Direct naar artikelinhoud
Reportage

‘Hij had geen grens, geen geweten, nog nooit zo’n slecht mens tegengekomen als Jan’

De inmiddels overleden vruchtbaarheidsarts Jan Karbaat, die zijn eigen sperma gebruikte in zijn kliniek en daardoor zeker zo'n zeventig onwettige kinderen heeft voortgebracht.Beeld Guttman

Charmant, bevlogen, zakelijk en – laten we eerlijk zijn – ook een viezerik. Dat beeld komt naar voren in Het zaad van Karbaat, de docureeks over de overleden Nederlandse fertiliteitsarts Jan Karbaat, die in het geniep zo’n zeventig nakomelingen heeft verwekt. Documentairemaker Miriam Guttmann: ‘Het was allemaal nog veel complexer dan ik kon vermoeden.’

Een piepklein Dries Van Noten-truitje” kochten mijn man en ik in Brussel na ons bezoek aan een Belgische vruchtbaarheidskliniek. Want: “Hoop doet leven”. Ik lees het terug in het verhaal dat ik in november 2000 schreef onder de kop ‘Als het niet lukt om zwanger te worden’, in het maandblad Elle, waar ik toen werkte. Dat verhaal had een happy end; onze zoon is 20 en daarna kwam er nog een dochter, die nu 16 is. Ik lees nóg iets terug, iets dat ik al die jaren heb onthouden, hoewel ik niet meer precies weet hoe ik het ­destijds formuleerde. Daarom viste ik het Elle-verhaal van de zolder; wat schreef ik ook alweer?

“Ik wilde over naar plan B”, lees ik terug – plan B was donorzaad, plan C adoptie, als onze ivf-pogingen in België zonder resultaat zouden blijven – “ondanks het amateuristische foldertje van de spermakliniek waarin werd gesproken over ‘dames’ en ‘eieren’ in plaats van vrouwen en eicellen en dat me niet vrolijk had gestemd. Ik had angstvisioenen van de directeur-eigenaar van de winstgevende onderneming die zélf in de weer was boven een batterij potjes, maar we konden niet kieskeurig zijn. Vond ik. Mijn man vond iets anders en drong erop aan om ICSI (Intra Cytoplas­matische Sperma Injectie, red.) te proberen, onze laatste kans.”

Die spermakliniek, dat is vrijwel zeker Medisch Centrum Bijdorp geweest van vruchtbaarheidsarts Jan Karbaat, inmiddels bekend als leverancier van ‘sjoemelzaad’ en verwekker van een heleboel donorkinderen in zijn eigen kliniek – één had er zomaar van mij kunnen zijn. Logisch dus, dat ik de zaak-Karbaat volg vanaf het moment dat de eerste berichten over hem opduiken in de media. ‘Sjoemel-spermabank’ kopt Algemeen Dagblad in oktober 2016 over zijn kliniek; een aantal daar verwekte kinderen spant een rechtszaak aan omdat ze tevergeefs hun biologische vader proberen te vinden, de administratie was er een chaos. In de jaren die volgen blijkt dat die biologische vader maar al te vaak Jan Karbaat zélf is – inderdaad de directeur-eigenaar van de winst­gevende onderneming. Nog een rechtszaak volgt, in 2017, als de donorkinderen het gebruik van Karbaats DNA eisen om hun afkomst te verifiëren. De rechter geeft hen gelijk. Karbaat is dan net twee maanden dood, maar zijn DNA is veiliggesteld door zijn neustrimmer, tandenborstel en steunkousen in beslag te nemen, tegen de zin van zijn weduwe en kinderen. Elf kinderen heeft hij, elf wéttige althans, uit drie huwelijken. Onwettige: naar nu bekend 68, en de teller loopt nog.

