van grammaticale begrippen. “Op school waren de lessen zinsontleding voor mij een pure marteling. Werkwoorden en lidwoorden: tot daar was ik mee. Maar zodra het over bijvoeglijke naamwoorden of bezittelijke voornaamwoorden ging, was ik compleet verloren. Die woorden geven me tot op de dag van vandaag een gevoel van machteloosheid.”

Ik herformuleer mijn vraag: denkt hij even hard na over het juiste woord als over de juiste lichtinval? “Het is anders. Naar woorden kun je zoeken. Naar de lichtinval moet je je schikken: je kunt de manier waarop het licht valt maar in beperkte mate manipuleren. Daarom zijn fotografen ook zulke wendbare mensen: ze zijn het gewoon om zich aan te passen aan de omstandigheden. Journalisten blinken daar ook in uit, vermoed ik.”

Zolang de omstandigheden maar niet de vorm aannemen van vervroegde deadlines, denk ik, maar ik besluit om van mijn professionele schrikbeelden geen gespreksonderwerp te maken.

Wél lees ik ongevraagd een fragment voor uit zijn boek: ‘Heerlijk toch, een boek zonder beeld. Ik kan je alles wijsmaken. In tegenstelling tot wat er voor mijn lens gebeurt, moet ik hier ‘maar’ letters op mijn klavier aanraken, die met een beetje geluk woorden worden en tot zinnen aanzwellen om uiteindelijk als beeld te landen in het hoofd van wie ze leest. Een schrijver is God, een fotograaf Jezus. De ene zit op zijn wolk, de andere maakt zijn schoenen vuil.’

Voelde Stephan Vanfleteren als schrijver een vrijheid die hij als fotograaf niét heeft? “Zeker. Al heb ik de lezers niks wijsgemaakt. Ik heb alleen maar stilgestaan bij de mogelijkheid dat ik dat had kúnnen doen. Een schrijver mág liegen. Hij moet er alleen voor zorgen dat hij zijn lezers meekrijgt. Een fotograaf daarentegen is gebonden aan een realiteit. Maar ook die kan veel moois te bieden hebben. Zeker als je goed kijkt.”

Is het voor een fotograaf moeilijk om te aanvaarden dat beelden die met woorden geboetseerd zijn, vervormd worden door de verbeelding van de lezer? “Ja, maar dat gebeurt ook met foto’s. Op een van mijn coronafoto’s toon ik een rimpeling in het zeewater. Twee mensen die onlangs hun pasgeboren kindje hebben verloren, lieten me weten dat ze in dat beeld een metafoor zagen voor het leven dat hen was ontglipt. Dat had ik zelf nog nooit in mijn foto gezien. Maar ik was diep ontroerd door wat die mensen schreven.”

Eind vorig jaar liet hij in deze krant optekenen: ‘Mijn werk wordt steeds trager en serener.’ Met de foto’s die hij tijdens zijn coronawandelingen maakte, gaat hij nog een paar non-figuratieve stappen verder. Sommige beelden zijn bijna abstract.

“Mijn visuele onthechting neemt steeds drastischer vormen aan, ja. (lacht) Ik denk dat dat komt omdat ik al een zekere geloofwaardigheid heb opgebouwd. Ik kan het me permitteren om een onscherpe foto te maken, dat is in mijn geval geen effectbejag. John Cage heeft ooit een song gemaakt - ‘4’33”’ - waarin hij gedurende vier minuten en drieëndertig seconden alleen maar stilte laat horen. Mocht een zeventienjarige beginner dat doen, zou dat flauw zijn. Maar bij John Cage is het een statement. Omdat je weet dat die man tijdens vier minuten en drieëndertig seconden práchtige muziek uit zijn vingers zou kunnen toveren. Als hij dan toch zegt: ‘Laten we luisteren naar de geluiden rondom ons’, dan betékent dat iets.”

Woestijnolifant

We vervangen de gin-tonic door water en geven het woord tijdelijk aan de stilte. Kosmos komt om aandacht bedelen. Hij brengt zijn kop binnen streelafstand en knijpt zijn ogen dicht van contentement wanneer de handen van zijn baasje in zijn pels graaien.

