Direct naar artikelinhoud
AchtergrondEurovisiesongfestival

Het Songfestival: het feestje waar we allemaal nood aan hadden

Het Songfestival: het feestje waar we allemaal nood aan hadden
Beeld Getty Images

De score van Hooverphonic stelde teleur, maar voor het overige werd het Eurovisiesongfestival een zinderend spektakel van menselijke en muzikale diversiteit met Italië als - goeie - winnaar en met een bijzondere symbolische lading: we kunnen het nog, feestjes bouwen. 

Was het het troosteloze herfstweer? Was het omdat de vorige editie van het Songfestival, corona ter wille, vorig jaar geschrapt werd? Of was het het nuchtere feit dat er op een weekendavond buitenshuis nog altijd niet zoveel te beleven valt in deze pandemische tijden, behalve dan in bubbelverband voor de buis zitten? 

Feit is dat velen nog meer dan anders reikhalzend schenen uit te kijken naar ‘Eurovision 2021' vanuit Rotterdam, door The New York Times ook wel ‘De Olympische Spelen voor liedjes’ genaamd. In Whatsapp- en Signal-groepjes, op Twitter en andere sociale media, iedereen leek plots wel zijn mening te willen delen over de 26 finalisten van dit jaar, het liefst ook een beetje geestig en scherp verwoord. Dat laatste wordt stilaan een traditie binnen de Eurovisie-traditie. 

En het festival stelde niet teleur. Behalve dan misschien voor de Britten en de Duitsers, die de avond afsloten met een beschamende nul op het rapport. Een zwaar verdict, maar ze hadden dan ook in een sterk veld een uitermate zwak nummer ingediend. 

Ook de Belgen van Hooverphonic bleven onder de verwachtingen, of althans onder de verwachtingen van Hooverphonic zelf. De beoogde vijfde plek werd in werkelijkheid een negentiende. Aan de prestatie van Geike Arnaert & co lag het niet. ‘The Wrong Place’ werd sterk gebracht, maar het nummer bleek - ook binnen het oeuvre van de band zelf trouwens - toch te doorsnee om te beklijven. De sobere, duistere act kwam ook te vroeg op de avond om als rustpunt het verschil te maken. Op dat moment had het Songfestival nog volop zin in vuurwerk, buitelende dansers en zangeresjes in korte zilverkleedjes. 

Die waren er ook wel - dankjewel Cyprus, Servië en Moldavië - maar toch viel op dat het deelnemersveld naar Eurovisie-norm opvallend verschillend en behoorlijk sterk was. De voorbije decennia was het Songfestival van een liedjeswedstrijd toch geëvolueerd - sommigen zullen zeggen: afgegleden - naar een kermis van kitsch, stuntwerk en flauwe pop die de avond amper overleeft. 

Elena Tsagrinou uit Cyprus bracht het nummer El Diablo.Beeld ANP

Dat was dit jaar toch anders. Het leek wel of het gedwongen sabbatjaar de kwaliteit van het festival flink deugd gedaan had. Winnaar Italië bijvoorbeeld presenteerde een overtuigende mix van Italiaanse pop en stevige funkrock. “Rock-’n-roll is niet dood”, schreeuwde zanger Damiano David in zijn overwinningsspeech en zo is het maar net. De beker was amper uitgereikt of daar steeg al de eerste rock-’n-roll-controverse op, want wat deed de Italiaanse zanger tijdens de finale met zijn neus zo dicht bij de tafel? Geen cocaïne snuiven, bezwoer de man zelf, maar een en ander past wel in de would-be stoute uitstraling van Damiano en zijn kompanen.

In de Songfestival-traditie is stevige rock hoe dan ook een uitzondering, maar dit jaar pakte ook Finland uit met een alleraardigst nu metal-nummer. Ook anders dan sommige andere jaren: de sterkste deelnemers eindigden ook gewoon bovenaan. Zwitserland en Frankrijk streden mee om de eerste plek met knap gecomponeerde, verstilde Franse chansons - een ander ‘Europees’ genre dat lang in de Songfestival-verdomhoek gelegen heeft. Zeker de Franse Barbara Pravi mag met het heerlijk klassiek ‘Voilà’ uitkijken naar een Europese zomerhit. Of neem Oekraïne, dat een hoogst eigenzinnige mix bracht van elektro, Oost-Europese folk en new wave. Geen makkelijke kost, maar uiteindelijk wel één van de lievelingen van het publiek. 

Barbara Pravi bracht voor Frankrijk het nummer 'Voilà'.Beeld EPA

De muziek is één ding, maar het festival in Rotterdam droeg natuurlijk een veel grotere symbolische lading met zich mee. Het Songfestival werd het grootste indoor-evenement in Europa sinds het uitbreken van de coronavirus. Na lang onderhandelen mochten uiteindelijk 3.500 toeschouwers de Ahoy Arena in, nadat ze een negatieve sneltest hadden ondergaan. Dagelijks testen en afstand houden was ook de plicht van de deelnemers. Een positieve test in de band kostte IJsland een live-optreden op zaterdag: een vooraf opgenomen clipje moest volstaan. Ook Duncan Lawrence, de winnaar van vorig jaar moest om die reden afhaken. Sneu, juist nu TikTok een wereldster dreigt te gaan maken van hem. 

De voorts vlekkeloze organisatie is een pluim voor gastheer Nederland, dat met een jaar uitstel een stralende show neerzette. Wat daarbij in het bijzonder opviel was de onnadrukkelijke, vanzelfsprekende diversiteit in toon en beeld. Vier presentatoren van verschillend pluimage stuurden de Nederlanders de piste in, maar de revelatie van de avond was toch Nikkie De Jager, die dus behalve beautyblogs op het internet ook een zwierige presentatie kan neerzetten in een Engels dat qua foutloosheid de polderklanken van haar collega’s in de schaduw zette.

Uitzinnig rondhossen en elkaar in naam van gelijkheid en broederschap rond de bezwete hals vliegen, zat er dit jaar niet in op het Songfestival, maar de indruk van een enthousiast feestje werd wel succesvol opgewekt. ‘Eurovision 2021’ was een gedurfde onderneming, maar ook een balsem op de ziel voor vele miljoenen kijkers thuis. Die konden met een opgewekt gevoel het bed in. Het kan dus nog, feestjes bouwen. En het kan, mits inachtneming van enkele spelregels, misschien zelfs sneller dan verhoopt. De klassieke, op Charpentiers ‘Te Deum ‘geïnspireerde Eurovisie-tune, klonk plots wat minder belegen en hol dan anders.