Direct naar artikelinhoud
InterviewVakantieliefde

‘Mijn Italiaanse vakantieliefde bleek pittiger en gevaarlijker dan ik hoopte’

Bologna.Beeld pxfuel

Corine Koole sprak met twee mensen die in een zomer smoorverliefd op elkaar werden. Hoe ging het verder? En hoe kijken ze daar nu op terug? Vandaag: Christine (38) en Alvaro (45) en hun zomer van 2002.

Christine

“Ik ontmoette hem in de zomer van 2002 op een feest van de universiteit van Bologna, waar hij studeerde en ik een zomercursus Italiaans deed. Op mijn eerste avond was er een barbecue, we zongen liederen in alle talen en dronken wijn. Iedereen was uitgelaten en blij – de buitenlandse studenten omdat ze de gelukkige keuze hadden gemaakt voor het heerlijke Bologna, en de Italianen omdat ze zich gelukkig prezen met het grote aanbod Noord-Europese meisjes.

“Alvaro koos mij. Hij stelde voor een wandeling te gaan maken en we waren nog niet buiten of hij begon me woest te zoenen. Ongelooflijk. Hij was alles wat ik verwachtte van een Siciliaan, overdonderend en sensueel met zijn grote glimlach, felle ogen en donkere krullen. Hij zei: ‘Jij zegt alleen iets als het echt relevant is’, en ik dacht: je moest eens weten. Naast hem voelde ik me een saai, duf meisje. Ik wilde wel kletsen, maar sprak nog nauwelijks Italiaans. De helft van de betekenis van zijn woordenstroom ging aan mij voorbij. Er volgden een paar dagen van zoenen op de trap als niemand keek, en ik voelde me opgetild en geliefd.

“In de nacht voor zijn feestelijke afstuderen belandden we bij elkaar in bed. ‘Buono’, zei ik tussen het vrijen door, maar dat woord bleek voorbehouden aan maaltijden. Ik had ‘bello’ moeten zeggen. Vanzelfsprekend, liefde is niet zomaar lekker, maar mooi.

Opnieuw toonde hij zich die nacht de gepassioneerde man uit een Siciliaans sprookje. Ik had steeds meer moeite zijn toewijding geamuseerd af te doen als een cliché. Dit was immers toch zeker waar het in echte liefde op aankwam: hoffelijkheid, interesse, overgave. In de uren erop buitelden de enerverende hoogtepunten over elkaar, verpletterend in al hun uitbundigheid.

“Wat zag hij er de volgende ochtend schitterend uit in zijn mooie pak met de lauwerkrans die alle Italiaanse studenten dragen bij hun afstuderen. Te midden van zijn hele familie, vader, moeder, broers en alle ooms en tantes, liep hij naar me toe en zoende me hartstochtelijk. Ik voelde ieders verbazing, maar niemand vroeg iets, iedereen wachtte beleefd op nadere informatie, die natuurlijk uitbleef.

“Want wat hadden we moeten zeggen? Wij kenden elkaar pas een paar dagen, wat niet verhinderde dat ik mocht aanzitten aan het familiefeestmaal met alweer heerlijke witte Corvo glicine en vis, schaal- en schelpdieren, afgewisseld met toespraken, waarvan vooral die van zijn tante me bijbleef. Zij vergeleek Alvaro met een zigeuner, iemand zonder vaste verblijfplaats. De creatiefste van zijn familie, weggegaan uit Sicilië om elders zijn geluk te beproeven. Dat gekwelde, zoekende, maakte hem in mijn ogen alleen maar aantrekkelijker.

“Maar toen ik hem aan het eind van de week op de trein zette naar Palermo waar hij een vakantiebaantje had, rekende ik er niet op hem ooit weer te zien. Hij hing uit het raampje, ik legde mijn hand op mijn hart en dacht: dat was het. Maar hij bleef bellen en kwam zelfs naar Rome, waar ik nog een week kampeerde met een vriendin. Dat was het moment dat we een stel werden. Na afloop van die week nam hij me mee naar zijn eiland, waar we de kathedraal van Monreale bezochten en pasta alla Norma aten bij zijn ouders.

“Eten, eten, eten. Hij was een geweldige kok; als we gingen backpacken, haalden we eerst op de markt allerlei soorten vis en groenten die hij op een zacht vuurtje roosterde. Een keer kwam ik gedoucht uit de toiletblokken en was hij alweer bezig op een gaspitje aubergines te grillen. Hij rook altijd naar tijm, rozemarijn, cacao. Sicilië is een vulkanisch eiland, zelfs de kerstomaatjes die daar groeien smaken sterker.

“Maar zoals alles wat die grond voortbrengt, bleek ook hij pittiger en gevaarlijker dan ik hoopte. Want toen hij na de zomer naar Nederland kwam, toonde hij zich lusteloos en maakte ik kennis met zijn giftige jaloezie. Ik hoefde maar met een andere jongen te praten of hij was al gekrenkt en boos. Die jaloezie zette door toen hij weer in Italië was. Als we afspraken om elf uur te bellen, dan belde hij om vijf voor elf en was razend als ik er dan nog niet was. In zijn nabijheid mocht ik mijn voeten niet op een stoel leggen als ik een boek las, bepaalde kleren mocht ik niet meer dragen; allerlei geboden die een westers meisje als bespottelijk in de oren klinken. Ik werd steeds onzekerder in zijn buurt, op het laatst was ik opgelucht als ik een uur geen kritiek kreeg.

