Direct naar artikelinhoud
Onderzoek De MorgenStaat van de natuur

Vlaamse biodiversiteit kleurt rood: ‘Vlaanderen is één groot stort voor mest’

Tobias Ceulemans, bioloog aan de KU Leuven, in het natuurgebied Wijngaardberg in Rotselaar.Beeld Eric de Mildt

Kustduinen veren op, bossen stellen het beter en bomen planten is in. Toch staat in heel wat belangrijke Vlaamse ecosystemen het licht op (donker)rood. ‘Er worden grote inspanningen gedaan, maar door vermesting en versnippering is het dweilen met de kraan open.’

“Kom, springen!” Bioloog Tobias Ceulemans (KU Leuven) huppelt en de ‘grond’ begint te deinen. Het veen verandert in een groene, golvende zee met planten die bewegen alsof ze dronken zijn. Dit natuurgebied bij Aarschot, waar 9.000 jaar geleden de Demer vloeide, is dan ook een ‘trilveen’. De plantenmassa doen trillen als gelei is wel niet de bedoeling, want dit is kwetsbaar en beschermd gebied.

Ceulemans wil ons alleen maar tonen hoe een trilveen werkt. Ook daarom plukt hij na de springsessie een stukje veen voor ons. Het licht krullend mos kriebelt en voelt droog aan. “Nu knijpen”, zegt Ceulemans. Er stroomt een verbazend grote hoeveelheid water uit. “Veen is één grote spons. In Noord-Amerika gebruikte de autochtone bevolking veenmos als pamper.”

Maar veen is niet alleen een springkasteel, pampermateriaal of oogverblindend mooi, met in het voorjaar talloze orchideeën. Het belang ervan kan moeilijk overschat worden. Een veen is een natte, erg meeverende dikke laag  ‘onverteerde’ planten met veenmos dat het water vasthoudt en alles doet zwellen of krimpen.

Juist dat biedt drie ‘diensten’ die steeds crucialer worden. “Deze spons is ons drinkwater, onze buffer tegen overstromingen én het slaat meer CO2 op dan bomen”, zegt Ceulemans, die hier CO2-metingen doet. Zo ligt er in Europa tot vijfmaal meer koolstof vast in venen dan in bossen.

In dit veen staan ook erg unieke plantensoorten die je ook vindt in het noordpoolgebied. Maar net als nu in het hoge noorden staat de grond hier in brand. Niet letterlijk, maar het veen droogt uit, waardoor het in contact komt met zuurstof. Dan ontstaat hetzelfde chemische proces als bij verbranding. Zo smeult het veen weg.

Nederland, dat voor een flink deel op veengrond staat, zakt daardoor een halve tot vijf millimeter per jaar. Bovendien komt er veel CO2 vrij wanneer veen vergaat. De CO2-spons wordt dan een CO2-bron. Zelfs hier, in één van de meest intensief onderhouden stukjes veen die er nog zijn, is het nu te droog en begint CO2 vrij te komen.

Veen is dus bijzonder nuttig, maar in Vlaanderen blijft nog maar zo’n vijf procent over. Vandaag proberen natuurbeheerders wat er rest wel in stand te houden. Maar dat lijkt een gevecht tegen de bierkaai: naast ‘graslanden’ is veen het type natuur dat er ook na tien jaar biodiversiteitsbeleid het slechtst aan toe is.

Streefdoel

Ook veel andere biotopen kreunen. Het overgroot deel van de soorten natuur die lidstaten van Europa moeten beschermen, stellen het hier zeer slecht. Nochtans is de oppervlakte waar effectief aan natuurbeheer wordt gedaan sinds 2011 toegenomen van ruim 60.000 naar zo’n 90.000 hectare en is de oppervlakte aan Europees beschermd Natura 2000-gebied sinds 2000 gestegen van 130.000 naar 170.000 hectare.

“Maar ondertussen verliezen we dagelijks 6,5 hectare aan open ruimte”, zegt Anik Schneiders, onderzoeker bij het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). En ondanks alle inspanningen verkeren slechts drie van de 44 ‘habitattypes’ van Europees belang hier in goede staat: mergelgroeven, kustnatuur, duindoornstruweel en ‘bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten’.

Hoopgevend is wel dat twintig van de 44 er de laatste tien jaar op minstens één aspect op vooruit zijn gegaan. Het gaat vooral om natuur in kustduinen en bossen. “Er is dus wel verbetering, maar we komen van ver. Daarom is de globale situatie nog altijd niet goed”, zegt INBO-onderzoeker Desiré Paelinckx.

Het streefdoel van de Europese biodiversiteitsstrategie tussen 2010 en dit jaar om ten minste vijftien procent van de aangetaste ecosystemen te herstellen is dan ook niet gehaald, concludeert Ceulemans. Dat heeft te maken met die belabberde startpositie, slabakkend beleid en de competitie tussen ruimte voor landbouw, industrie en wonen.

