zondag 26 juli 2020 - Nieuws
camera closecorrect Verwijs ds2 facebook nextprevshare twitter video

‘Man met rode tulband’ (1433). Dit is vermoedelijk een zelfportret van Jan van Eyck. if

Route 5: Op zoek naar jan van eyck

Ook de heren van de stad moeten langs bordeel ‘In den Vulenbras’ om Van Eyck te zien

Vandaag kuieren we in de sporen van Jan van Eyck en gaan we op zoek naar de wortels van het ‘Lam Gods’. Op het programma: Beveren en Gent. Maar beginnen doen we in Brugge, op de Burg. De schilder moet hier talloze keren hebben rondgehangen.

Brugge

Waar Van Eyck het licht zocht

Je kan moeilijk naast het stenen kantwerk van het stadhuis kijken, nog grotendeels in de staat zoals Van Eyck het zag. In 1376 legde Lodewijk van Male de eerste steen. Via zijn dochter Margaretha zou Vlaanderen weldra in Bourgondische handen komen. Het duurde tot 1421 vooraleer het gebouw was afgewerkt, maar het nieuwe scepenhuus vormde meteen de inspiratie voor de stadhuizen van Brussel en Leuven.

Het stadsbestuur vroeg aan Van Eyck om een aantal beelden in de nissen van de gevel te beschilderen. Het ging onder andere om stenen versies van Lodewijk van Male en zijn dochter, en van de Bourgondische hertogen Filips de Stoute en Jan zonder Vrees. Kortom: de voorouders van de dan regerende Filips de Goede. Naar alle waarschijnlijkheid polychromeerde Van Eyck niet alleen de figuren, maar moet zijn atelier ze ook ontworpen hebben. In het voorjaar van 1435 stonden de schilder en zijn ploeg in ieder geval op een stelling die – zoals het vandaag ook bij grote gevelwerken gebeurt – verscholen ging achter een groot zeil.

Zijn intussen allang verdwenen beelden keken uit op de Sint-Donaaskerk. De hofkerk van de Vlaamse graven stond recht tegenover het stadhuis en werd in 1799 afgebroken. In het Crowne Plaza Burghotel kun je afdalen naar de blootgelegde funderingen. Bovengronds is de omtrek van de kerk met kasseien afgelijnd. Hier zou Van Eyck worden begraven. Op zijn grafzerk werd hij beschreven als “de alderconstichsten meester van schilderije die in dese Nederlanden gheweest heeft.” Eerst lag hij buiten de kerk, waarna zijn broer Lambert ijverde voor een ereplek binnen. Dat lukte. Van Eyck was tenslotte niet alleen de hofschilder van Filips de Goede geweest, maar ook zijn kamerheer en ambassadeur.

Brugge was in de tijd van Van Eyck een stad van kooplieden en makelaars. De wisselkantoren ontvouwden zich tot de voorgangers van onze hedendaagse banken.

In de jaren 1430 wilde iedereen die het kon betalen een schilderij van hem. Zo ook Joris van der Paele, een geestelijke die op zijn oude dag terugkeerde naar Brugge als kanunnik van de Sint-Donaaskerk. Hij was ziekelijk, leed aan reuma en dacht het niet lang meer uit te zingen. Hoog tijd om zijn hemel af te kopen. In ruil voor een klein fortuin kreeg hij een eeuwigdurende aan hem gewijde gebedsdienst in een kapel van de kerk. En waarom zichzelf niet vereeuwigen op een paneel? Om die droom te realiseren, huurde hij de beste schilder van zijn tijd in.

Terwijl Van Eyck en zijn ploeg de beelden van het stadhuis polychromeerden, was hij dus ook in de weer met de later zo vermaarde Madonna met kanunnik Joris van der Paele (afgewerkt in 1436). U weet wel, dat paneel waarop hij de geestelijke zo levensecht schilderde dat dokters eeuwen later vaststelden dat de man aan aderverkalking leed. Wetenschappelijk onderzoek wees uit dat de op het Lam Gods geschilderde lichtinval van rechts komt, helemaal zoals het ook was in de kapel van de Gentse Sint-Janskerk. Bij dit latere schilderij moet hij ongetwijfeld hetzelfde hebben gedaan. En dus regelmatig poolshoogte zijn komen nemen. Van Eyck zocht het licht en vond het altijd.