“Tijdens mijn laatste bezoek aan hem werd ik bang. Nu waren het nog harde, in drift uitgesproken woorden, maar straks zou ik misschien klappen krijgen. De volgende dag toen we wakker werden, kondigde ik mijn onmiddellijke vertrek aan. ‘Ik wilde je alleen maar beschermen’, was zijn verweer. Maar dat klonk in mijn oren nog vreemder. Ik wilde geen bescherming, maar gelijkwaardige liefde. Ik vertrok, niet omdat ik niet langer verliefd was, maar uit angst.”

Alvaro

“Ik was 27, kwam uit Palermo maar woonde al jaren in Bologna, waar ik film en theater studeerde. Die avond kookte ik een enorm gangendiner voor de nieuwe studenten en telkens als mijn vriend Pasquale tijdens het vullen van de glazen een leuk meisje zag, stelde hij haar vrolijk aan onze vrienden voor. Zo ontmoette ik die avond veel meisjes uit alle uithoeken van Europa, tot ik ineens schuin tegenover me een jonge vrouw zag in een simpel pastelkleurig T-shirt met V-hals. Dat ze niet overdreven veel aandacht aan haar uiterlijk had besteed, vond ik leuk. Het maakte haar anders en ik moest moeite doen niet steeds te kijken naar de afdruk die haar borsten maakten in het zacht gekleurde katoen.

“Ze had me door en lachte, redde me door te vragen waar die heerlijke geuren vandaan kwamen. Ik leidde haar naar mijn keuken, en kaapte haar zo net op tijd weg voor de neus van mijn vriend Mimmo, die haar ook had gezien. Ik hield op die leeftijd al van koken, vond het heerlijk om al die onwetende Noord-Europeanen die dachten dat voedsel bedoeld was om je maag mee te vullen een totaal nieuwe eetsensatie te bezorgen. Mijn vrienden noemden mij niet voor niets Pino Chef, de smaakdictator, en terwijl buiten de demonstraties bulderden tegen het rechtse bewind van Berlusconi, zongen wij die nacht liederen, aten risotto ai funghi en dronken Siciliaanse wijn.

“De volgende ochtend werd ik wakker. Ik had over haar gedroomd. Over dat T-shirt en die glimlach, die mooie, stille, diepe glimlach. Wie was zij? Ik besloot zo snel mogelijk het volgende maal te organiseren en dit keer koos ik voor een barbecue. Ik streek mijn mooiste overhemd, rookte wat marihuana tegen de spanning en die avond tussen alle gelach en gepraat door, nam ik haar mee naar de beschutting van een heg en zoende haar onder de sterrenhemel van Bologna. Ze kuste terug. Verlegen eerst, en ik weet, het lijken de woorden van de eerste de beste cliché-Italiaan, maar echt, alle kussen die ik in mijn jaren als man had uitgewisseld, verbleekten. Het was of onze monden lieten weten wat ik op de eerste avond eigenlijk al raadde: dat we voor elkaar waren bestemd. Dit zou weleens doodserieus kunnen worden.

“Misschien had ik gewild dat het een fling kon blijven en ik zo de schade die in de verte vaag dreigde, kon beperken, maar het lukte niet. We werden een stel, en probeerden elkaar in de maanden erna op te zoeken waar het maar kon, in Utrecht waar ze studeerde, in Rome, Palermo, Nijmegen. Een keer kampeerden we in een natuurreservaat in Scopello, Sicilië. Terwijl zij een groen kleed uitspreidde dat de tafel moest voorstellen, maakte ik de vis schoon die we die ochtend hadden gekocht in de viswinkel van San Vito Lo Capo. We droegen beiden een leren hoed. Ik stak de barbecue aan, ze kwam achter me zitten en fluisterde: ‘Ik ben gelukkig, liefje.’ Ik had zulke woorden natuurlijk al eens gehoord van meisjes, maar nooit klonken ze echter dan nu. Ik draaide me om, het mes waarmee ik de munt aan het snijden was viel op de grond, we omhelsden elkaar en gingen de tent in. Haar lichaam was zoals ik me het lichaam van Eva voorstelde van voor de zondeval. Munt is voor mij tot de dag van vandaag het liefdeskruid.

“Het was haar beslissing het uit te maken, nooit de mijne. Iets meer dan een jaar na onze eerste ontmoeting maakte ze het uit op de meest gewelddadige manier die er bestaat: per telefoon. Zelfs nu ik al jaren niets van haar heb gehoord, denk ik nog weleens aan de woorden van haar wijze moeder, die tijdens een etentje met heerlijke ui-preisoep zei: ‘Christine is een liefdevol iemand, maar je moet haar behandelen met zorg, als iets van grote waarde.’

“Ik ben blij met de tijd die we samen hebben gehad, maar ik was het kennelijk niet waard om zo’n grote waarde te koesteren. Ik heb haar nadien nooit meer gezien, maar in mijn huiskamer hangt haar foto tussen de andere foto’s uit mijn leven. Ze poseert niet, haar blik scheert langs de lens, haar haren wapperen. Deze foto maakt me dagelijks duidelijk dat ik voorzichtig moet zijn met de liefde, die niet te vermorsen, als een orakel dat zegt: kijk goed en onthou wat ertoe doet en luister naar de moeder van Christine.

“Tegenwoordig heb ik meer rust, ik hou van mijn werk als documentairemaker en van Palermo. Met een vrouw uit Londen kreeg ik een zoon: Lou. Hij stierf toen hij een half jaar oud was. Soms denk ik: dit is kennelijk hoe het met mij moet gaan: pijn en liefde, hand in hand. Ik ontvang veel, maar ik raak ook veel kwijt.”

In deze aflevering zijn de namen Christine en Alvaro gefingeerd. De echte namen zijn bekend bij de redactie.