Enkele van de nakomelingen van Jan Karbaat met op de voorgrond Moniek Wassenaar en haar dochtertje. Wassenaar is de enige ‘Karbastard’ die haar biologische vader in levenden lijve heeft ontmoet.Beeld Lucas van der Rhee

Het zaad van Karbaat heet de driedelige documentaireserie die Miriam Guttmann (26) over de zaak heeft gemaakt en die ik natuurlijk meteen bekijk, waarna ik haar bel voor een interview. Waarmee begon bij haar de fascinatie voor Karbaat? “Ik zocht een onderwerp voor mijn afstudeerfilm aan de Filmacademie”, zegt Guttmann. “Het was 2017, in de krant las ik: ‘vruchtbaarheidsarts heeft mogelijk negentien kinderen verwekt’. Holy shit, dacht ik, hoe ingewikkeld is het om erachter te komen dat de dokter je vader is? Ik sprak een oom van me, die uroloog is en Karbaat had gekend. Die vertelde een heel positief verhaal over hem: Karbaat was een aardige, vooruitstrevende arts die lesbiennes en bewust ongehuwde moeders hielp toen niemand dat nog deed. Ik was meteen geïnteresseerd. Dit was een heel ander beeld dan de sjoemelende spermadokter uit de media. Die complexiteit trok me aan.”

Voor haar afstudeerfilm portretteerde Guttmann twee moeders en hun Karbaat-kinderen of Karbastards, zoals ze zichzelf wel noemen. “Ik vroeg me af: kijken ze anders naar hun kind nu ze weten dat het van Karbaat is? Is het alsof je een kind van een verkrachter krijgt? Een van die kinderen uit mijn film, Joey, zei: mijn leven is een leugen gebleken. Die afstudeerfilm duurde 22 minuten. Ik had inmiddels zoveel verhalen gehoord dat ik wist: hier zit veel meer in.”

Laboratoriumrat

Met een prijs voor haar korte film op zak klopte Guttmann aan bij een tv-producent. De afspraak voor een ­vervolgserie was snel rond. In drie afleveringen schetst ze een onthullend, onthutsend en verbijsterend beeld van de wanpraktijken van een pionierende einzelgänger in zijn kliniek, tot die in 2009 op last van de Inspectie voor de Gezondheidszorg werd gesloten.

Maar ze toont meer. Waar in het eerste deel Karbaat en de wensmoeders die bij hem kwamen centraal staan, belicht ze in deel twee Karbaats volwassen kinderschare, de ‘halfjes’, en die van andere megadonoren uit zijn kliniek. In het derde deel onderzoekt ze nader de motieven van zulke mannen: Louis bijvoorbeeld, een van Karbaats vaste spermadonoren, die naar schatting tweehonderd ­kinderen heeft verwekt. Hij heeft asperger en 10 procent van zijn nakomelingen heeft ook een vorm van autisme. Op genetische afwijkingen werd bij Karbaat gegarandeerd niet gecontroleerd. Ook was er geen limiet op de hoeveelheid te verwekken donorkinderen, zelfs al gold er sinds 1992 een richtlijn dat aantal op 25 te houden. “Ik had superzaad, zowel in kwantiteit als kwaliteit”, zegt Louis trots in de documentaire. Frank en vrij doet hij zijn verhaal, afgewisseld met de geluiden van een aantal van de ­kinderen die hij heeft verwekt. De één: “Ik had al gehoord dat hij niet helemaal honderd procent is”. Een ander, nadat was doorgedrongen dat er tweehonderd halfbroers en -zussen zijn: “Ik voelde me een laboratoriumrat, echt doorgefokt”.

Guttmann heeft door intensief speur- en lobbywerk tientallen betrokkenen bereid gevonden hun verhaal te vertellen, van oud-werknemers van Karbaat (“Hij had geen grens, geen geweten, nog nooit zo’n slecht mens tegengekomen als Jan”) tot een nicht die zijn charmes roemt: “Ik was weg van Jan. Omdat hij zo’n narcist was, was het voor hem geweldig om zoveel kinderen op de wereld te hebben. Hij vond zichzelf de ideale donor.”

