Direct naar artikelinhoud
InterviewEetstoornis

Julie, dochter van Walter De Donder: ‘Ik werd zo hard gepest op school dat ik elke lunchpauze met mama belde’

Julie, dochter van Walter De Donder: ‘Ik werd zo hard gepest op school dat ik elke lunchpauze met mama belde’
Beeld Geert Van de Velde

Julie De Donder (17) lijkt het allemaal te hebben. Ze is jong en mooi, heeft duizenden volgers op sociale media en haar vader is een populaire acteur en burgemeester. Maar schijn bedriegt. De voorbije jaren leverde ze een zware strijd tegen anorexia, die haar bijna fataal werd. Nu staat ze er weer.

Het gesprek begint ontspannen. Julies papa Walter – burgemeester van Affligem en acteur in onder meer Kabouter Plop en Samson en Gert – ontvangt ons hartelijk en zorgt voor koffie en koekjes. “Nu laat ik jullie praten”, zegt hij. Julie kijkt hem liefdevol na, en bekent dan dat ze als kind niet van Kabouter Plop hield. “Ik kon dat niet vatten: ik hoorde papa’s stem, maar ik herkende hem niet door zijn vermomming. Volgens mama zette ik de tv af en liep ik weg. En het beterde er niet op toen ik groter werd: ik was ervan overtuigd dat mensen me enkel leuk vonden als ‘de dochter van’. Pas de laatste twee, drie jaar zie ik hoe goed papa is, en ben ik oprecht trots op hem.”

Tijdens de eerste lockdown postten jullie samen grappige dansjes op TikTok.

“Ik had al langer een TikTok-account, maar ik scrolde alleen maar door filmpjes van anderen. Op een keer zag ik een video van twee meisjes die samen een dansje deden: daar moest ik zo om lachen dat ik papa voorstelde om ook eens zoiets te proberen, gewoon voor onszelf. Maar het resultaat was zo grappig dat ik het toch wilde delen. Papa vond dat geen probleem, en zo ontstond Duo De Donder. Ik dacht nog dat mensen het onnozel zouden vinden, maar we kregen toffe reacties. Dus maakten we nadien nog een paar filmpjes. Het was toch lockdown, en we waren vaak samen thuis.”

Had je mama geen zin om mee te doen?

“O, nee. Ze vond onze dansjes leuk, maar meedoen is niets voor haar.”

Op je eigen account heb je 300.000 volgers. Eén van je filmpjes is 25 miljoen keer bekeken. Dat is gigantisch.

“Het is zo raar om je dat te horen zeggen. Ik vat dat niet. Ik herinner me dat ik op de bus naar school zat: twee miljoen views, drie miljoen... Na school waren het er tien miljoen. Een meisje vroeg of ik met haar op de foto wilde. Ik dacht: dit kan toch niet waar zijn? Het was bizar, maar het deed ook deugd. Het gaf me het gevoel dat ik ook iets kon. Het ging deze keer alleen over Julie, niet over ‘de dochter van Kabouter Plop’.”

Had je daar zoveel moeite mee?

(knikt) In de lagere school heb ik vaak meegemaakt dat klasgenootjes poeslief deden, enkel om hier thuis te mogen komen. In het middelbaar werd ik ermee gepest, door meisjes die eerst nog vriendinnen waren. Ze waren hier thuis geweest, ze gingen mee naar zee. Af en toe voelde ik wat jaloezie, maar ik dacht dat ze het goed met me voorhadden. Tot de sfeer omsloeg. Zoals dat gaat: het sterkste karakter van de groep begon, de anderen volgden één na één. Tot ik niemand meer had.”

Wat deden ze?

“Het sloop er heel langzaam in. Een venijnige opmerking, commentaar op mijn kleding... Maar het werd steeds erger. Als ik ’s ochtends naar school reed, voelde ik me als een lam dat naar de slachtbank werd geleid. Zo bang voor wat er nu weer ging komen. En ’s avonds ging het gewoon door. Ze stalkten me online, met valse profielen. Als ik mijn berichten opende, was ik bang voor wat ik zou lezen. Dat was misschien nog het ergste: ik kon niet ontsnappen. De impact van sociale media bij pesten is echt niet te onderschatten.»

