Direct naar artikelinhoud
Reportage

Is de bruine kroeg aan het uitsterven? ‘Ik mag van de pastoor extra terrasstoelen op het kerkhof zetten’

Magda Desmet, uitbaatster van café Oud Gemeentehuis in Wortegem-Petegem: ‘Mijn vaste klanten zijn mensen die graag binnen zitten.’Beeld Tim Dirven

De opening van de terrassen leidde niet tot gejuich bij de volkscafés: de meeste hebben er geen plaats voor en de zaken liepen al niet lekker. Is de coronacrisis de doodsteek? We gingen langs vier bruine cafés. ‘Ik heb twee nieuwe knieën. Ik vlieg er zo weer in.’

Het is sluitingsdag voor café Oud Gemeentehuis in het Oost-Vlaamse Wortegem-Petegem, maar uitbaatster Magda Desmet (69) ontvangt ons met open armen. “Ik was net bezig met het middageten, maar kom binnen”, glundert ze. Het was haar man Bernard die kwam kijken toen we op het raam klopten en die ons langs de achterdeur naar de koer leidde. Een plastic tuintafel en enkele stoelen versperren de toegang naar het buitentoilet. Vanuit de bijkeuken komt de geur van een stevig Vlaams middagmaal ons tegemoet.

“Kom verder”, zegt Magda, terwijl ze de haperende deur naar het café openduwt. Binnen lijkt het alsof iemand aan de poets is begonnen maar nooit heeft afgemaakt. Tafels en stoelen staan vol met vazen, beeldjes en andere, ondefinieerbare interieurspullen. Sprayflacons met ontsmettingsalcohol getuigen van de laatste openingsavond in oktober. De biljarttafel is bedekt met toile cirée, de stekker van de antieken jukebox is uit het stopcontact getrokken. Op de toog heeft de post zich opgestapeld.

Oud Gemeentehuis, Wortegem-Petegem.Beeld Tim Dirven

De langverwachte heropening van de cafés op 8 mei heeft Magda aan zich laten voorbijgaan. “Enkel een terras heeft geen zin. Op de stoep van mijn café heb ik maar een uur zon.” Bovendien zijn haar klanten geen terrasgangers, weet Magda. “Mijn vaste clientèle bestaat uit mensen die ’s morgens een koffietje komen drinken. Tegen de middag gaan ze naar huis en om vijf uur zijn ze were voor een aperitief. Die mensen zitten graag binnen.”

Nee, liever wacht ze tot 9 juni. Dan mag ze binnen ontvangen en is er plaats voor iedereen: de jongeren uit het dorp die komen biljarten, de vaste klanten van de vogelpik. De spelers van voetbalploeg KFC Petegem die hier hun uitvalsbasis hebben, de minivoetbalploeg, de totoclub, de liefhebbers van de koers.

Het Oud Gemeentehuis is de bakermat van de vriendenclub van veldrijder Mario De Clercq, die om de hoek woont. Zijn beeltenis en zijn titels sieren het raam: wereldkampioen in 1998, 1999 en 2002, Belgisch kampioen in 2001 en 2002. Dat laatste jaar staat in Magda’s geheugen gegrift. “Twee titels in hetzelfde jaar. Dat hebben we gevierd van vrijdag tot maandag, zonder te slapen. Schoon momenten.”

Oud Gemeentehuis, Wortegem-Petegem.Beeld Tim Dirven

In het kloppende hart van het dorp is de polsslag al een tijdje zoek. Sinds maart vorig jaar moest Magda al negen maanden sluiten en dat is niet van haar gewoonte. “Normaal is het café hooguit twee weken per jaar dicht”, zegt de waardin, die zich door haar clientèle laat aanspreken als ‘ons moeder’. “Ik heb mensen nodig rond mij. Sommige klanten kom ik tegen als ik op donderdag naar de markt ga, maar de oudsten, die negentig jaar zijn, heb ik allemaal opgebeld. Het café is mijn leven, mijn ouders hadden er vroeger ook één. Ik heb nooit iets anders gekend.”

