Direct naar artikelinhoud
InterviewHuis van Hiele

Strafpleiter Jan De Man: ‘Wij krijgen geen eerlijk proces meer in de Reuzegom-zaak’

Jan De Man: ‘Om de haverklap krijg ik telefoon van magistraten over strafpleiters die geen haar beter zijn dan hun cliënten.’Beeld Wouter Van Vooren

Slow food meets slow journalism. Negen zaterdagen lang gaat een journalist in het restaurant van Willem Hiele in Koksijde enkele uren in gesprek met een spraakmakende gast. Vandaag: strafpleiter Jan De Man(68), die twee Reuzegommers bijstaat, over 99 assisenzaken, zijn geweten en bedreigingen. ‘In een bepaald dossier hadden ze het op mijn kinderen gemunt.’

In een onberispelijk lichtblauw hemd en met een pull die losjes over zijn schouders hangt, wacht Jan De Man (68) ons op. Het lijkt wat flauw om een gerenommeerde advocaat in het strafrecht meteen te typeren met een vestimentair cliché, maar zijn outfit is niet onbelangrijk. Wanneer het dossier van Leslie H. ter sprake komt, moet De Man toegeven dat hij haar brief niet bij zich heeft. “Die steekt in mijn vest en die heb ik vandaag thuisgelaten.”

De brief van Leslie is het leidmotief van de strafpleiter. Toen De Man het meisje verdedigde dat eind jaren negentig haar beide ouders liet vermoorden, wilde ze niet spreken over de redenen die haar tot de gruwelijke feiten hadden gebracht, ook niet toen De Man daarop aandrong. “Dat was fout, besefte ik achteraf. Ik ben teruggegaan en heb haar gevraagd of ze het wilde opschrijven. In een brief vertelde ze dat ze was misbruikt door haar vader die niet haar biologische vader bleek te zijn. Maar dat mocht ik niet pleiten op haar assisenproces.”

BIO • raadsman van twee verdachten in de zaak-Reuzegom • geboren in 1952, opgegroeid in Heide-Kalmthout • werd in 1975 als advocaat lid van de Antwerpse balie • pleit in het najaar zijn honderdste assisenzaak • was in de jaren tachtig SP-gemeenteraadslid in Schoten • ging jeugdtrainingen geven na zijn carrière als korfbalspeler

De Man, die zichzelf omschrijft als “twee derde zakelijkheid en een derde emotie”, hield zich aan de afspraak. De brief hield hij bij zich, als een belofte aan zichzelf. Wanneer hij in november aan zijn honderdste assisenproces begint, zal de brief zoals altijd in de binnenzak van zijn kostuum ­steken.

Voor hij van wal steekt, bestelt De Man een whisky. Tijdens het eten zal hij er nog een bestellen, terwijl hij een onwetende vegetariër geduldig uitlegt hoe je in godsnaam een halve artisjok tot je neemt. Tip: blad per blad en enkel het hart – oeps! Niet veel later raapt hij galant de citroen op die bij het persen per ongeluk uit onze handen glipt en op zijn broek landt. “De stoomkosten zijn wel voor De Morgen!”

Met honderd assisenzaken komt u terecht in het pantheon van de grote strafpleiters, samen met Jef Vermassen en Piet Van Eeckhaut. Houdt u dat bezig?

“Ik heb het uitgerekend: sinds ik assisenzaken pleit, kom ik aan een gemiddelde van drie per jaar. Piet Van Eeckhaut heeft er minder dan ik, omdat hij in 2014 overleden is. Jef Vermassen zit aan 104 of 105, maar hij komt meer in de pers. Als hij door iemand geraadpleegd wordt, staat het de dag erna in de krant. In ons kantoor doen we dat niet. We hebben daar intern veel discussies over gehad: moeten we onze pr niet beter verzorgen? Maar cliënten zijn daar doorgaans geen vragende partij voor.