Schokkend zijn de verhalen over zijn bedrog – Karbaat zou geregeld water hebben geïnsemineerd in plaats van sperma, “Anders verdien ik er niks aan” – en seksueel ­grensoverschrijdend gedrag die Guttmann boven tafel kreeg. Een van Karbaats voormalige cliënten vertelt hoe hij aan haar borsten wilde zitten, opmerkingen maakte als “ik doe het zeker veel lekkerder dan je man”. Een andere vrouw vertelt hoe hij haar probeerde te penetreren, waarna hij, toen ze hem afweerde, klaarkwam op haar buik. Daarna insemineerde hij haar met zijn eigen sperma – de wens­moeder liet het gebeuren, zo intens was haar verlangen naar een kind.

Still uit 'Het zaad van Karbaat'. Een oud-werknemer over de arts: 'Hij had geen grens, geen geweten, nog nooit zo’n slecht mens tegengekomen als Jan.'Beeld rv

Om oud-cliënten dichter bij hun herinneringen te brengen, interviewde Guttmann ze in de volledig nagebouwde behandel- en spreekkamer van Karbaat, die ze minutieus liet reconstrueren op basis van archiefbeelden. Vier jaar van haar leven heeft ze gewijd aan de documentaire, zegt ze, “ik zag sommige Karbaat-kinderen vaker dan mijn eigen familie”.

Heen en weer

Veel van hen twijfelden niet aan hun medewerking; zij waren blij hun ­verhaal te kunnen vertellen. Anderen lieten zich pas na lang aandringen overhalen. Zoals Moniek Wassenaar (40), die al eerder in de media was geweest om over haar vermoedelijke verwekker te praten – inmiddels weet ze het door DNA-onderzoek zeker – en er genoeg van had. Ze heeft een drukke job als psychiater en een gezin met drie jonge kinderen; meewerken aan Guttmanns ­documentaire vond ze te intensief. “Bovendien”, zegt ze aan de telefoon, “is mijn verhaal ook deels dat van mijn moeder en ik vond dat dat niet iedereen aangaat. Maar mijn moeder overleed, en Miriam bleek zo betrokken en vasthoudend dat ik zei: oké, ik doe mee.”

Klopt, zegt Guttmann: “Na veel vergeefs mailen stond ik op haar verjaardag met een Rituals-pakket bij Moniek op de stoep. Ik wilde haar per se in de film, omdat zij de enige van de Karbaat-donorkinderen is die hem heeft ontmoet.”

Ze had hem graag beter willen leren kennen, “ook als vader”, zegt Moniek Wassenaar in aflevering twee. “Ik mag niet klagen” – Karbaat was tenslotte een intelligente en charismatische man. Maar nu ze de documentaire in zijn geheel heeft gezien, is haar beeld toch weer gaan kantelen. En ze ís al zo heen en weer geslingerd de afgelopen jaren.

“Elke keer krijg ik weer nieuwe informatie over mijn biologische vader”, zegt Wassenaar als ze een rustige plek heeft gezocht om ­verder te praten in het ziekenhuis waar ze werkt. “Ik wil graag dat de geschiedenis áf is, maar door Guttmanns documentaire zie ik dingen nu weer anders. En niet allemaal positief.”

Wassenaar vertelt over haar ­eerste – en enige – ontmoeting met Karbaat, in 2010, toen weliswaar zijn kliniek al gesloten was, maar hij nog niet groot in het nieuws was geweest. Door een anonieme tip was ze op zijn spoor gezet; ze zou op zijn dochter lijken. “Het was een bizarre ontmoeting. Ik ging naar hem toe met een DNA-kit in mijn tas, ik wilde de waarheid weten. Ik reed terug zónder DNA, dat wuifde hij weg, maar mét een goed gevoel. Geen twijfel mogelijk, hij was mijn biologische vader. En wat een charmante man.”