Deed de school niets?

“Nee. Op een dag stonden we in de rij, de bel was net gegaan. Iemand trok aan mijn arm en snauwde: ‘Waarom zeg jij bitch tegen mij?’ Ik had níks gezegd, en dat antwoordde ik ook. Het volgende moment kreeg ik een patat, recht in mijn gezicht. De leerkrachten stonden er gewoon op te kijken, ze zeiden niets.

“Ik ben een paar keer naar de directie geweest, maar ook zij deden niets. Het was zogezegd allemaal niet waar. Dat kwam héél hard aan. Ze beseffen niet wat het is om gepest te worden, hoe groot de gevolgen kunnen zijn. Zeker als je niet ernstig wordt genomen door mensen die er iets aan zouden kúnnen doen.”

Wisten je ouders wat er gaande was?

“Niet meteen. Zelf begon ik er niet over. Maar ze merkten wel dat er iets was, natuurlijk. Toen ze ernaar vroegen, heb ik het verteld. ‘Negeer het,’ raadden ze me aan, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Had ik één vriendin gehad, dan had ik het misschien van me kunnen afzetten. Maar er was niemand die het voor me opnam of me eens een berichtje stuurde. Dan komt alles zoveel harder binnen. Twéé jaar lang heb ik elke middagpauze naar mama gebeld, omdat ik anders niemand had om mee te praten. Wanneer hij kon, kwam papa langs om een koffie te gaan drinken, zodat ik even weg van die speelplaats was. Dat is hard hoor, als je 16 bent. Ik heb geluk dat ik zo’n goeie band heb met mijn ouders en mijn broer. Had ik hen niet gehad… (stil)

“De pesterijen liggen intussen achter me, ik heb alle contact met de pesters verbroken. Maar ik draag de gevolgen. Ik heb het moeilijk met vertrouwen. Ik kan nog steeds niet zeggen dat ik een echte vriendin heb. Ik heb recent wel een paar meisjes leren kennen met dezelfde problematiek als ik. Dat voelt goed. Het is misschien geen vriendschap, maar toch zeker een soort bondgenootschap.”

Je doelt op je eetprobleem, toch?

(knikt)

Is dat een gevolg van de pesterijen?

“Ja, 100 procent.”

Op Instagram krijg je daar al een hele tijd reacties op. Mensen smeken je om te eten. Of ze zeggen: ben je daar nu echt trots op?

“Ik lees die reacties niet allemaal. Maar ik merk inderdaad wel dat die opmerkingen terugkeren. Het raakt me niet echt. Online is het makkelijk om zoiets te sturen, hè. Ik denk vooral: moet dat nu? Wat weet jij ervan?”

Eén van de filmpjes die miljoenen keren werden bekeken op TikTok. ‘Het was bizar, maar het deed ook deugd. Het gaf me het gevoel dat ik ook iets kon.’Beeld Humo

LEUGENAAR

Weet je nog hoe je eetproblemen begonnen zijn?

“Eigenlijk vrij onschuldig. Ik liet de snoep staan. Dan sloeg ik een keer de lunch over. Waarna ik dacht: misschien kan ik mijn avondeten óók overslaan. Tot ik op den duur niets meer at.

“Achteraf gezien denk ik te begrijpen vanwaar die reactie kwam. Als kind was ik vrij mollig. In de lagere school kreeg ik daar weleens commentaar op. Toen ik een beugel begon te dragen, raakte ik een paar kilo’s kwijt, en mensen zeiden dat ik er goed uitzag. Toen heb ik in mijn hoofd een klik gemaakt. Ik dacht: als ik vermager, gaan ze me graag zien. Onzin, natuurlijk. Ze begonnen me nog erger te pesten. Als ik een foto postte op sociale media, zeiden ze dat hij bewerkt was met Photoshop. ‘Want ze is nog steeds dik.’ Of ze bewerkten zelf foto’s van mij, die ze dan rondstuurden.”

HUMO Besefte je zelf dat je niet goed bezig was?