“Ik ben begonnen in 1975. Toen ik mijn eerste zware strafzaak kon behandelen, was ik al meer dan vijf jaar bezig. Nu worden jonge advocaten direct omhoog geschoten en omschreven als toppleiters. Maar als ik ga luisteren naar hun assisenzaken, krijg ik soms plaatsvervangende schaamte: zulke ongestructureerde pleidooien! Ook de houding van sommige advocaten vind ik stuitend. Er is geen respect meer voor oudere ­advocaten.

“Die nieuwe mentaliteit stoort mij. In Justice for All (docureeks over strafpleiters op Play, red.) laten collega’s zich filmen in hun interieur dat volhangt met foto’s van gangsters (Omar en Mounir Souidi, red.) of terwijl ze naast de weg stoppen om te plassen (Bert Vanmechelen, red.). Die laatste is zelfs gearresteerd tijdens een assisenproces, nadat de politie had vastgesteld dat hij te veel gedronken had. Als gevolg daarvan moest hij enkele uren in de cel doorbrengen. Tijdens de eindpleidooien werden daar allusies op gemaakt. En dat passeert allemaal, zonder dat iemand daar iets over zegt! Wat moeten juryleden wel niet denken, aan wie we vragen niet te streng te zijn voor de mensen die we verdedigen?”

Het staat haaks op uw stijl, die als dandyesk wordt omschreven. U komt altijd netjes voor de dag en zelfs in uw grootste uithalen blijft u beleefd.

“Maar ik ben geen pilaarbijter. Na een zware zittingsdag op het hof van assisen ben ik eens met Piet Van Eeckhaut op restaurant geweest. Na het eten klom hij op tafel om het lied ‘Nikkelen Nelis’ (over een vrouwelijke stripper, red.) van Wim Sonneveld te zingen. Formidabel! Maar de volgende dag waren we wel op tijd op post.

“Collega’s hebben mij voorgedragen om de komende jaren in de Raad van de Orde (een tuchtorgaan, red.) van de Antwerpse balie te zetelen. Ik heb niet geweigerd omdat ik vind dat er iets moet veranderen. Om de haverklap krijg ik telefoon van magistraten over het gedrag van sommige strafpleiters die geen haar beter zijn dan de mensen die ze bijstaan. Ik vind niet dat je in de gevangenis een cliënt begroet met een accolade (omhelzing, red.) en een kus op de wang. Met een cliënte die je net in een drugszaak hebt verdedigd, ga je geen terrasje doen aan de overkant van het gerechtsgebouw.”

Herinnert u zich uw eerste assisenzaak nog?

“Natuurlijk: Gerda Rousseau, een jonge vrouw die in een verhouding was gesukkeld met haar oom. Die man was zijn vrouw beu. Met een beitel sloeg hij haar de hersens in, waarna hij Gerda belde om het lijk in een plastic zak te helpen wikkelen en te dumpen in het Delwaidedok (thans Bevrijdingsdok, red.) in Antwerpen. De voorzitter van het assisenhof had in de coulissen gezegd: ik ga haar laten bekennen dat ze mee de moord heeft gepleegd. Maar dat is niet gelukt. Gerda kreeg vijf jaar, de maximumstraf voor ‘bedrieglijke wegmaking van een lijk’. Dat nieuwtje ging meteen rond in de gevangenis: ‘slechts’ vijf jaar. Binnen de week had ik drie nieuwe assisenzaken.”

Van uw 99 assisenzaken hebt u in driekwart van de gevallen de beschuldigde verdedigd. Waarom?

“Ik voel me daarbij meer op mijn gemak. Slachtoffers of hun nabestaanden verwachten dat je chargeert en de beschuldigde afmaakt. Maar als burgerlijke partij mag je niet over de straf pleiten, terwijl dat doorgaans wel de vraag is: levenslang voor die man!

“Ik moet iets vinden in een dossier dat de moeite waard is om te pleiten. In mijn honderdste assisenzaak verdedig ik Kristel A., de zogenaamde helikopterbruid (haar nieuwe vriend, die ze in de gevangenis had leren kennen, huurde een helikopter om A. te helpen ontsnappen uit de gevangenis, red.). In het begin van het onderzoek, toen een andere advocaat haar bijstond, heeft ze zich niet van haar sympathiekste kant laten zien. Bovendien is ze het slachtoffer geworden van seksueel grensoverschrijdend gedrag door haar grootvader. Haar eigen moeder koos partij voor de grootvader. Nooit is ze bij haar dochter op bezoek geweest in de gevangenis, maar tijdens het proces zat ze wel op de eerste rij. Ik kon het niet laten daar tijdens de zitting iets over te zeggen.”