Hier op de Burg werd je eeuwenlang door de meester omringd: de felgekleurde Bourgondische hertogen in de gevel aan de ene kant, zijn graf en de dikke bebrilde Van der Paele aan de andere. Je kon zelfs een glimp van de schilder zelf opvangen. In de weerspiegeling van het harnas van Sint-Joris op het paneel had hij zichzelf geschilderd. Als u me niet gelooft, trek dan naar het Groeningemuseum waar het meesterwerk zijn bewonderaars vandaag opwacht.

Het Jan van Eyckplein in het centrum van Brugge. Toen Van Eyck hier rondliep, stroomde er nog water. Geert Van de Velde

Van Eyck schilderde het paneel in zijn Brugse atelier. We weten met een redelijke zekerheid waar het zich bevond. En natuurlijk leid ik er u graag naartoe. In het spoor van de meester zelf.

In de Breidelstraat is het meestal over de koppen lopen. In de tijd van Jan Van Eyck was dat niet anders. Binnen de stadsmuren woonden liefst 40.000 mensen. Het moet druk geweest zijn in de smalle straten en stegen. Niet in het minst vlak bij de Burg. Eerst moest Van Eyck de Reie oversteken die hier rechts onder de grote Waterhalle (1294) liep, een architectonisch hoogstandje dat het mogelijk maakte om Russisch sabelbont of Tataarse zijde ook bij regenweer droog te ontschepen. Vandaag staan er de neogotische gebouwen van het Provinciaal Hof en ‘de Post’. Uiteraard kende de schilder het belfort uit de dertiende eeuw, maar wel zonder de achthoekige derde verdieping van de toren, die pas na 1482 zou volgen.

Van Eyck is gehaast en slaat de Vlamingstraat in. Hij passeert de Grote Kraan die hier verderop rechts stond, en waar kraankinderen zich in twee reusachtige wielen de ziel uit het lijf liepen om de goederen aan wal te hijsen. Na de Stadsschouwburg, die vorig jaar zijn 150ste verjaardag vierde, bereiken we de internationale wijk, waar veel vreemde kooplieden woonden en werkten. Ze verzamelden zich in gilden en kwamen samen in natiehuizen die er in minder of meer gerestaureerde versies nog staan: de loge van de Venetianen, Florentijnen of die van de Genuezen, waar nu het Frietmuseum huist.

Een zekere Joos Vijd was de opdrachtgever van het beroemdste middeleeuwse paneel. De waarheid is dan ook simpel: zonder Vijd geen Lam Gods.

Brugge was in de tijd van Van Eyck een stad van kooplieden, makelaars en wisselaars. Bij de wisselkantoren kon je geld in deposito onderbrengen en later weer opvragen. Die filialen ontvouwden zich tot de voorgangers van onze hedendaagse banken. Vandaag zou Van Eyck vaststellen dat de herberg van de familie Van der Beurze, gebouwd rond 1285, in een flink gerenoveerde versie nog steeds het straatbeeld bepaalt. Het groeide uit tot de belangrijkste plek waar makelaars waardepapieren aankochten en later opnieuw van de hand deden. Toen financiële marktplaatsen in Antwerpen en Amsterdam later ook ‘beurs’ gingen heten, belandde de familienaam in het woordenboek; ook in landen als Italië (borsa) en Frankrijk (bourse).

Zo bereiken we de Poortersloge, afgewerkt rond 1417, een soort van Rotary-clubhuis avant la lettre, een plek waar de Brugse elite elkaar ontmoette. Geen idee of Van Eyck hier ooit een voet binnen heeft gezet. Ik moet voortmaken, want hij is al om de hoek verdwenen. Hij had beter even halt gehouden. Op de plek waar destijds nog water stroomde, is nu het Jan van Eyckplein en staat hij zelf in koper de eeuwigheid te trotseren.

De kunstenaar werd naar alle waarschijnlijkheid rond 1390 geboren in Maaseik, leerde de schilderstiel in Maastricht of Luik, vond daarna werk in Den Haag en volgde tenslotte Filips de Goede naar Brugge. De hertog stelde hem aan als hofschilder vanwege zijn “kundigheid en virtuositeit”. Dat Filips geregeld in het Brugse Prinsenhof resideerde, was belangrijk, maar tegelijk krioelde het hier van handelaars en bankiers met veel geld – een gedroomd cliënteel. Bovendien arriveerden in de Brugse haven, de pigmenten en grondstoffen die hij nodig had. Alle luxeproducten die hij schilderde zag hij gewoon op straat, van brokaat tot scharlaken stoffen.