Toen Magda na haar huwelijk een pand kon huren van de inmiddels ter ziele gegane brouwerij Vita, twijfelde ze niet. Terwijl haar man uit werken ging, stond zij achter de toog. Dat ging prima tot hun pensioen, vijf jaar geleden. Sindsdien houdt ze het café open in bijberoep. Maar zo hachelijk als tijdens de coronaperiode werd het nooit. “Ik heb aan mijn reserves moeten zitten. Ik heb wel wat steun gehad, maar dat is geen avance. Als straks de belastingen komen, zal ik die premies moeten teruggeven.”

Hoelang ze het nog volhoudt, weet ze niet. “Zolang het gaat. Mijn kinderen zien het niet zitten om over te nemen. Vorig jaar heb ik twee nieuwe knieën laten steken en in januari heb ik een ader in mijn been laten verwijderen. Straks vlieg ik er weer in. In februari was ik vijftig jaar getrouwd, in augustus word ik zeventig. Volgend jaar heb ik 45 jaar café. Dat zou ik nog graag vieren.”

Het praten heeft nu lang genoeg geduurd, vindt Magda. “Wat moet ge drinken? Ik heb een fles cava koud staan, gekregen voor Moederdag. Ook een glaasje?”

‘Kasten uitkuisen’

In café Oude Schelde, een tiental kilometer verderop, aan een afgesneden bocht van de Schelde in Berchem, een deelgemeente van Kluisbergen, haalt Monique Speleers (79) een aperitief op basis van vlierbloesem boven. “Mijn voormiddagdrankje. Proeven?”

Monique Speleers, waardin van Oude Schelde, Kluisbergen: ‘Omdat het café zo oud is, laat de overheid mij met rust. Ik ga nu geen kosten meer maken. ’t Zal mijn tijd wel meegaan.’Beeld Tim Dirven

Haar naam doet misschien geen belletje rinkelen, toch is Monique geen onbekende. Met enige regelmaat duikt de kwieke zeventiger op in boeken en tijdschriften die op zoek zijn naar hét Vlaamse volkscafé.

Monique heeft het allemaal: een houten toog, een stenen vloer uit de negentiende eeuw, een gietijzeren spèkbakske om pruimtabak in uit te spuwen. Naast de wc staat een kan water om door te spoelen. “Alles is hier nog zoals in 1899, toen mijn grootmoeder het café begon.”

Aan een tafeltje in de hoek zit Bart, die Monique voorstelt als ‘de biersteker’. Hij komt de eerste dranklevering na de heropening afrekenen. “Dat is dan 575 euro, Monique.” De waardin reageert gespeeld verontwaardigd. “Och, god! Bart toch! Zoveel!” Terwijl Monique naar het kamertje achter de toog verdwijnt, vertrouwt Bart ons toe dat hij het geld intussen weet liggen. “Ik kom hier al dertig jaar. Bij Monique is het handje contantje.”

Lang gold hier het tarief van een euro per consumptie, maar enkele jaren geleden verhoogde Monique haar prijzen. “Ik heb Jupiler, Ename, Liefmans, Leffe, Adriaan Brouwer, Duvel, Palm, Kwaremont, Orval en Rodenbach”, somt ze op. “Allemaal op fles, de tap aan de toog is niet aangesloten. Het meeste verkoop ik gewone pintjes. Die kosten anderhalve euro en gaan aan een serieus tempo. Als er een groep van zes, zeven man buiten zit, is het elk z’n toer.”

Toch blijft ze de goedkoopste in de streek, weet Bart. “Op de markt van Oudenaarde betaal je 4 euro voor een speciaal bier, hier heb je een flesje voor 2,5 euro.”

Oude Schelde, Kluisbergen.Beeld Tim Dirven

Monique moet geen huur betalen, wat zich vertaalt in democratische prijzen. “Eigenlijk zou ik meer frigo’s moeten installeren, de dranken van elkaar scheiden en het sanitair vernieuwen. Maar omdat het café zo oud is, laat de overheid mij met rust. Ik ga nu geen kosten meer maken. ’t Zal mijn tijd wel meegaan.”