Vindt u het niet vermoeiend dat advocaten misdaden altijd moeten vergoelijken met het verleden van hun cliënten?

“Maar dat speelt toch een rol? Ik gebruik dat niet als excuus, maar je moet er wel rekening mee houden. Het leven is een treinspoor. Als je bij elke wissel die je tegenkomt de verkeerde afslag neemt, dan raak je ver afgedwaald.

‘Als ik Jef Vermassen of jongere collega’s tegenover me heb, dan wil ik laten zien hoe het moet.’Beeld Wouter Van Vooren

“Hoe ouder ik word, hoe emotioneler ik daarin word. Tot ze oud en sterk genoeg zijn om op ­eigen benen te staan, vind ik dat kinderen het recht hebben op een veilige haven, mensen met wie je kunt praten als het tegenzit. Als dat ontbreekt, bepaalt dat voor een groot stuk de koers van je leven.”

Heeft u het nu ook over uw eigen verleden? U groeide op zonder dat u wist wie uw vader was en ook uw moeder was een groot deel van uw jeugd afwezig.

“Ik heb het geluk gehad dat mijn grootouders me hebben opgevangen. Mijn grootmoeder, dat is... (pauzeert). Ik stond dichter bij haar dan bij mijn moeder, die ook nog eens verdween toen ik tien jaar was. In 2015 is ze gestorven, zonder dat er ooit een ernstig persoonlijk gesprek is geweest. Dat neem ik vooral mezelf kwalijk. Ik moest nog zoveel vragen en nu is het te laat. Mijn grootmoeder en mijn tante hebben dat heel goed gedaan, maar er zal altijd een gemis zijn.

“Mijn jongste zoon Jasper is 37 en woont en werkt in Canada. Veel te laat heb ik beseft dat hij eronder leed dat we elkaar door corona niet konden zien. Afgelopen week hebben we daar een zwaar emotioneel Skype-gesprek over gehad. Hij voelde zich eenzaam en vond dat ik dat precies niet besefte, terwijl ik inderdaad de hele tijd dacht dat hij het wel redde met zijn vrouw en haar familie. Hij had gelijk! Maar hij kon tenminste zijn emoties tonen tegenover zijn vader. Dat heb ik nooit gekund.

“Trouwens: het thema van mensen die in de steek zijn gelaten, speelt niet altijd als ik overweeg of ik een zaak aanneem. Mensen die iets verkeerd hebben gedaan, hebben iemand naast zich nodig die het kan uitleggen.”

Er zijn kenners die stellen dat assisen niet over gerechtigheid gaat, maar over winnen en verliezen.

“Ook, ja. Er zijn tegenstrevers van wie je zeker niet wilt verliezen. Als ik Jef Vermassen of jongere collega’s tegenover mij heb, dan ben ik extra gemotiveerd. Dan wil ik laten zien hoe het moet.”

Een assisenprocedure is een clash van ego’s?

“Elke strafpleiter is ijdel en heeft een ego. Ik heb geen probleem met kritiek, maar het mag niet op de man gespeeld worden. In de zaak van de dood van Jonathan Jacob (die in 2010 in een politiecel overleed na een interventie van het Bijzonder Bijstandsteam, red.), waarin ik acht politiemensen bijstond, ben ik op den duur persoonlijk aangevallen. In de Reuzegom-zaak gaat dat ook gebeuren. Nu al leeft de indruk: hoe durf je zulke schurken bij te staan?”

Rond de zaak-Reuzegom hangt inderdaad een zweem van klassenjustitie.

(wuift weg) “Bwah...”

Is er een betere term voor een batterij topadvocaten die rijke­luis­kinderen verdedigen?