Nochtans illustreert de positieve evolutie in de kustduinen dat ambitieus beleid mogelijk is en werkt. Dankzij het Duinendecreet uit 1993 won de natuur die er nog was in de duinen het van beton. Ondanks fel protest van projectontwikkelaars kocht de overheid kustduinen die nog niet verkaveld waren op om ze maximaal te beschermen en te herstellen. De oogstrelende natuur werd een zegen voor het kusttoerisme en biedt goedkope kustbescherming dan dijken.

Kostbaar bosgebied

Waar ook, tenminste deels, goed nieuws te rapen valt, is in onze bossen. Vlaanderen behoort met zijn tien procent oppervlakte aan bos wel nog altijd tot een van de meest bosarme regio’s van Europa en de al in 1997 beloofde extra tienduizend hectare is er nog altijd niet, hoewel minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA) daar nu werk van maakt. Ook stagneert de hoeveelheid beschermde bosoppervakte die erbij komt en stelt geen enkele van de belangrijke boshabitats die we van de EU moeten beschermen het goed.

En er verdwijnt nog altijd kostbaar bos. De totale oppervlakte is dan wel niet veel veranderd - in 1997 had Vlaanderen 140.380 hectare bos, nu is dat 140.297 -, maar nog te vaak wordt oud bos vervangen door nieuwer bos dat minder CO2-opslaat en waar fauna en flora minder aan hebben.

“Een overgroot deel van onze bossen is niet stevig beschermd. Daardoor gaat nog altijd vaak waardevol dat veel zeldzame soorten herbergt verloren”, zegt bosecoloog Bart Muys (KU Leuven).

Maar het bos dat er staat, verkeert in steeds betere staat. Ongeveer tweederde van de Europees beschermde boshabitats gaat erop vooruit. “Dat komt omdat dat bos ouder wordt, waardoor de natuur er rijker wordt”, zegt Muys. “Ook is er beter beheer. Overal blijft dood hout meer liggen en ontstaan er ruimtes waar licht binnenvalt. Dat trekt schimmels, insecten en andere soorten aan en geeft de biodiversiteit een duw in de rug.”

Kostbaar bosgebied
Beeld Eric de Mildt

Het is echter nog niet voldoende. Zeker niet nu ook de klimaatverandering toeslaat. “Door droogte en hitte krijgen talloze soorten het moeilijk. Ook daarom valt te hopen dat Demir slaagt in haar opzet om 10.000 hectare extra bos te voorzien tegen 2030. Verschillende ministers beten er al hun tanden op stuk”, zegt Muys. “Ze botsen telkens weer op een njet van de landbouwsector. Maar jaarlijks verdwijnt wel 6.000 hectare landbouwgrond aan verstedelijking. Dan moeten die tienduizend hectare extra bos toch kunnen? Stadsrandbossen kunnen landbouwgrond trouwens beschermen tegen oprukkende verstedelijking”

Stikstofneerslag

Landbouwbeleid en ruimtelijke ordening zijn voor alle ecosystemen bij ons de grootste problemen. Volgens specialisten was het beleid al te gevoelig voor de eisen van landbouworganisaties en projectontwikkelaars. “Zolang dat niet verandert, blijft herstel en beheer dweilen met de kraan open want de structurele druk op de natuur neemt sneller toe dan dat beheer kan herstellen”, stelt Ceulemans.

Eén van de factoren die het zwaarst weegt is ‘stikstofneerslag’: chemische verbindingen uit vooral mest en in mindere mate uit verkeer en industrie verdampen in de atmosfeer en dwarrelen nadien weer neer. Sommige ‘stikstofminnende’ planten zoals sommige grassen varen daar wel bij. Vele andere, zoals bloemen in grasland en heides, mossen en paddestoelen kwijnen erdoor weg omdat de stikstofneerslag de bodem verzuurt.

Dat proces verwringt het hele systeem. Zo betekent minder soorten bloemen en grassen op stikstofarme bodem minder eten voor insecten, die als bestuivers een rol spelen in de voedselproductie. Minder paddestoelen nekt op termijn ook bomen, want zij vormen bondgenootschappen met specifieke paddestoelen om aan voeding en water te komen. 

In vergelijking met de jaren negentig is er wel al verbetering. Toen bedroeg de stikstofneerslag zo’n 40 kilo per hectare per jaar, nu is het 25 kilo. Landbouw en industrie leverden dan ook inspanningen met filters en stikstofarme stallen. Maar het blijkt onvoldoende want al jaren daalt de stikstofneerslag niet meer terwijl het streefdoel tien à vijftien kilo per hectare is.