Wat ze tijdens de opgelegde sluiting heeft gedaan? “Mijn kasten uitgekuist en bij vriendinnen achter koffie geweest. Ik heb me niet verveeld.” Maar toen ze op 8 mei weer open mocht, twijfelde ze niet. “De mensen kunnen voor het café op een bank en stoeltjes zitten. Als het regent, zijn er parasols om onder te schuilen. Dat gaat goed zo. Het langste dat ik dicht ben geweest, was toen mijn moeder stierf. Na twee weken vond ik dat het lang genoeg had geduurd.”

Monique hóéft haar café niet meer open te houden, zegt ze. Haar pensioen volstaat. “Ik blijf het doen om onder de mensen te komen. Stilzitten is niet goed. Op zondagen zit het hier vol.” Ook dan staat ze er alleen voor. Als haar toog vol glazen staat, springen de klanten bij. Haar zoon plaatst de bestellingen, maar heeft geen interesse om het café over te nemen. Monique heeft geen zussen of broers, haar man is tien jaar geleden gestorven. “Als ik doodga, is het hier gedaan.”

Zondagscafés

Het aantal cafés en bars is al lang in vrije val. Tussen 2008 en 2017 verdwenen in ons land zes cafés per week en die achteruitgang blijft duren. Uit cijfers van Horeca Vlaanderen blijkt dat België in januari 2019 precies 14.874 cafés telde, waarvan 9.018 in Vlaanderen. Een jaar later, begin 2020, was dat aantal gezakt tot 14.295, waarvan 8.657 in Vlaanderen. In het derde kwartaal zakte het aantal Vlaamse cafés verder tot 8.550, in het vierde kwartaal tot 8.369. In januari 2021 waren er nog 8.303 over.

Hoeveel daarvan volkscafés zijn, is niet bekend. Volgens Jan Van den Bossche, coauteur van het in 2001 verschenen boek In Den Zoeten Inval en chroniqueur van volkscafés, zijn het er minder dan 300, al hangt dat af van de criteria. Een volkscafé laat zich omschrijven als een ontmoetingsplaats waar bezoekers in gezelschap iets drinken. Het café is lokaal verankerd en dient als een geheugenplaats voor de gemeenschap. De meesten hebben ook een spilfunctie in het lokale verenigingsleven: ze zijn het clublokaal van de plaatselijke fanfare of de duivenbond.

“Het speerpunt is de sociale functie”, zegt Van den Bossche. “Het mag geen themacafé zijn of een plek waar je buitengekeken wordt. In een volkscafé moeten alle leeftijden zonder problemen binnen kunnen. Iedereen moet er welkom zijn.”

Oude Schelde, Kluisbergen.Beeld Tim Dirven

Experts vrezen dat veel bruine kroegen over een paar maanden op de fles zullen gaan. Volgens Van den Bossche is het te vroeg om te zeggen of de coronacrisis nu al volkscafés de kop heeft gekost. “Ze zijn nog niet allemaal open, het is afwachten. Ik heb wel weet van cafés die de boeken hebben neergelegd, maar dat was gepland. Vaak hebben de uitbaters een zekere leeftijd bereikt of waren er al langer plannen om het gebouw af te breken om plaats te maken voor appartementen.”

De ‘appartementisering’, zoals Van den Bossche dat noemt, is een echte bedreiging voor volkscafés. “We houden allemaal van onze bruine kroeg, maar we zijn slecht in het beschermen ervan. Na de publicatie van In Den Zoeten Inval kwam er een overheidscampagne om volkscafés te redden, waarna er niets meer gebeurde. Ondertussen lopen dorpen leeg en maken huizen plaats voor appartementen, appartementen en nog eens appartementen.”

Van den Bossche voert aan dat corona heeft aangetoond dat er nood is aan kleinschalige ontmoetingsplekken. “Wat je nu krijgt, is woonkernen zonder slager, bakker of café, maar wel met een nailshop of een apotheek. Dat brengt geen leven in het dorp. In de provincies is er een nieuwe tendens om volkscafés enkel in het weekend open te houden. Mooi, maar vaak zijn die zondagscafés toeristisch getint.”