“Iemand heeft toch het recht zich op de beste manier te laten bijstaan? Of mag dat ook al niet meer?”

Johan Platteau, Kris Luyckx, Walter Damen, John Maes, Hans Rieder en Joris Van Cauter staan daar toch vooral omwille van hun naam en omdat de ouders van de verdachten dat kunnen betalen?

“Van alle zaken die ik voor het hof van assisen heb gepleit, heb ik een derde behandeld zonder betaald te worden. Omdat ik die mensen niet in de steek wilde laten en vond dat ze verdedigd moesten worden. Maar als cliënten willen dat ik een zaak doe en elke stap in het dossier zelf behartig, dan hangt daar een prijskaartje aan vast. Mensen vragen soms of ik er geen moeite mee heb om drugsgeld te aanvaarden. Maar als ik van zulke cliënten een overschrijving krijg, weet ik toch ook niet waar dat geld vandaan komt?

Strafpleiter Jan De Man: ‘Wij krijgen geen eerlijk proces meer in de Reuzegom-zaak’
Beeld Wouter Van Vooren

“Klassenjustitie kan alleen ontstaan als er in het onderzoek dingen gebeuren die niet netjes zijn. Of als de rechters partij kiezen voor de zogezegd betere klasse. Maar het Reuzegom-dossier gaat de tegenovergestelde richting uit, dat geef ik u op een briefje. Wij krijgen geen eerlijk proces meer in die zaak.”

U twijfelt aan de objectiviteit van de rechters?

“De druk van buitenaf is immens. Neem nu die zitting voor de regeling van de procedure (op 7 juni diende advocaat Joris Van Cauter een wrakingsverzoek in voor de voorzitter van de Hasseltse raadkamer nadat ze had laten weten dat ze de zaak die dag in behandeling zou nemen, red.). Ik ben 46 jaar advocaat en heb nog nooit meegemaakt dat alle advocaten in een strafzaak op voorhand een telefoontje krijgen om te melden dat de zaak behandeld zal worden. Van Cauter had een punt. Maar de manier waarop hij het gedaan heeft, was fout. Je weet dat er zoveel advocaten in die zaak zijn. Je kunt je collega’s op voorhand toch even verwittigen dat er niets gaat gebeuren?”

Achter de schermen wordt ondertussen druk gemanoeuvreerd. Het verschil tussen de eerste en tweede verhoren van de verdachten was opmerkelijk. Hebben hun advocaten hen goed geïnstrueerd?

(lacht) “U hebt het dossier toch niet gelezen, zeker? Het is opvallend hoe deze zaak in de media is beland. (De Man doelt op het tijdstip waarop Sven Mary aan boord kwam om mee de belangen te verdedigen van de vader van Sanda Dia, red.).”

Het is ook opvallend dat er eerst een lek in de zaak moest komen voor erover geschreven werd. Alsof het potje gedekt moest blijven.

“Dat kan toch nooit? Ooit komt die zaak voor de rechtbank en dan zal er met open deuren gepleit worden. Dit zijn voorhoedegevechten, het is allemaal verloren tijd. De meeste verdachten gaan doorverwezen worden naar de correctionele rechtbank en daar zullen we pleiten.”

Voorspelling: al die gasten krijgen een straf met uitstel omdat ze een blanco strafblad hebben en hun toekomst gevrijwaard moet blijven.

(monkelend) “Misschien kan er een juridische discussie gevoerd worden of de vervolging wel juist is? Is iedereen wel mededader aan een bepaald misdrijf?”

Wat bezielt mensen om het zover te laten komen? Om niet stop te zeggen?

“Dat is van alle tijden. Ik ben nooit gedoopt maar ik heb vroeger dingen gezien op t.d.’s van de unief... In deze zaak is het op een extreme manier fout gegaan. Er was zeker groepsdruk. Waarom wilde die jongen daar zo graag bijhoren?”

Omdat hij uit een arbeidersgezin kwam en dacht dat hij contacten in hogere kringen nodig had om later carrière te kunnen maken.

“Dat kan. Maar hij neemt het initiatief om erbij te willen horen en dingen te ondergaan.