‘Ik ben geen Red Bull-gozer die op zoek is naar kortstondige kicks, maar ik verlang wel naar intensiteit.’Beeld Joris Casaer

In Dagboek van een fotograaf krijgt Kosmos een paar mooie cameo’s. Maar ook de andere gezinsleden van Stephan Vanfleteren spelen verdienstelijke bijrollen. Op een lenteavond trekken ze met z’n vijven naar de duinen om pizza’s te eten en wijn te drinken. De kinderen dollen in het zand en laten scheten op elkaar. Vanfleteren bespringt zijn vrouw en doet alsof hij met haar ter plekke een vierde kind gaat maken. De fotografische balans van de avond: 0 duinfoto’s, 64 familiefoto’s en één lege pizzadoos.

“De lockdown was ook in familiaal opzicht een bijzondere periode”, zegt hij. “Mijn kinderen waren bij wijze van uitzondering nog eens alledrie thuis. Mijn zoon studeert al een paar jaar in Rotterdam, mijn tweelingdochters verlaten volgend jaar het nest. Dat we door de omstandigheden nog eens een lange periode met z’n allen thuis waren, maakte de quarantaine nog specialer dan ze al was.”

Zijn gezin heeft het de voorbije decennia vaak zónder hem moeten stellen: Vanfleteren verzamelt douanestempels alsof het Delhaize-punten zijn. Mocht Covid-19 de wereld geen Zlatan Ibrahimovic-schop onder de kont hebben gegeven, dan was hij ook dit voorjaar naar Italië en Irak getrokken. Is niet meer kunnen reizen een beetje als doodgaan zonder reden, zoals reisauteur Jan Brokken in De Standaard schreef?

“Goh. Ik vind het fantastisch om in Namibië een woestijnolifant te fotograferen. Maar ik geniet er ook van om in de Noordzee foto’s van de golven te maken. Dus om nu te betreuren dat we niet langer zomaar op een vliegtuig kunnen springen? Nee. Ten eerste is het een luxeprobleem: veel mensen kunnen een vliegticket niet eens betálen. En ten tweede kan de wereld het ook niet meer aan, dat gepriviligieerden zoals wij zo vaak het vliegtuig nemen. Naar Kopenhagen vliegen omdat je in restaurant Noma wilt gaan eten: dat kan niet meer, vind ik. Als je dat niet inziet, heb je een probleem.

“Als mijn bestemming minder dan 1.400 km ver is, neem ik voortaan de auto. Dat is ook vervuilend, maar toch minder. En met de auto reizen kan fantastisch zijn. Ik ben ooit met een kameraad naar Dakar gereden. Ik heb van die rit meer genoten dan van alle vliegtuigreizen die ik ooit gemaakt heb.

“We leven in een nieuwe wereld en daar moeten we ons naar schikken. We kunnen ook niet meer op café gaan zoals we dat vroeger deden. Maar als dat ons helpt om te overleven, dan moet het maar. Voor veel mensen is niet langer zorgeloos op café kunnen gaan trouwens veel erger dan niet langer onbekommerd kunnen vliegen. Ik ben geneigd om hen daarin gelijk te geven.” (lacht)

We hebben meer dan drie uur gepraat, de nacht staat klaar om de dag af te lossen. We drinken nog een koffie en nemen contactloos, maar niet gevoelloos afscheid. Buiten kleurt het schemerlicht de Appelmarkt in epische blauwtinten. Een midzomernacht is niet alleen in Stockholm oogverblindend.

De volgende dag krijg ik een sms’je: ‘Heb je op de terugweg genoten van de avondmist ter hoogte van Jabbeke?’ Ik antwoord naar waarheid dat ik bijna was uitgestapt om in mijn eentje door de polders te gaan zwerven.

Stephan Vanfleteren – Present, nu aangevuld met zijn Corona Walks-lockdownfoto’s, nog tot 13/9 in het Fotomuseum Antwerpen, fomu.be

Stephan Vanfleteren, Dagboek van een fotograaf, De Bezige Bij, 168 p., 18,99 euro. Vanaf 2 juli in de boekhandel,nu al online te bestellen.