Het stadhuis van Brugge op de Burg. In 1435 was het bedekt met een groot zeil. Erachter was Van Eyck aan het werk, om de beelden aan de gevel te beschilderen. Geert Van de Velde

Intussen rept Van Eyck zich door het Genthof, waar een houten huis uit de vijftiende eeuw kranig standhoudt. We moeten ons inbeelden dat zowat de hele straat destijds uit zulke huizen bestond. Zo belanden we op de Woensdagmarkt. Als je hier ’s morgens de mist ziet optrekken, lijkt het alsof je de mysterieuze tekening van Fernand Khnopff uit 1904 binnenstapt. Eens je hier voorbij bent, houdt het toerisme op. Terwijl de straten plots leeg zijn, naderen we het doel van deze excursie: een brug over een van de Brugse Reien. De schim in de verte lost op in het niets. Van Eyck is weer thuisgekomen.

In het Brugse stadsarchief, gevestigd op de Burg waar ik daarstraks vertrokken ben, was men zo vriendelijk me een wezenregister te tonen waarin een welbepaald huis beschreven wordt als “meester Jans huus van Eyck”. Het document dateert uit 1463 en maakt duidelijk dat hij 22 jaar na zijn dood nog altijd bekend was. Hoewel anderen de woning betrokken, bleef het in de volksmond duidelijk “Jans huus”.

Zulke documenten leren ons dat Van Eyck een woning had in de huidige Gouden Handstraat, meer bepaald het derde huis van de eerste straat rechts na het oversteken van de brug over de Reie. Op de plek van huisnummer 6, voor het brandstraatje waarvan je nog altijd sporen ziet. Zijn eigendom liep door tot aan de Gouden Handrei. Bij het water daar, ben je heel dicht bij de plek waar de schilder met de gouden handen zijn atelier had. Toch hangt hier nergens een bordje.

Dankzij Van Eycks perfectionering van de olieverftechniek kwamen kleuren beter dan ooit uit de verf.

In de zomer van 1432 kwam het Brugse stadsbestuur op bezoek in het atelier. De heren moesten daartoe langs het in deze straat gevestigde badhuis alias bordeel ‘In den Vulenbras’. Hoe vaak zou eerwaarde heer Van der Paele daar zijn gepasseerd?

Van Eyck had juist het Lam Gods afgewerkt en moet op het toppunt van zijn roem hebben gestaan. Dat hij in zijn Brugse atelier het Van der Paele-paneel schilderde, is nagenoeg een verworven zekerheid. Maar dé vraag die op veler lippen brandt blijft natuurlijk: waar schilderde Van Eyck het Lam Gods? In Gent of in Brugge?

Beveren

Waar het bruine goud vloeide

Het lijkt vreemd, maar de weg naar het Lam Gods in Gent loopt via Beveren. Dat zit zo. Een zekere Joos Vijd was de opdrachtgever van het beroemdste middeleeuwse paneel. De waarheid is dan ook simpel: zonder Vijd geen Lam Gods. Zeker sinds de net afgeronde restauratie van het schilderij is hij een ster geworden. Wie weet intussen niet dat hij met zijn vrouw Elisabeth Borluut op een van de buitenpanelen prijkt? Daarom onderneemt elke echte Van Eyck-fan ooit de tocht naar Vijds geboortedorp Beveren, zeker nu ze er hun bekende dorpsgenoot eren met tal van publieksprojecten. Zo kun je in het Hof ter Saksen genieten van een Vijdtuin met alle planten uit het Lam Gods. Maar eerst moet je naar een merkwaardige heuvel, de enige resten van wat ooit een imposant kasteel was.

‘Madonna met kanunnik Joris van der Paele’ (1436). De ziekelijke Van der Paele (in het wit gekleed) betaalde een fortuin om zich te laten vereeuwigen door Van Eyck. RR

Op het laatste gedeelte van de Kasteeldreef voel je nog een beetje hoe het ooit was: een lange laan van meer dan twee kilometer omzoomd met bomen, een verbinding tussen de kerk en het kasteel, nu grotendeels opgeslokt door bebouwing en verkeer. Beveren ligt achter me. Ik stap richting de expresweg en zie in de verte de steeds verder uitdijende haven van Antwerpen.

