Direct naar artikelinhoud
Analyse

Een spannend hoofdstuk begint in de Wetstraat: Bart De Wever krijgt concurrentie

Conner Rousseau, Alexander De Croo en Tom Van Grieken hijgen in de nek van Bart De Wever.Beeld DM

Ruim vijftien jaar domineerde hij het debat. Lang lag het staatsmanschap binnen hand­bereik. Maar het ontglipte hem op het nippertje. Of liet hij het bewust liggen? In elk geval begint voor N-VA-voorzitter Bart De Wever, en voor de Belgische politiek, een nieuw en spannend hoofdstuk.

Weinig mensen lijken sterker van elkaar te verschillen dan Bart De Wever en Albert II, respectievelijk N-VA-vorst en voormalig koning der Belgen. Hun visie op het vaderland, om maar iets te noemen, is niet compatibel. Toch hebben ze meer met elkaar gemeen dan men zou denken: zo hebben ze qua probleem­oplossend vermogen de voorbije maanden allebei een reusachtige flater geslagen.

Hoe het Albert II verging, was deze week groot nieuws. Met Hare Koninklijke Hoogheid Delphine van Saksen-Coburg heeft hij er een volwaardige dochter bij gekregen – aan wie hij straks dus ook een deel van zijn erfenis zal moeten nalaten. Dat had hij liever niet zien gebeuren, maar het is zijn eigen verantwoordelijkheid.

In de vele interviews die ze gaf, legde Delphine uit dat dit hele verhaal voor haar ook gewoon had kunnen worden afgesloten met een oprechte, empathische erkenning. Maar toen de uitslag van het DNA-onderzoek bekend raakte, vertoonde Albert II geen spatje menselijkheid en verklaarde hij nooit het gevoel te hebben gehad dat Delphine zijn dochter is. En dat, aldus Delphine, voelde aan als “verraad”, als “een mes in de rug”.

En dus besloot ze “all the way” te gaan – tot en met titel en erfenis. Die symboliek is moordend voor Albert II.

Iets vergelijkbaars overkwam Bart De Wever. Toen hij eind juli in Terzake uitlegde dat hij samen met PS-kopman Paul Magnette alvast een bubbel van vijf had gevormd en nog welgeteld één liberale partij nodig had om een regering te vormen, gaf hij ook geen blijk van overdreven veel empathie jegens Open Vld-voorzitter Egbert Lachaert. De liberale onderhandelingsnota noemde De Wever “een sprookje”, en dat Lachaert zijn Franstalige zusterpartij niet wilde dumpen om een bubbel van zes te vormen, was volgens de N-VA-voorzitter “crimineel onverantwoordelijk”.

Hoe dat afliep, is bekend. Lachaert voelde zich, zo zei hij vorig weekend in deze krant, “vernederd” en besloot om het gas­pedaal richting Vivaldi “all the way” in te duwen. Het resultaat is moordend voor De Wever. Vriend en vijand zijn het erover eens dat hij zijn afspraak met de geschiedenis heeft gemist. “De Wever is compleet respectloos met ons omgegaan”, zei Lachaert nog in De Morgen. “Hij heeft historisch geblunderd. Al de rest zijn flauwe excuses.”

Het vuile werk

Merkwaardig genoeg was het De Wever zelf die het mes nog wat in de wonde draaide. In Het Nieuwsblad gaf hij toe dat hij die uitspraak in Terzake beter niet had gedaan. Maar hij voegde eraan toe dat zijn PS-collega daarop had aangestuurd. “Magnette zoekt altijd een Vlaming om zijn vuile werk te doen. Maar achteraf krijg je wel het deksel op de neus.” Daarmee zondigt De Wever tegen een leefregel die een ware conservatieve denker in acht moet nemen: nooit de verantwoordelijkheid voor de eigen daden ontvluchten, nooit iemand anders de schuld geven als je een kans niet gegrepen hebt.

De vraag is ook of die uitleg wel klopt: laat een door de wol geverfd politiek beest als De Wever zich dááraan vangen? Het mag worden betwijfeld, ook al omdat hij in dat interview met Het Nieuwsblad evenzeer de blunder van maart toegaf. Toen had hij, na een fameuze elleboog­shake met Magnette om een corona­regering te vormen, voor de camera op de stoep voor zijn huis openlijk gesolliciteerd naar het premierschap: “Dat bleek een tactische fout. Dat had ik niet mogen doen.”