‘Dit klopt’

Moniek Wassenaar groeide ‘gewoon’ op met een vader en een moeder, tot haar ouders scheidden. Ook daarna hield haar moeder nog lang vol dat haar ex-man Monieks vader was, terwijl Moniek al sinds haar vroegste jeugd aanvoelde dat er iets niet klopte. Pas toen ze volwassen was, kwam bij haar moeder het hoge woord eruit: ze was verwekt met donorzaad in een kliniek. Wassenaar: “Dat voorliegen door mijn moeder heeft onze band geen goed gedaan, we hadden een moeilijke relatie. Ze was een passieve, afhankelijke vrouw die door een trauma vroeger een klein leven leidde. Op haar 28ste liet ze zich ze afkeuren ­vanwege onverklaarde klachten en daarna was ze huisvrouw, ik ­herkende weinig in haar. Ik was juist ambitieus en gedreven, ging als een speer door mijn opleidingen geneeskunde en psychologie en specialiseerde me tot psychiater. Dus toen ik Jan Karbaat, arts, leerde kennen, dacht ik: dit klopt. Bovendien liep zijn dochter rond die middag dat ik hem opzocht, en ik leek inderdaad op haar.”

Regisseur Miriam Guttmann: ’Ik vroeg me af: kijken ze anders naar hun kind nu ze weten dat het van Karbaat is? Is het alsof je een kind van een verkrachter krijgt? Een van die kinderen zei: mijn leven is een leugen gebleken.'Beeld rv

Toen ze Karbaat vroeg of ze zijn dochter zou kunnen zijn, ontkende hij dat niet. “Hij zei dat sommige vrouwen specifiek om zijn sperma vroegen, dat ze dat liever hadden dan van zomaar een anonieme donor. Mijn moeder kon uitsluitsel geven, zei hij, waarna hij nog vroeg: was het een mooie vrouw? Een DNA-test, daar begon hij niet aan; wat wilde ik dan als hij inderdaad mijn vader was, kerst komen vieren bij hem en zijn gezin? Ik moest lachen, nee, dat wilde ik niet. Ik vond hem een ontzettend aardige man en vond het best een positieve gedachte dat ik door hem was verwekt. Maar toen ik mijn moeder daar thuis mee confronteerde, ontkende ze dat ze om zijn zaad had gevraagd. Ik geloofde haar niet. Ze had zo lang de ­waarheid achtergehouden, dit zou ook wel weer niet kloppen.”

Wassenaar, toen eind de 20, verbrak het contact met haar moeder en heeft haar vijf jaar niet gezien. Daar heeft ze spijt van, want inmiddels gelooft ze haar moeder wél, door alles wat ze de afgelopen jaren over Jan Karbaat te weten is gekomen. “Toen het contact met mijn moeder herstelde, begon ze te dementeren. We hebben nog een paar liefdevolle jaren gehad voor ze overleed, maar het gesprek over mijn biologische vader hebben we nooit meer kunnen voeren.”

Slapeloze nachten

Wassenaar is door alle stadia van opluchting, twijfel, wantrouwen en woede heengegaan sinds die ­middag in 2010 dat ze Karbaat opzocht. “Eerst zag ik hem als een pionier, een vooruitstrevend man die het goede wilde doen. Maar toen negentien donorkinderen hem aanklaagden, begon ik in te zien dat hij moedwillig verkeerd heeft gehandeld. Een tijd heb ik hem gehaat. En toch zocht ik tegelijkertijd naar redenen om hem te begrijpen; de tijdgeest toen hij zijn kliniek runde, zijn jeugd. Zijn vader was een harde man die het ook niet nauw nam met de waarheid, hij had het niet van een vreemde. Maar hij was geen slecht mens, veel vrouwen waren ontzettend dankbaar voor wat hij voor ze deed.”