De koeltorens van Doel liggen op Bevers grondgebied. Zoals een aanzienlijk deel van onze elektriciteit van hier het land instroomt, vertrokken in de late middeleeuwen vanuit de Beverse polders ontelbare ladingen turf naar Vlaamse en Brabantse steden. Turf was uit gedroogd veen gewonnen brandstof, het bruine goud van die tijd. Op de koop toe waagden de Vijds zich ook aan indijkingen van overstroomde poldergronden. Als grootgrondbezitters en turfindustriëlen groeiden ze uit tot miljardairs.

Intussen ben ik aangekomen bij de heuvel, de zogeheten motte, waar ooit het kasteel Singelberg stond. Al snel nadat het in het bezit van de Vlaamse graven was gekomen, werd Joos’ vader Clais hier kastelein en baljuw. Als rechtstreekse vertegenwoordiger van Lodewijk van Male zou hij tijdens de conflicten met Gent geregeld de Schelde blokkeren om de toevoer van levensmiddelen af te sluiten.

Een afbeelding van het Lam Gods in het Hof ter Saksen. Geert Van de Velde

Terwijl ik de kleine berg oploop, besef ik dat Joos Vijd hier ergens omstreeks 1360 zijn eerste kreet moet hebben geslaakt. Het decor van zijn jeugd: in de verte de Schelde, hier polders, ginder Beveren. Het kasteel werd in 1652 afgebroken. Nu hebben konijnen hier vrij spel. Ze hebben de voorbije jaren enkele brokstukken van de westertoren blootgelegd.

Na de dood van Lodewijk van Male werd de Bourgondische hertog Filips de Stoute de sterke man in Vlaanderen. Die liet er geen gras over groeien en beval een onderzoek naar corruptie. Zo kwam aan het licht dat Clais Vijd zich met publiek geld had verrijkt. Hij werd op staande voet ontslagen waarna de familie (zoon Joos inbegrepen) naar Gent verhuisde.

Joos was niet voorbestemd om het familiefortuin te erven, maar zijn twee oudere broers stierven vroegtijdig zodat het uiteindelijk aan hem was om het hele Vijd-consortium te besturen. Het zou hem geen windeieren leggen. Hij kon de schande van zijn vader goedmaken en eigenaar worden van het Beverse kasteel Cortewalle. Deze residentie staat er wel nog, zij het met een totaal vernieuwd interieur.

De Vijd-tuin in het Hof ter Saksen, met alle planten uit het ‘Lam Gods’. Geert Van de Velde

Op het middenpaneel van het Lam Gods (achter de Belijders) zag je eeuwenlang dit kasteel – je kon goed de trapgevels herkennen. Na de recente restauratie verdween het. Het bleek om een overschildering te gaan. Was het de Gentse bisschop Antoon Triest (gestorven in 1657), een van de verre nazaten van Joos Vijd, die de opdracht gaf om het kasteel toe te voegen? We tasten in het duister. Wat wel zeker is: het Lam Gods werd betaald met Beverse turf en dijken. Maar om te weten of Van Eyck de twaalf recto verso-panelen al dan niet in de Arteveldestad schilderde, moeten we natuurlijk naar Gent.

Gent

Waar Van Eyck het ‘Lam Gods’ bij elkaar puzzelde

Vader Clais Vijd mocht dan wel uit de hertogelijke topadministratie zijn verdwenen, zijn turfhandel en risicovolle bedijkingen bleven grote geldstromen genereren. Hij investeerde het onder andere in een aantal Gentse eigendommen die zich bijna allemaal in de wijk rond de Sint-Janskerk concentreerden – pas in 1559 zou die de Sint-Baafskathedraal gaan heten. Laten we ronddwalen in de straten waar de schilder en de miljardair elkaar ongetwijfeld meermaals tegen het lijf liepen.

Onze Gentse tocht start in de Kortedagsteeg 12, meer bepaald bij het winkelpand van een Scandinavische designshop. De argeloze bezoeker stapt hier een kapel binnen die voor het eerst in de archieven opduikt in 1372. Het gebouw hoorde bij het godshuis van de wolwevers, een soort van opvanghuis voor oude en zieke wevers. Kijk naar het houten tongewelf. Leg je blik te rusten bij de als figuurtjes vermomde kraagstenen.