Niemand heeft de voorbije vijftien jaar zo hard gewogen op de politiek en het debat als Bart De Wever. Hij creëerde, welhaast vanuit het niets, de grootste partij van het land. Hij verloste Vlaanderen een tijdlang van de dominantie van het ranzige Vlaams Belang. Hij veroverde Antwerpen, Vlaanderen en vier jaar lang zelfs België. Zijn strategisch inzicht en retorisch vermogen dwingen ontzag af. En toch laat diezelfde man zich in enkele maanden tijd tot twee keer toe het staatsmanschap door de vingers glippen. Dat roept vragen op. Mogen we dat nog wel pech noemen? Of was dat juist het plan, en gokte De Wever stiekem op nieuwe verkiezingen? In het fameuze Terzake-interview zei hij over het liberale verlanglijstje dat het oogde als een “verkiezingsprogramma”, en dus “500 dagen te laat” kwam of, zo voegde hij daaraan toe, “een paar maanden te vroeg”.

Het belangrijkste kantelpunt in de loopbaan van de machtigste politicus van de voorbije jaren ligt al wat langer achter ons. Bijna twee jaar, om precies te zijn. Van corona was nog geen sprake – migratie was hét politieke thema. En dus besloot N-VA om zich in de toenmalige federale regering – de zogenoemde Zweedse coalitie, met liberalen, N-VA en CD&V – te verzetten tegen het Marrakech­pact, een tekst van de Verenigde Naties over migratie. Dat verzet leidde vrij snel tot het vertrek van N-VA uit de regering-Michel, die daarna vervelde tot de regering-Wilmès en tot een week geleden bleef besturen – met alle gevolgen van dien voor de corona­crisis, maar dat is een ánder verhaal.

Het is een gevaarlijke verschuiving in het discours van De Wever. Vroeger was België ‘de optelsom van twee democratieën’, nu is het al ‘geen democratie’ meer.Beeld Photo News

In de politieke biografie van De Wever is Marrakech de eerste blunder van formaat. Zijn hoop ging immers niet in vervulling: er kwamen niet onmiddellijk nieuwe verkiezingen, een meerderheid in de Kamer besloot om te wachten tot de geplande datum in mei – en toen bleek dat de gok helemáál mislukt was, want de N-VA kon niet scoren met de harde migratielijn. Dat deed Vlaams Belang, na dertig jaar nog altijd de eerste eigenaar van dat thema. N-VA verloor op zondag 26 mei 2019 twintig procent van haar stemmen.

Communicatief, en qua spinner van de media, toonde De Wever zich wel meteen op zijn best, door het eigen verlies aan Vlaams Belang listig te vermommen als een versterking van de Vlaamse rechterzijde. Dat discours heeft hij aangehouden tot bij de vorming van Vivaldi: als hij zegt dat geen enkel ander land in de hele wereld wordt bestuurd zónder de twee grootste partijen in de coalitie, werpt hij zich eigenlijk op als de woordvoerder van een virtueel Vlaams-nationalistisch kartel.

Het is een hypothese die de voorbije maanden niet aan bod kwam, maar het valt niet uit te sluiten dat de recente fouten van Bart De Wever – zeker het openlijke schofferen van de liberalen – dezelfde oorsprong hebben als de Marrakech­flater: de hoop op nieuwe verkiezingen die Vlaams Belang en N-VA een grote meerderheid in Vlaanderen zouden bezorgen. Misschien speelde die gok mee op de achtergrond en rekende N-VA bij nieuwe verkiezingen op een verdere afkalving van de drie traditionele partijen en de groei van hun virtuele kartel met Vlaams Belang, desnoods met nog een béétje stemmenverlies voor N-VA zelf daarbij ingecalculeerd.

De overtuiging dat we bij het ontslag van de regering-Wilmès sowieso nieuwe verkiezingen zouden krijgen, leefde ook bij veel politieke commentatoren. Wie had op deze nieuwe federale regering nog geld ingezet? De hoop leek wel vervlogen, een nieuwe afstraffing van de klassieke partijen lag in het vooruitzicht. Maar dat pakte dus anders uit.