In sommige dorpen nemen bewoners het heft in eigen handen en beginnen ze zelf een café. “In Averbode is er een winkel waar de eigenaar een toogje heeft geïnstalleerd. Hij vond het straf dat de gemeente wel een eigen abdijbier heeft, maar geen café”, weet Van den Bossche. In het West-Vlaamse Schuiferskapelle, bij Tielt, heeft een kruidenier in zijn winkel een café geopend. Daar is zoveel dynamiek rond ontstaan, dat in het dorpje de lagere school terug is opengegaan.

Zuur

In Brussel kwam de redding van de volkscafés uit onverwachte hoek. Tijdens de lockdown moest caféganger Frederik Lamote lijdzaam toezien hoe zijn favoriete cafébazen één voor één het hoofd lieten hangen. De Brusselse premies kwamen maar traag op gang en een perspectief voor een heropening bleef uit. Met zijn vzw Growfunding bedacht Lamote een crowdfundingactie. Wie geld stortte voor zijn favoriete café, steunde tegelijk een project in de sociale economie.

‘Ik heb geen zin om Au Laboureur op te geven. Voor mij is het een kwestie van eer om het in de familie te houden’, zegt uitbater Laurent Vanlaer.Beeld Tim Dirven

“Ik ben vertrokken van het sociale netwerk dat in cafés aanwezig is”, vertelt Lamote op het terras van Au Laboureur, een volkscafé in het centrum van Brussel. “Elk café draait op een gemeenschap. Als je nagaat waarmee de meeste klanten bezig zijn, kom je vaak uit bij dingen in de buurt. Een lokale brouwerij, een speeltuintje in de straat, een tweedehandswinkel aan de overkant. Door in ruil voor een donatie aan een café een bedrag los te weken voor een sociaal project, creëerden we een hefboom voor de buurt.” Voor die sociale beloningen klopte Lamote aan bij het Brussels Gewest, dat besloot het project te subsidiëren.

De testcase waaraan drie cafés deelnamen, draaide uit op een onverhoopt succes: in vier dagen tijd haalden Au Daringman, Les Brasseurs en Le Coq 12.000 euro op via crowdfunding. Maar liefst 79 Brusselse cafés volgden, van Ganshoren tot Woluwe.

Niet iedereen haalde het vooropgestelde bedrag omdat ze later instapten, maar Lamote noemt de solidariteit die ontstond, ongezien. “Opeens maakten cafégangers duidelijk wat ze voor hun stamcafé overhadden. La Réserve, een homobar, haalde in 36 uur 12.000 euro op en sloot af op 18.000 euro. Er waren zelfs mensen die vijf, zes cafés steunden met 20 euro.”

Communicatiebureau TBWA kwam aan boord en bedacht de ZUUR-campagne. Wie stortte, krijgt binnenkort een speciaal gebrouwen ZUUR-bier, zo genoemd omdat de sluiting van de horeca zuur smaakte. In totaal klokte de campagne af op 680.000 euro.

Au Laboureur, Brussel.Beeld Tim Dirven

Voor Laurent Vanlaer, die Au Laboureur samen met zijn vader uitbaat, was de 5.620 euro die zijn klanten hem toestopten een hart onder de riem. Maar het blijft een druppel op een hete plaat, moet hij toegeven. “Met dat bedrag hebben we één maand de huur kunnen betalen.” Au Laboureur is een café van brouwerij AB InBev, dat zijn huurders soms wurgcontracten oplegt. Vanlaer zegt dat de eigenaar een geste heeft gedaan. “Een maand huur is kwijtgescholden en drie maanden lang hebben we maar drie vierde van het volledige bedrag moeten betalen. Maar de rekeningen voor het gas, de elektriciteit en de verzekering zijn blijven komen.”