“Ik zeg niet dat hij zelf wilde wat er is gebeurd, maar het is duidelijk dat hij tot de groep wilde toetreden. En dan gebeurt er iets en denken de betrokkenen: dat was vorig jaar ook zo.”

Zegt u nu: het is traditie?

“Nee, ik zeg dat er verschillende omstandigheden een rol hebben gespeeld met een afgrijselijk, catastrofaal resultaat. De twee jongens die ik bijsta, durven nu niet meer te zeggen dat Sanda hun vriend was.”

Laat je een compleet gedehydrateerde vriend sterven in een door hemzelf gegraven gracht?

“De twee kerels die zich burgerlijke partij hebben gesteld (en die samen met Sanda gedoopt werden, red.), stonden ernaast. Als zij van hun oren beginnen te maken, zal ik hen vragen waarom ze tóén niets hebben gezegd. (tot de fotograaf, gespeeld ontredderd) Zullen we anders even naar het strand gaan?”

Sven Mary heeft gezegd: ‘Ik ga die gasten gek maken. Ik ga ze tegen elkaar opzetten.’

“Dat heeft hij mij ook al laten weten. Het zal niet lukken. Niet met mij, jongen! Er zijn jongens weggestuurd van de KU Leuven. Stel dat een van die rijkeluiszoontjes zoals u ze noemt, wordt vrijgesproken. Dan gaat het over een onschuldige. Maar zijn academische carrière is wel om zeep. Ik weet wat u gaat zeggen: dat weegt niet op tegen een mensenleven. Maar hebt u al iets geschreven over de burgerlijke partijstelling van GAIA in dat dossier? Als een jonge kerel sterft, dan stel je je als dierenrechtenorganisatie toch geen burgerlijke partij voor een paar vissen en twee muizen die in de blender zijn verdwenen? Dat gaat er bij mij niet in. Ik vind het triestig dat zo’n advocaat zich bij de burgerlijke partijen schaart.”

Advocaten die klagen over trial by media zijn doorgaans degenen die verdachten verdedigen. Maar als diezelfde advocaten aan de kant van het slachtoffer staan, is hun houding meestal omgekeerd.

“Toen Sven Mary acteur Guy Van Sande verdedigde (voor het maken en verspreiden van kinderporno, red.), klaagde hij erover dat het dossier uitgesmeerd werd in Dag Allemaal voor het proces begon. Maar nu doet hij het zelf. Het klinkt wellicht ouderwets, maar een proces moet in de rechtszaal gevoerd worden. Ik zou wel eens een gesprek willen met de vader van Sanda. Ik denk niet dat die het fijn vindt dat het hele dossier al op straat ligt.

‘Ik heb niet alles uit mijn carrière gehaald. Als ik op betere voet had gestaan met journalisten, had ik nog meer zaken gehad.’Beeld Wouter Van Vooren

(fijntjes) “Ik zou mijn cliënten overigens nooit meenemen naar een zitting van de raadkamer, waar alleen maar wordt beslist of verdachten worden doorverwezen naar de rechtbank. Ik heb de indruk dat de familie van Sanda wordt opgevoerd voor iets waar ze zich niet goed bij voelt.”

Als u een moordenaar verdedigt, is dat dan met het oog op een zo laag mogelijke straf of zelfs een vrijlating?

“Natuurlijk.”

Wat als zo iemand vrijkomt en dezelfde feiten pleegt?

“Dan zou ik daar niet goed van zijn. Maar verder gaat het niet, anders kan ik mijn job niet doen. Er wordt altijd naar ons geweten gevraagd, maar eigenlijk doet dat niet ter zake. Als ik een zaak aanvaard, moet ik er 150 procent voor gaan. Ik heb nooit een zaak geweigerd uit ethische overwegingen, maar ik heb wel al voorwaarden ­gesteld in dossiers waarin het op het randje was. Een man die zijn stiefdochter vreselijk had ­mishandeld, heb ik duidelijk gemaakt dat ik niet zou discussiëren over zijn verantwoordelijkheid. Er zijn advocaten die zeggen dat ze uit principe geen pedofielen verdedigen, maar zo ben ik niet.”