Een wilde rivier

Met de Vivaldi-coalitie onder de liberale leiding van Alexander De Croo ligt het politieke landschap in België ineens in een andere plooi. Nauwelijks drie dagen na de eedaflegging stond er zelfs al een nieuw, helder en krachtig corona­beleid op poten. In maart was het nog de grote droom van Bart De Wever om deze crisis zelf te kunnen managen, vandaag zit zijn partij in de federale oppositie, naast het Vlaams Belang. Zal dat virtuele Vlaams-nationalistische kartel in die federale Kamer kunnen groeien? Misschien. Maar nieuwe verkiezingen zouden met dat plan in het achterhoofd beter geweest zijn dan een nieuwe regering zonder N-VA. De Wever beseft dat zelf ook: zijn partij zit “in de piepzak”.

Wat nu gezongen? Het favoriete beeld van De Wever is nu dat van de rivier. Zijn partij is als een rivier met twee oevers, legt hij tegenwoordig graag uit. Op de ene oever bevinden zich kiezers van de systeempartijen, die de federale teugels in handen hebben, en die, aldus De Wever, “geen extremistische toestanden, geen antivreemdelingenpolitiek en geen racisme” willen. Op de andere oever staan de kiezers van Vlaams Belang – en ook van PVDA, de “antisysteempartijen”. De stroom tussen die twee oevers moet Bart De Wever, die in november voor de vijfde keer zichzelf opvolgt aan het hoofd van zijn partij, de komende jaren zo breed mogelijk proberen te maken.

Dat houdt risico’s in. Hoe bewaak je de bedding van je rivier op de oever waar rijkelijk met bagger wordt gespoten? Dat VB-mandatarissen racistische en degoutante tweets en uitspraken zullen blijven lanceren – van Dries Van Langenhove tot Bart Claes – lijdt geen enkele twijfel. Het is niet omdat de voorzitter zo’n afgeborstelde figuur lijkt, dat de partij in de kern veranderd is. Voor N-VA is dat een netelig probleem: hoe bekamp je een anti­migratie­partij als de verkiezingen in 2019 hebben geleerd dat je de strijd op dat thema niet kunt winnen, zeker niet als Theo Francken en een aantal andere mandatarissen regelmatig zelf eens over de zogenaamde Chinese Muur springen en een tweetje versturen of uitspraak doen die niet zou misstaan bij de collega’s van Vlaams Belang.

N-VA is al lang een gespleten partij. Er is de harde vleugel die wordt vertegenwoordigd door Francken. Er is de, numeriek veel talrijkere, gematigde vleugel die veeleer wordt vertegenwoordigd door mensen zoals Valerie Van Peel. Alleen De Wever kan die twee flanken met elkaar verzoenen. Jan Peu­mans, oud-voorzitter van het Vlaams Parlement, zei het deze week nog in Humo: “Als De Wever stopt als voorzitter, krijg je een splitsing van de partij. Bij de N-VA is niet iedereen fan van Theo Francken, hoor. Als De Wever weg is, zal hij zich nog meer manifesteren, zelfs als iemand anders voorzitter wordt. En wanneer er in 2024 uitzicht komt op een regering met Vlaams Belang, zit het spel op de wagen. Veel partijgenoten zullen zich afkeren van de partij.”

Afrekening

De kwestie wordt nog complexer dan dat. Die Chinese Muur, waarvan De Wever vindt dat hij tussen N-VA en VB moet blijven staan, wordt aan beide kanten een tikje gesloopt. Er is nog maar zelden de aandacht op gevestigd, maar Vlaams Belang doet onder leiding van Tom Van Grieken grote inspanningen om zich uit het cordon sanitaire te bevrijden. Dat kan door dat virtuele kartel met N-VA volop te omarmen.

Op zondag 27 september, toen de Heizelvlakte zich uit protest tegen Vivaldi vulde met Vlaamse strijdvlaggen, deed Van Grieken via levende straalverbinding een buitengewoon interessante uitspraak in De zevende dag. Het was geen pure VB-betoging, zei Van Grieken. Het was een beweging, een signaal van de Vlamingen die het niet pikken dat ze steeds rechtser stemmen, maar toch een linkse regering krijgen – de Vlamingen, die de “meeste belastingen” betalen, die zorgen voor “80 procent van de export” in dit land. Enzovoort, enzoverder. Terwijl Van Grieken aan het woord was, zat Bart De Wever live in de studio bij Lisbeth Imbo en Lieven Verstraete met ontzetting te luisteren. De verbijstering stond hem in de ogen. Wat Van Grieken zei, was létterlijk wat er op debatfiches van de N-VA staat. De Wever moest hem dan ook gelijk geven: “Dit is geen democratie meer.”