Vanlaer, een dertiger, springt al meer dan tien jaar bij in het café, dat drie generaties in de familie is. Vroeger werkte hij in de bouw. Vlak voor de coronacrisis uitbrak, besloot hij de sprong te wagen en werd hij samen met zijn vader zaakvoerder. Zijn eerste maanden als horeca-ondernemer had hij zich toch enigszins anders voorgesteld. “Gelukkig was er afleiding: in oktober is mijn zoontje geboren. Ik heb ook gebruik kunnen maken van het overbruggingsrecht voor zelfstandigen, maar ideaal is dat niet. Het is toch meer overleven dan leven.”

Hoe hij de toekomst ziet? “Op 9 juni mogen de mensen weer binnen zitten. Hopelijk wordt de toestand dan weer normaal. We zijn er al zo lang, ik heb geen zin om Au Laboureur op te geven. Ik ben geboren in het café, heb er lang gewoond, ik ken de buurt als mijn broekzak. Voor mij is het een kwestie van eer om het in de familie te houden.”

1 euro voor een stella

In de weken die voorafgingen aan de heropening van de terrassen, werd er druk gespeculeerd over de prijzen die horeca-uitbaters zouden handhaven. De prijs van een pintje moest wel stijgen, klonk het, om de levensvatbaarheid van de sector na de lockdown te garanderen. Nogal wat cafés lieten daarop weten dat ze voor 1 euro bier zouden blijven schenken. Zo ook In den Congo in Vossem, bij Tervuren.

‘Ik vroeg de pastoor of ik extra terrasstoelen op het oude kerkhof mocht zetten. Dat mocht, zolang het tijdens de mis stil bleef’, zegt Lydia Gay van In den Congo in Vossem.Beeld Tim Dirven

“Wij hebben geen verplichtingen tegenover een brouwerij”, verklaart uitbaatster Lydia Gay (71), die het café samen met haar man Bart Van Loo (69) uitbaat. “Dit is onze zaak, wij moeten geen huishuur betalen. Voor een Stella en een Hoegaarden rekenen wij 1 euro, kriek van Boon kost 1,5 euro en voor een blonde Leffe vragen we 2 euro.” De prijzenpolitiek is bij In den Congo, dat in 2014 zijn honderdste verjaardag vierde, altijd zo democratisch geweest, zegt Gay. “Wij staan daar wijd voor bekend. Zelfs tot in Spanje, waar ons wielertruitje ooit eens op straat is herkend!”

Gay geeft eerlijk toe dat het zonder de steunmaatregelen een ramp zou zijn geweest. “Dan was ik aan mijn spaargeld moeten komen. De gas- en elektriciteitsrekeningen bleven tijdens de sluiting in de bus vallen.”

Gay houdt café in het ouderlijk huis en sprong al bij toen haar moeder de zaak nog uitbaatte. “Overdag werkte ik als boekhouder, ’s avonds stond ik in het café.” Intussen zijn zij en haar man gepensioneerd, waardoor ze over enige financiële reserve beschikken. Ze snapt niet hoe de cafés op de Oude Markt in Leuven het geregeld krijgen. “Die moeten zoveel huur ophoesten. Ik denk dat er op het einde van het jaar veel miserie gaat zijn. In alle cafés moeten vanaf nu putjes worden opgevuld. Het is typisch voor cafébazen dat ze blijven gaan. Tot het niet meer gaat.”

In den Congo, Vossem.Beeld Tim Dirven

Hoewel ze amper over terrasruimte beschikt, was het voor Lydia evident dat haar café op 8 mei opnieuw open ging. “Het begon tijd te worden. In de eerste lockdown hielden we ons nog bezig met klusjes. Maar de laatste maanden liep ik tegen de muren op, ik miste mijn klanten.” In den Congo schurkt aan tegen de kerk van Vossem, wat Lydia op een idee bracht. “Ik ben aan meneer pastoor gaan vragen of ik extra terrasstoelen op het oude kerkhof mocht zetten. Daar had hij geen bezwaar tegen, zolang het tijdens de mis stil bleef. Vorige week heb ik op die manier 150 mensen extra kunnen neerzetten. Straks begin het EK en gaan we hier grote schermen hangen.” Lydia hoopt dat de pastoor even coulant blijft. “Zijn er matchen op zaterdagavond om zes uur?”