Tijdens het assisenproces van de motor­bende Outlaws in 2005 bent u opgestapt omdat uw cliënt, die beschuldigd werd van de moord op een mede-bendelid, zich aan de omerta bleef houden.

“Zo eenduidig was het niet. Na het voorlezen van de akte van beschuldiging hadden we een akte van verdediging neergelegd met een zestal ­punten. Ik ben daar geen fan van, want zo geef je je strategie op voorhand weg. Maar de andere ­advocaten hadden het ook gedaan en mijn cliënt was akkoord. Tot op de dag dat de assisenvoorzitter hem zou ondervragen en de grote baas van de Outlaws plots opdook in het publiek. Toen wilde mijn cliënt niet meer antwoorden op de vragen van de voorzitter, waardoor hij de indruk gaf dat hij niet naar zijn advocaten luisterde. Ik heb onmiddellijk de schorsing van de debatten gevraagd en mij teruggetrokken. Ik wil daar niet staan als een handpop van mijn cliënten.”

Moeten uw cliënten altijd de waarheid vertellen?

“Die fout heb ik in het begin gemaakt, toen ik van mijn cliënten eiste dat ze alles vertelden. Maar dat doen ze in geen enkele zaak. Nu vraag ik dat als ze mij iets vertellen, dat dat correct is.”

Uw clientèle bestaat uit nogal wat zware jongens uit de onderwereld. Is het niet zo dat zij steeds vaker bepalen hoe de strategie eruit zal zien in hun zaak?

“Ze proberen dat, maar bij mij pakt dat niet. ­Onlangs kreeg ik op kantoor bezoek van twee ­kerels. De ene was een broer van een cliënt in een drugsdossier, de andere zogezegd ook. Ze smeten een pak geld op tafel en eisten dat het vervolgens zus en zo zou verlopen. Ik zei dat ik zo niet werk, waarop een van hen in een woedevlaag alle dossiers van mijn bureau veegde. Ik heb ze buitengezet en beslist dat ik ’s avonds niemand meer ontvang als ik nog alleen op kantoor ben.

“Jaren geleden is het tot bedreigingen gekomen en heb ik in een kogelvrij vest rondgelopen. Voor een dader van een containerdiefstal had ik strafvermindering gekregen, terwijl zijn kompaan een hogere straf kreeg. Hij vond dat dat door mijn pleidooi kwam. Via via kreeg ik te horen dat hij me wilde ombrengen. Geen probleem: hij zou nog jaren vastzitten. Maar enkele weken later ontsnapte hij uit de gevangenis van Leuven. Ik kreeg politiebewaking als ik de baan op ging, terwijl er ’s avonds en ’s nachts agenten in mijn tuin rondliepen. Je zag de lichtjes van hun automatische wapens in de struiken bewegen. Gelukkig is die man na een paar weken gearresteerd.

“In een ander dossier hadden ze het op mijn kinderen gemunt. Terwijl ik voor een burgerlijke partij pleitte op het assisenhof, liepen de daders van een moord nog vrij rond – ze zaten niet in voorhechtenis. Vlak voor hun straf zou worden uitgesproken, had iemand naar de school van mijn kinderen gebeld om te vragen of Bram en Jasper daar zaten. De beschuldigden zijn geschaduwd en wij kregen politiebewaking tot de uitspraak: levenslang.

“Ik heb belangrijke mensen uit het milieu bijgestaan en die willen maar één ding: dat je goede afspraken maakt en hen correct behandelt. Als ze moeten gaan zitten, willen ze weten waar ze aan toe zijn: zoveel jaar? Oké. Maar bedrieg ze niet, want dan vraag je om problemen.”

U hebt zelf ook aan de verkeerde kant gestaan. In 2011 werd u veroordeeld tot zes maanden met uitstel wegens belasting­fraude en witwassen. Geld dat u cash ontving van uw cliënten en niet aangaf bij de belastingen, gebruikte u om uw personeel te betalen. Kleeft die affaire nog aan u?