Egbert Lachaert (Open Vld) duwde het gaspedaal richting Vivaldi helemaal in.Beeld Tim Dirven

Dat laatste is een gevaarlijke verschuiving in het discours van De Wever. Vroeger was België nog “de optelsom van twee democratieën”, nu is het al “geen democratie meer”. Daarmee verlaat hij de rivier van de eigen ideologie en gaat hij aan land op de oever van de extremistische anti­systeem­partij die hij altijd zo heeft bestreden. Zowel N-VA als VB kennen dezer dagen ook nog maar één dreigement: dat de afrekening volgt in 2024. En dat die traditionele partijen dan nog wel eens iets zullen meemaken, zie.

Wat ons bij een andere hamvraag brengt: klopt dat wel? Is er een goede reden om aan te nemen dat de regering-De Croo in 2024 haast automatisch zal worden afgestraft door de Vlaamse kiezer? Het is een vraag die niemand met zekerheid kan beantwoorden. Er zijn wel historische feiten die misschien een handvat kunnen bieden.

De regering-Di Rupo, die van 2011 tot 2014 ook met een Vlaamse minderheid bestuurde, en in het jargon van de rechtse oppositie “een door Franstalig links gedomineerde belastingregering” heette, werd bij de verkiezingen in 2014 door de Vlaamse kiezer belóónd met twee extra zetels. Het is iets wat te veel Vlaamse journalisten ‘vergeten’ als ze een N-VA’er interviewen: de regering-Di Rupo had na de verkiezingen in 2014 met een sterkere meerderheid kunnen verder besturen. Dat gebeurde niet omdat CD&V wilde voorkomen dat N-VA, die het VB had leeggezogen, in de oppositie verder zou groeien. Dat CD&V nu in Vivaldi zit, had ook veel voeten in de aarde: zonder N-VA durfden veel christen­democraten niet springen.

Dat de regering-De Croo heel wat potentiële splijtstof bevat, is duidelijk – de kern­uitstap, de belasting op grote financiële transacties, de ethische dossiers: als de vrede niet wordt gehandhaafd, kan dat ontsporen. Politicoloog Carl Devos sprak onlangs de hoop uit dat de voorzitters die de regering hebben gevormd, zich niet constant als schoonmoeders zouden gedragen, om premier Alexander De Croo en zijn vicepremiers de kans te geven om zélf zo snel mogelijk sterk onderling vertrouwen te kweken.

Daar valt op het eerste gezicht iets voor te zeggen, maar – zoals dat wel vaker het geval is met politicologische wijsheden – kun je het evengoed omkeren: misschien willen de voorzitters die de regering hebben gevormd, het onderlinge respect en vertrouwen juist blijven bewaken – als een soort blauwhelmen in de coulissen. Zo werkt het trouwens meestal in ons particratische systeem: de voorzitters staan op wacht.

Vaak pakt dat negatief uit, omdat het leidt tot onderlinge na-ijver en partijpolitieke profilering. Maar uit de toon die de voorzitters tot dusver aanslaan, kan de hoop worden geput dat het ook positief zou kunnen uitpakken. Zoals deze week bleek tijdens het openingscollege van Carl Devos, gaan Egbert Lachaert (Open Vld), Conner Rousseau (sp.a) en Joachim Coens (CD&V) respectvol met elkaar om. Té respectvol, vond een aantal studenten, die meer vuurwerk hadden willen zien.

Duvel versus Heineken

Als iemand al een valse noot heeft gezongen sinds de positieve, respectvolle toonzetting van Vivaldi, dan was het premier De Croo zelf, toen hij in het Europees Parlement Theo Francken aanviel na zijn tussenkomst over de fiscale fraude. De Croo verbaasde zich er nogal fel over dat Francken de cijfers niet begreep – “Dat is hier toch geen kleutertuin!” – terwijl hij er zélf helemaal naast zat. Pijnlijk momentje, zo vroeg in de rit.