“Totaal niet. Dat is eigen aan eetstoornissen: je hebt geen realistisch zelfbeeld meer. In mijn ogen bleef ik dik.

“Een eetstoornis duwt je in een bubbel. Je raakt geïsoleerd en ziet niks positiefs meer. Je denkt alleen nog maar aan calorieën. Altijd is er die stem in je hoofd: ‘Niet eten!’ Ook lichamelijk ging ik achteruit. Ik had hartkloppingen, was altijd moe en suf. Mijn menstruatie bleef uit. Ik wens het niemand toe.”

Hadden je ouders in de gaten dat er iets was?

“Niet meteen. Ik kon het heel goed wegsteken. ‘Ik heb al gegeten hoor, je moet niet wachten op mij.’ En dan ging ik naar mijn kamer. Een eetstoornis verandert je in een doortrapte leugenaar. Daar voel ik me nu erg schuldig om, dat ik mijn familie zo heb voorgelogen.

“Uiteindelijk was mama de eerste die het doorhad, meteen daarna wisten papa en mijn broer het ook. Ze waren zó kwaad. Het was een vreselijke periode: altijd maar roepen tegen elkaar, altijd ruzie. Het moet voor hen heel moeilijk geweest zijn: het is een oerinstinct om je kind te voeden, en ik weigerde te eten. Gelukkig zagen ze in dat het geen zin had om boos te worden. Dat het geen aanstellerij was, maar een ziekte.”

Vorig jaar in december trok je aan de alarmbel.

“Ik kon niet meer: er moest iets gebeuren. Ik wilde me laten opnemen – ik had een doorverwijzing van de huisarts en van de psychiater – maar dat werd een tegenvaller. We zijn naar zoveel ziekenhuizen gereden. Overal botsten we op wachtlijsten, van minstens een halfjaar. Dat was zo’n klap in mijn gezicht. We moesten terug naar huis. Wat ik interpreteerde als: ‘Ik ben duidelijk niet echt ziek, ik stel me gewoon aan.’ Het is héél moeilijk om je weer op te trekken als je zo diep zit.

“De weken nadien bleef ik thuis. Ik kon niet meer naar school. Ik kreeg crisishulp aan huis, en het ging even beter, maar lang duurde dat niet. Ambulante hulp is niet krachtig genoeg om je uit zo’n put te halen. Dan begon ik weer te liegen. ‘Het gaat echt beter, mama.’ Waarna ik ging sporten om toch maar weer gewicht kwijt te raken. Ik begon ook alles wat ik at, af te wegen. Tot op de gram. Het was een manier om controle te hebben, denk ik. Controle is een sleutelwoord bij een eetstoornis.”

LEUGENAAR
Beeld Geert Van de Velde

ZAK SNOEP

In maart begon de lockdown. Artsen merkten daarna een stijging in het aantal eetstoornissen.

“Ik hoor hetzelfde bij lotgenoten: bij velen zijn de problemen toen begonnen. Wellicht heeft dat ook met die controle te maken: die viel voor een groot stuk weg. Sommigen zijn dat gaan compenseren door te controleren wat ze aten. Op mij had de lockdown geen invloed. Integendeel: voor mij was de school een trigger, thuis ging het altijd beter.”

Hoe ging het de maanden nadien?

“Het ging beter, langzaam maar zeker. Ik was al zo lang niet naar school geweest dat de pesters me begonnen te vergeten. In de zomer voelde ik me zelfs vrij goed. In september ging ik naar een andere school: dat moest een nieuwe start worden, maar opnieuw viel het hard tegen. Het leek alsof mijn klasgenoten alleen maar bezig waren met uitgaan, drank en drugs – en dan liefst zoveel mogelijk. Ik ben niet zo, en dan val je uit de boot. Ik probeerde me aan te passen, ik wilde vriendinnen maken. Ik ben mee uit geweest, ik heb me gepusht tot ver voorbij mezelf. Maar dat hou je niet vol. Ik ben toen helemaal gecrasht. Ik at niks meer, mijn hartslag daalde op een bepaald moment tot 24 slagen per minuut. Het heeft weinig gescheeld of ik had het niet gehaald.