“En recent onderzoek leert dat zelfs dat te hoog is voor onder andere bossen, bloemrijke graslanden en veen”, zegt Ceulemans, die op het onderwerp doctoreerde. 

Het is volgens de expert de prijs die we betalen voor onze intensieve landbouw die inzet op vleesexport. “Vlaanderen is één groot stort voor mest, die je zowat overal in landbouwgebied mag uitsmeren. Dat is de grootste bron van stikstofneerslag”, stelt hij, terwijl hij ons een maïsveld toont dat pal naast het nochtans erg goed beschermde veen in Aarschot ligt. 

“Dit toont hoe het misloopt. De mest kan hier gewoon in het veen regenen. Mochten er aardbeien of witloof staan, zou dat al minder riskant zijn want die vergen minder mest. Maar met mestverwerking op maïsvelden valt meer geld te verdienen dan met fruitteelt . Daarom kwamen er de laatste decennia zoveel maïsvelden bij, zelfs vlakbij beschermde topnatuur.”

Geen valabel excuus

Hoe die natuur niet gespaard blijft van ruimtelijke versnippering en ‘landbouwdruk’ blijkt ook op de Wijngaardberg in Rotselaar. Het is een oude ijzerzandsteenheuvel waar negen miljoen jaar geleden een gletsjer lag en waar unieke ‘bergvegetatie’ bloeit zoals je die ook in de Vogezen vindt.

De heuvelflanken met die bijzondere natuur zijn Europees beschermd, maar bovenop op de heuvel is er fruitteelt. Dat mag zelfs in natuurgebied, zij het met gelimiteerd mest-en pesticidengebruik. Een voordeel voor de fruittelers is dat wilde natuur vlakbij voor zoveel bestuivers zorgt dat ze geen bijenkasten nodig hebben.

“Maar nu lopen er aanvragen om hier landbouwgebied van te maken waarop alle teelten kunnen”, vertelt Ceulemans. En ook hier ligt, zoals in Aarschot, een maïsveld net buiten het natuurgebied. De bioloog vreest daarom dat nog meer maïs, en dus mest, terechtkomt in de zeldzame ‘bergnatuur’. “Ik hou mijn hart vast.”

Hij is minstens even bezorgd over een stukje ‘groen’ in de Demervallei dat het woord ‘grasland’ een compleet andere invulling geeft. Hier geen monotoon groen tapijt, maar een zoemende, vibrerende vlakte propvol bloemen en planten. Bij iedere stap die je zet, springen zeker dertig insecten weg. Hier staan de laatste Vlaamse harlekijn in een paars-witte zee van blauwe knoop en wilde bertram en floreren fraaie vlinders als oranje zandoogje en kleine parelmoervlinder.

Geen valabel excuus
Beeld Eric de Mildt

Deze plek is nooit intensief bemest of geploegd. Het contrast met de donkergroene grasweides ernaast is scherp. “Vroeger was grasland nooit grasgroen maar een bonte kleurenschakering”, zegt Ceulemans.

Hoopgevend voor deze plek is dat de Vlaamse overheid plant om in de Demervallei tussen Diest en Mechelen 1.100 hectare extra natuurgebied te voorzien. “Maar drie landbouwenclavesmidden mogen blijven, waardoor mest en bestrijdingsmiddelen ook hier in dit kwetsbare landschap kunnen lopen bij overstromingen”, zegt Ceulemans. “Dat bouwt structureel slechte waterkwaliteit in en ondergraaft een geweldig beschermingsplan. Zo gaat het nog te vaak.”

Dat er in het kleine Vlaanderen ‘nu eenmaal’ niet genoeg ruimte is, vinden niet alle experts een valabel excuus. Het potentieel is volgens Ceulemans enorm. “Je ziet het niet vanuit de auto door de lintbebouwing, maar kaarten en luchtfoto’s tonen dat er onder andere in de Schelde-, Ijzer-, Nete- en Demervalleien er erg veel ruimte voor natuur is. Maar dan is ruimtelijke ordening nodig die niet vol gaten zit.”

Natuur hoeft daarbij niet in de weg te staan van landbouw. Wel moeten we clusteren: beslissen welke regio’s we vrijwaren van intensieve landbouw en welke niet. “Nu staat álles onder druk. Maar poldergebied kan bijvoorbeeld beter tegen stikstofneerslag dan veen en heide. Er moet meer logica in komen”, zegt Ceulemans.

Voor Schneiders is een omschakeling in de landbouw cruciaal zodat boeren een beter inkomen krijgen en de landbouw duurzaam wordt. “Het Europese landbouwbeleid is hier doorslaggevend”, stelt de onderzoekster. Voor al die keuzes is politieke durf nodig. Maar als het allemaal lukt, dan kan Vlaanderen volgens de experts een zeer groot deel van zijn water-, milieu- en biodiversiteitsproblemen oplossen.