Francken zelf gedroeg zich een stuk respectvoller. Zelfs zijn eeuwige schiet­schijf Kristof Calvo, die naast een ministers­post greep maar toch de nieuwe regering moest verdedigen als fractieleider bij Groen, kreeg een mooi compliment voor zijn incasseringsvermogen: “U bent een groot politicus.” Hier en daar las een cynicus daarin een poging om Groen nog wat harder te verdelen, maar dat intentieproces lijkt ongepast.

Past het compliment van Francken in de zoektocht naar een nieuwe toonzetting? Het is niet uitgesloten, want ‘respect’ is tegenwoordig dus het buzzword in de Wetstraat. Het is pas omdat ze ‘respect’ voor elkaar en elkaars gevoeligheden hadden, dat de Vivaldisten een regering konden vormen. De Wever bleef tot de laatste minuut van zijn paars-gele poging – tot zijn fameuze interview in Terzake – op een heel ándere toon zingen. De toon die blijkbaar vandaag niet meer helpt, maar die hem wel groot heeft gemaakt.

Het politieke debat was een beetje ingeslapen toen De Wever voor het eerst zijn neus aan het venster stak, als columnist in De Standaard en De Morgen en vrij snel ook als voorzitter van de N-VA, een partij met maar één verkozene in de Kamer: medestichter Geert Bourgeois. In een interview met Knack noemde hij zichzelf een Duvel, een bier met een sterke, maar duidelijke smaak dat schril afsteekt bij pakweg Heineken, waarmee hij de andere politici vergeleek. De Wever was te nemen of te laten en nam standpunten in waarmee je het zowaar oneens kon zijn – een zeldzaamheid in die paarse dagen, toen toppolitici grossierden in voorspelbare, flauwe, afgeborstelde platitudes.

De N-VA-kopman had het killer­instinct van een topsporter. Hij trok niet naar een debat om op hoffelijke wijze wat argumenten uit te wisselen met de tegenstander; nee, hij trok naar een debat om de tegenstander in de pan te hakken. Dat lukte dan ook bijna altijd. Omdat hij ook inhoudelijk en ideologisch een boeiend verhaal had, deden de media de rest. Toen Siegfried Bracke nog op de VRT werkte, placht hij weleens te zeggen dat men in pakweg Terzake nog eens “een Weverke” moest doen – om het animo en de kijkcijfers op te krikken. Als De Wever op het scherm verscheen, gebeurde er iets. Interviewers uit die tijd herinneren zich dat: hij antwoordde echt op de vragen die hem werden gesteld, en vluchtte nooit weg in holle praatjes. Zelfs als hij de filosofische toer opging, bleven mensen ademloos zitten. Legendarisch blijft zijn debat met wijlen Etienne Vermeersch in Reyers laat bij Lieven Van Gils: de best bekeken aflevering ooit, terwijl wellicht maar weinig kijkers enig idee hadden waar het debat precies over ging.

Scherp, boeiend en never a dull moment: ziedaar een paar ingrediënten van het succes van Bart De Wever. Helaas greep de tragiek van de macht hem gaandeweg bij de keel: de intellectueel werd een producent van debatfiches, de scherpe debater ging echt kritische interviews uit de weg, en de man met de scherpste tong – we schreven het hier eerder – bleek tegelijk ook de langste tenen te hebben. Zo snoeihard als hij is voor de anderen, zo gekwetst reageert hij zelf als iemand hem een koekje van eigen deeg bezorgt.

Sammy Mahdi (CD&V) heeft met asiel en migratie dé post om populair te worden.Beeld Photo News

Een gedachte-experiment: beeld u maar even in hoe De Wever zou reageren mocht een andere politicus over hém zeggen dat hij tijdens onderhandelingen “op de knieën” moet gaan, de “mond moet opendoen” en dan “slikken”. Hij zou het goor noemen, en onder de gordel, en onfatsoenlijk, en niet de moeite om ernstig op te reageren. Toch deed hij die uitspraken zelf onlangs over de liberalen, bij Gert Late Night. Dat hij naar eigen zeggen niet wist dat die “cafépraat” zou worden uitgezonden, is totaal ongeloofwaardig. Zegt ook Jan Peumans in het al vermelde Humo-interview. Net zoals een door de wol geverfde politicus niet het vuile werk van een andere politicus opknapt in een Terzake-studio, weet een door de wol geverfde politicus dat zulke gore uitspraken met een camera in de buurt sowieso worden uitgezonden, tenzij je smeekt om dat niet te doen.