“Eind september ben ik opgenomen in het ziekenhuis, op de afdeling pediatrie. Door mijn hartproblemen moest ik aan een monitor liggen, en dat kan niet in een eetkliniek. Ik leerde er opnieuw eten. Op bepaalde uren moest ik aan tafel zitten, en dan kreeg ik kleine porties te eten, die steeds groter werden – net zoals een baby. Twee keer per week werd ik gewogen. Het was heel confronterend, maar het hielp. Na een aantal weken mocht ik doorschuiven naar een eetkliniek, waar meer aandacht was voor psychologische begeleiding. Ik kwam er terecht in een groep van zeven meisjes, allemaal met anorexia, maar ik voelde me daar niet op mijn gemak. Ik ben niet gebleven: ik voelde me intussen sterk genoeg om thuis verder aan mezelf te werken. Waarmee ik zeker niet wil zeggen dat de hulp in de eetkliniek niet goed is: voor mij was het gewoon niet de juiste plek.”

Lotgenoten kunnen steun bieden, maar in het geval van een eetstoornis kan het ook omgekeerd werken, als een soort opbod, waarbij de magerste wint.

(knikt) «Ik heb het allebei meegemaakt. Op de afdeling pediatrie heb ik toffe meisjes ontmoet, met sommigen heb ik nog steeds contact. In de eetkliniek was het anders. Daar waren meisjes die voortdurend ‘tips’ gaven: je moet dít doen om nog meer te vermageren, als je dát doet lijk je zwaarder als ze je gaan wegen. Ik schrok daarvan. Dat speelde mee in mijn beslissing om er te vertrekken. Ik voelde: als ik hier blijf, ga ik alleen maar dieper zakken.”

Heb je ooit zo diep gezeten dat je dacht: het hoeft niet meer?

“Ja. Ik denk dat elke eetstoornis je zodanig naar beneden trekt dat je op dat punt komt. Het voelt uitzichtloos. Je gelooft niet dat het ooit nog goed komt. Als je niet eet, kun je gewoon nergens meer van genieten. Nog niet zo lang geleden stak ik, voor het eerst in twee jaar, een droog koekje in mijn mond. Ik was de rest van de dag euforisch. Het is absurd.”

Sterk van je om dat allemaal te vertellen.

“Ik heb het een plaats kunnen geven, het heeft lang genoeg geduurd. Anorexia heeft twee jaar van mijn leven afgenomen. Ik heb het gehad. Ik wil weer vooruit.”

Lukt dat?

“Het is niet makkelijk. De stem in mijn hoofd zit er nog. Als er koffiekoeken op tafel staan, hoor ik: ‘Niet doen!’ Vroeger zou ik het ook niet gedaan hebben. Nu herken ik de stem, en denk ik: waarom niet? En dan eet ik. Daaraan merk ik dat ik op de goede weg zit.

“Ik herinner me exact wanneer die klik er gekomen is. Ik had weer eens ruzie met mama, over een stomme boterham. Ik zag haar verdriet: ik wilde dat niet meer, ik wilde haar niet langer pijn doen. Ik ben naar de keuken gestapt, heb een zak snoep opengetrokken en ben beginnen te eten. Hoe meer ik at, hoe meer die stem in mijn hoofd verdween. Als ik ze nu nog hoor, denk ik: als ik eet, gaat ze weg. Ik wil genezen. Dat is het verschil met vroeger. De wil moet er zijn.”

Heb je nog lichamelijke klachten?

“Ik heb nog steeds hartkloppingen. Mijn wonden helen niet meer. En ik kan niet meer lopen. Ik zak vaak door mijn benen, ik ben gisteren nog gevallen. Dat is confronterend om te zeggen: ik ben 17 jaar, en ik kan en mag niet sporten. Maar ik werk eraan. Ook mentaal ben ik er nog niet bovenop. Ik heb het moeilijk om contacten te leggen. Ik kan mensen niet vertrouwen, ik ben bang om weer gepest te worden. Ik moet me opnieuw leren openstellen, om weer mijn oude ik te kunnen worden.”

Hoe was je vroeger?

“Opgewekt en vrolijk, sociaal en altijd aan het praten, nergens bang voor. Ik kan het me amper nog voorstellen.”