Op de plaats van de boom rechts was wellicht het atelier van Van Eyck. Zijn eigendom liep helemaal tot aan de Gouden-Handstraat. Geert Van de Velde

Op zich is er niets mis met het gebruik van deze ruimte – niet alles kan een museum worden – maar misschien kan het een idee zijn om ook polyfonische klanken over de klanten uit te strooien, kwestie van de late middeleeuwen nog wat dichterbij te trekken.

Joos Vijd had de opdracht voor het Lam Gods oorspronkelijk aan Jans broer Hubert gegeven, maar die stierf al in 1426, waarna Jan het werk voortzette. Het blijft problematisch dat je geen twee handen in het werk kunt ontdekken. Zou Jan toch alles zelf geschilderd hebben?

Joos Vijd, die intussen de pater familias was geworden, woonde verderop in zijn paleis, minstens goed voor de hele huizenblok die vandaag ingesloten is tussen de Gouvernementsstraat en Lange Kruisstraat. Het paleis is verdwenen, maar meteen links op het net vermelde uitzicht van het Lam Gods zie je een gebouw dat ons een idee geeft.

Cortewalle was de residentie van Joos Vijd, de opdrachtgever van het ‘Lam Gods’. Op het middenpaneel was eeuwenlang dit kasteel te zien. Geert Van de Velde

Je kunt ook richting Sint-Baafskathedraal wandelen. Niet om binnen te gaan, maar om door te steken naar de Grote Sikkel, een nog in goede staat overgebleven steen uit de veertiende eeuw. Het torentje (de belvédère) dateert uit de tijd van Van Eyck. Zo ongeveer moeten ook de Vijds zijn gehuisvest. Ik heb geluk en mag in een zijpand (de kleine Sikkel) afdalen in de gotische keldergewelven. Daar zie je dat deze luxepanden tegelijkertijd gigantische opslagplaatsen waren van succesvolle handelaars.

Dan glippen we eindelijk de kathedraal zelf binnen. Joos Vijd en Elisabeth Borluut waren kinderloos gebleven. Het stak dat niemand de familienaam nog zou dragen, en om hun leven toch met een vermoeden van eeuwigheid te bekronen, lieten ze net als Van der Paele een paneel schilderen voor in hun kapel.

Uiteraard tekenden de twee present toen op 6 mei 1432 het Lam Gods werd ingehuldigd. Daar had ik ook wel bij willen zijn. Dankzij Van Eycks perfectionering van de olieverftechniek kwamen kleuren beter dan ooit uit de verf. Door het op elkaar leggen van transparante lagen slaagde hij er zelfs in om diepgang in die kleuren te leggen. De aanwezigen in de Sint-Janskerk zagen een blauwe lucht die lumineuzer was dan ooit. Het goud was geen vergulde schittering, maar leek op echt goud. Tijdens de restauratie heeft men overschilderingen uit latere eeuwen weggewerkt en de oude kleurenkracht hersteld. Wat wij zien, is wat Vijd en Van Eyck zelf zagen.

Vandaag: een designwinkel in Gent. In 1372: een kapel van het godshuis van de wolwevers, een soort opvanghuis voor oude en zieke wevers. Geert Van de Velde

Voeg daar Van Eycks revolutionaire beheersing van licht en schaduw bij, en tel uit wat het effect moet zijn geweest. Vielen Vijd en zijn vrouw ten prooi aan een fotografische illusie? Hadden ze het gevoel voor een spiegel te staan? Vijd kon in ieder geval al zijn wratten en kinnen tellen.

Zoom nu in op het middenpaneel. Rechts onder de zon zie je een stad. Nog meer focus en onze blik vangt de gedetailleerde contouren van de Sint-Janskerk die zijn romaanse gewaden aan het afleggen is, met het nog onafgewerkte middenschip en de nieuwe gotische straalkapellen. Zes mei 1432 is plots heel dichtbij. We weten dat in een van die kapellen dit schilderij hangt. Dat Vijd en Van Eyck daar stonden. Net als wij nu. Op die sprookjesachtige Lam Gods-heuvel waar Gent verschijnt en richting hemel reikt. Als we niet oppassen, stijgen we mee op.

Lees meer

Aangeboden door onze partners

Nieuwe Video's

Nog meer nieuws