Als psychiater, zegt Wassenaar, ga je zelf ook in therapie en daardoor was ze zich ervan bewust dat ze door haar biologische vader af te wijzen ook een deel van zichzelf zou afwijzen – dat zorgde op z’n minst voor gespletenheid. “Het is een tijdlang een totale mindfuck geweest, maar op een gegeven moment kwam er wat rust. Het beeld van Karbaat had ik genuanceerd; hij had verkeerde dingen gedaan, maar ik begreep waar het vandaan kwam en ik kon het accepteren.” Toen kwam het ­verzoek van Miriam Guttmann en werd de boel opnieuw opgeschud; de aantijgingen van seksueel misbruik, bijvoorbeeld, waren nieuw voor Wassenaar. Ze hoorde de getuigenissen pas in het filmzaaltje waar ze met een heleboel mede-Karbaatkinderen naar de laatste versie van de documentaire keek.

Regisseur Miriam Guttmann: ‘Ik heb er slapeloze nachten van gehad. Moest ik het beeld van hun vader nog verder verwoesten? Maar het is mijn journalistieke ­verantwoordelijkheid; de complete waarheid moest aan het licht ­worden gebracht.’Beeld RV

Nee, zegt Miriam Guttmann, ze had niet iedereen gaandeweg op de hoogte gehouden, dus ze was zich ervan bewust dat het schokkend zou kunnen zijn voor de Karbaat-kinderen die nog van niets wisten. “Ik heb er slapeloze nachten van gehad. Moest ik het beeld van hun vader nog verder verwoesten? Maar het is mijn journalistieke ­verantwoordelijkheid; de complete waarheid moest aan het licht ­worden gebracht.”

Moniek Wassenaar weigerde in eerste instantie te geloven wat ze hoorde in dat filmzaaltje over het seksueel wangedrag van haar biologische vader. “Ik dacht: het klópt niet wat die vrouwen zeggen, en ook: gadver, dit niet óók nog erbij. Weer moest ik het beeld van hem bijstellen, houdt het dan nooit op? Maar aan de andere kant: die vrouwen hebben het zo ervaren, het zal niet uit de lucht zijn gegrepen. Ik wil gewoon het liefst een positief beeld hebben van mijn biologische vader. Maar dat is niet reëel.”

Toch is ze blij dat ze heeft meegewerkt aan de documentaire. “Ik ben haar erg dankbaar dat ze me heeft weten over te halen, al was het alleen al voor de hernieuwde ontmoetingen met veel van mijn halfbroers en -zussen, die ze heeft georganiseerd voor de film.”

Toen Guttmann aan haar documentaire begon, waren er negentien donorkinderen van Karbaat bekend, inmiddels zijn het er tegen de zeventig. Ook in het buitenland, waar hij sperma verhandelde, ­duiken nazaten van hem op. “Een gewiekste zakenman die misbruik maakte van wanhopige vrouwen”, zegt ze als ik haar vraag naar haar beeld van hem na vier jaar onderzoek. “Maar ook een charmante en bevlogen dokter die mensen heeft geholpen. Het was nog veel complexer dan ik kon vermoeden toen ik aan mijn film begon. Dat heb ik ook teruggehoord in de verhalen van alle donorkinderen. Er zijn er die het totaal hebben omarmd dat ze een Karbaat zijn, die zelfs ‘Karbastard’ op hun bovenarm hebben laten tatoeëren. Ze zijn ­loyaal aan hem, en blij dat ze zijn geboren. Maar er zijn er ook die van hem walgen en zeggen: de vader die me heeft opgevoed, dát is echt mijn vader.”

Dan vraagt Guttmann, die ik de paar zinnetjes uit mijn oude Elle-verhaal heb voorgelezen, of ik niet het gevoel heb dat ik de dans ­ontsprongen ben. Jazeker heb ik dat – ik had me al half aangemeld bij Medisch Centrum Bijdorp. En bij de adoptieorganisatie Wereldkinderen, voor plan C.

Deel 1 van Het zaad van Karbaat is te herbekijken via npostart.nl. Delen 2 (8 maart) en 3 (15 maart) zijn te zien bij de VPRO op NPO 2, om 20.30 uur.