Je hebt al een hele tijd geen foto’s meer geplaatst op sociale media.

“Ik weet dat er verwijten gaan komen. Dat ze zullen roepen dat ik een ‘stok’ ben en van die dingen. Daar heb ik op dit moment de moed niet voor. Mensen kunnen hard zijn.”

Ben je kwaad op jezelf?

“Dat ben ik geweest. Nu ben ik eerder teleurgesteld om wat ik mezelf heb aangedaan. Al komt meer en meer het besef dat ik het mezelf niet mag verwijten. Ik voel vooral boosheid tegenover de pesters. ‘Was dit nu echt jullie bedoeling? Om me zo diep te doen zakken?’ Zij zijn al die tijd gewoon doorgegaan met hun leven. Dat frustreert me.”

Ga je nog naar school?

“Sinds september niet meer. Ik heb besloten om mijn diploma via de examencommissie te halen. Ik studeer thuis, dat is het beste voor mij. Op deze manier kan ik mijn jaar nog redden. Het vraagt best veel inspanning, ik kan me nog niet lang concentreren. Maar ik bouw op.”

Zul je ooit voor 100 procent genezen zijn?

“Moeilijke vraag. Wellicht blijft de ziekte altijd wel ergens sluimeren, maar raakt ze elk jaar wat meer op de achtergrond.”

ZAK SNOEP
Beeld Geert Van de Velde

RODE NEUZEN

Hoe gaat het nu met je ouders?

“Ze zijn blij dat ik op de goede weg ben. Ik heb veel aan hen. Mensen weten vaak niet goed hoe ze moeten reageren op iemand met anorexia. ‘Eet toch gewoon,’ zeggen ze. Maar een eetstoornis gaat niet over eten, het gaat om de onderliggende oorzaak. Zolang daar niet aan gewerkt wordt, zal het eetprobleem niet verdwijnen.

“Op de afdeling pediatrie had ik een gesprek met de psychologe. Na afloop zei ze: ‘Julie, het enige wat jij nodig hebt, is een goeie babbel en een sjot onder uw gat’. Dat was zó waar. Het was een opluchting om een keer mijn verhaal te kunnen doen. Dat kan ik thuis ook, en dat helpt enorm.”

Dus de beste manier om iemand met een eetprobleem te helpen, is gewoon luisteren?

“Precies. Begin niet over hun gewicht, daar maak je hen alleen maar boos mee. Dan denken ze: toch niet wéér over eten. Want eigenlijk worstelen ze met iets helemaal anders. Vraag gewoon eens: ‘Ça va met u?’”

Doet de overheid genoeg?

“Ik denk niet dat de beleidsmakers beseffen hoe groot het probleem is. Sinds de lockdown zijn de wachtlijsten nóg langer geworden. Het is zo hard om, als je uiteindelijk je moed bij elkaar hebt geraapt om hulp te vragen, terug naar huis gestuurd te worden met de woorden: ‘Kom over zes maanden nog eens terug.’ Dat zou echt niet mogen. Er zouden extra middelen moeten worden vrijgemaakt.

“Een vriendin van mama had een mooi idee: er zou iets moeten bestaan zoals Rode Neuzen Dag, maar dan specifiek voor eetstoornissen. Dat zou het thema bespreekbaar kunnen maken. Zodat mensen die ermee worstelen, weten dat ze niet alleen zijn. Dat maakt echt een verschil.”

Had het voor jou een verschil gemaakt?

“Sowieso. Had ik geweten dat ik niet alleen was, dan was ik misschien niet zo diep weggezakt. Dat is ook de reden waarom ik nu mijn verhaal vertel. Misschien kan ik zo anderen helpen.”

Wat mag ik je nog wensen voor de toekomst?

“Oei, dat weet ik echt niet. De toekomst... Vroeger freakte ik daarop: wat ga ik met mijn leven doen? Nu kijk ik niet meer zover. Ik denk elke ochtend: ik leef nog. En dan ga ik gewoon door. Van dag tot dag, maar elke dag iets beter. Daar ben ik op dit moment al heel blij mee.”

© Humo