Opnieuw concurrentie

De puzzel die voorligt, is complex. Voor iedereen, maar in de eerste plaats voor Bart De Wever. Vivaldi moet gewoon – nu ja, ‘gewoon’ – proberen om goed te besturen, zonder al te veel gekibbel. Met het coronabeleid is de ploeg in elk geval goed vertrokken – een kordate breuk met het gesukkel en gesteggel van de voorbije maanden. Maar de crisis en de gevolgen ervan bedwingen wordt nog een helse taak. Als Vivaldi daarin slaagt, zou dat weleens een nieuw begin kunnen zijn voor de traditionele partijen – vooral Egbert Lachaert en Conner Rousseau maken, bij goed beleid dat de burger moed geeft, kans op een rehabilitatie voor hun partijen. Omdat ze deden wat niemand meer mogelijk achtte, en omdat ze niet drijven op polemiek, maar op samenwerking.

Vooral Conner Rousseau heeft iets wat de jonge De Wever had: in de chartbeats – zeg maar de leescijfers – van online-artikelen blijkt dat hij aandacht naar zich toe zuigt. Ook Rousseau is scherp, boeiend. Ook bij hem: never a dull moment – hij is misschien wel wat té snel en kort op de bal, getuige daarvan de perikelen met cultuurcentrum Vooruit en de nakende naamsverandering van sp.a. Maar hij geniet zelfs het respect van Bart De Wever – wat bijzonder is. Het is alsof de ene in de andere iemand herkent die, weliswaar op een andere manier, toch een beetje op zijn niveau speelt. Met de terugkeer van Frank Vandenbroucke moet ook wie hem aanvankelijk wegzette als een flierefluiter, toegeven dat Rousseau misschien toch weet waar hij mee bezig is.

Er is, kortom, eindelijk nog eens wat degelijke concurrentie voor de man die ooit alles en iedereen omverblies. Ook Alexander De Croo zelf, en vicepremiers zoals Vandenbroucke en Petra De Sutter van Groen, kunnen snel klimmen in de volksgunst. CD&V’er Sammy Mahdi heeft met asiel en migratie dé post om populair te worden – op voorwaarde dat hij snel meer mensen opsluit en uitwijst. Verrassingen zijn evenmin uitgesloten. Zelden heeft de Wetstraat zo nieuwsgierig uitgekeken naar verse peilingen.

De vijfde verlenging van zijn voorzitterschap, straks in november, zou voor De Wever weleens de verlenging te veel kunnen zijn. Hij weet dat zelf beter dan wie ook. Maar ook dat hoort er voor hem bij: de generaal laat zijn troepen niet in de steek, en blijft op het slagveld staan. In het besef dat federale oppositie met Vlaams Belang lastig wordt, tenzij Vivaldi zichzelf in de prak rijdt. In het besef dat zijn eigen Vlaamse minister-president Jan Jambon al een hele tijd geen Sterke Jan meer is – en dat hij zelf beter op die stoel zou gaan zitten, om te redden wat er nog te redden valt. In het besef dat een politicus van zijn niveau meestal net iets te lang aan de macht blijft kleven – De Wever herinnert zich zeker hoe wijlen sp.a-baas Steve Stevaert na jarenlang het knuffeltje van de progressieve pers te zijn geweest, in 2004 tijdens de Pop Poll van Humo in het Sportpaleis door een hele groep werd uitgefloten. De Wever weet als geen ander dat succes eindig is.

En dus moet hij zichzelf nu heruitvinden. Als hij een jukebox wordt die de komende vier jaar dezelfde plaat blijft spelen, zult u hem gaandeweg minder vaak in de media vinden. Hij heeft ineens wel heel veel concurrentie: nieuwe gezichten die erin geslaagd zijn om de regering te vormen die niemand nog voor mogelijk hield.

Is 2024 al beklonken? Allerminst. Het is lang geleden dat de onvoorspelbaarheid van de politiek nog eens zo groot was. Dat is buitengewoon gezond voor de democratie.

Een uitgebreide versie van deze tekst verschijnt in de week van 19 oktober als extra hoofdstuk in het e-book De tragiek van de macht. Dat hoofdstuk zal ook gratis te downloaden zijn op de website van Lannoo.