“Dat zal tot het einde van mijn dagen zo zijn. (lange stilte) Ik had gehoopt dat ik het mijn echtgenote en kinderen kon besparen. Maar ze hebben het toch gelekt in De Tijd. De zaak is aan het rollen gegaan toen ik vaststelde dat er geld van een kantoorrekening verdween naar een rekeningnummer dat ik niet kende. Het bleek om mijn secretaresse te gaan. Ik heb haar op staande voet ontslagen. Dat had ik beter niet gedaan.”

Waarom wilde u het dossier laten behandelen achter gesloten deuren?

“Omdat dat geen zaak was van openbaar belang.”

Andere fraudezaken worden wel in het openbaar behandeld.

“Normaal wordt er een deal gemaakt met het parket. Weet u dat op dezelfde dag dat ze mij voor het hof van beroep hebben gebracht, er met een grote diamantfirma een schikking is getroffen voor ettelijke miljoenen?”

Had u niet eerder al geschikt met de fiscus voor een half miljoen?

“Absoluut niet. Ik heb gewoon de afrekening gekregen, met de boete en alles. Hoeveel precies, dat weet ik niet meer. Daar wil ik niet meer mee geconfronteerd worden. Wat mij stoort, is dat ze er iemand uitpikken en die dan eens goed pakken. Maar ik wil dat niet gebruiken als excuus. Ik had het niet mogen doen, het was fout en ik ben de enige die ervoor verantwoordelijk was.”

Bent u als advocaat nadien slimmer geworden? Of properder?

“Beide. Zoiets wil je geen twee keer meemaken. Ik weet wat mensen moeten ondergaan in een strafonderzoek. Gelukkig ben ik nooit tuchtrechtelijk veroordeeld omdat ik mijn job altijd correct heb gedaan. Dat ik zogezegd geld had witgewassen voor criminelen sloeg nergens op.”

Eigenlijk was u na uw rechtenstudie aan de VUB voorbestemd om een andere richting uit te gaan.

“Ik ben rechten gaan studeren omdat ik bij het parket van de procureur des konings wilde starten. Mijn tante was een hoge magistraat en herhaalde dikwijls dat ze daar nog kandidaten zochten en dat het goed betaald werd. Maar mijn stagemeester, die toen ook burgemeester van Schoten was, raadde het af omdat het parket volgens hem niet voor mij was. Hij hield me dikwijls voor dat als ik hard bleef werken, ik uiteindelijk als advocaat veel meer zou kunnen verdienen.

‘Ik had een emotioneel Skype-gesprek met mijn jongste zoon, die zich eenzaam voelde en vond dat ik dat precies niet besefte. Hij had gelijk.’Beeld Wouter Van Vooren

“Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1982 heb ik enkele maanden voor de SP in de gemeenteraad van Schoten gezeten. Maar anderhalf jaar later vroeg de balie mij om de openingsrede te houden bij de plechtige openingszitting. Toen is mijn carrière een andere richting uitgegaan. De politiek is trouwens niets voor mij: je moet altijd schipperen en elkaar een beetje gelijk geven.”

U bent niet gemaakt voor het compromis?

“Na een examen voor een gemeentearbeider droeg de fractie ons op om van de drie kandidaten degene met de laagste punten te kiezen. Blijkbaar was zijn moeder ooit lid geweest van de socialistische mutualiteit. Dat heb ik geweigerd. Ik heb mijn ontslag ingediend bij de gemeenteraad en dat was dat. Als advocaat kan ik zeggen wat ik wil. Misschien heb ik het zelfs te weinig gedaan.

“Onlangs liet Jef Vermassen me weten dat we eens samen moeten optreden. Dat zal nooit gebeuren: onze stijl is te verschillend. Ik heb hem verschillende keren meegemaakt als tegenstrever. Als je niet krijgt waarop je hoopte – en ik heb veel kletsen gekregen in het hof van assisen – dan mag je achteraf niet zeggen dat het de fout was van de jury of dat het allemaal dommeriken waren.”

Hoe bereidt u zich voor op een pleidooi?

“Ik moet helemaal alleen zijn. Op de achtergrond speelt muziek: Dire Straits, Fleetwood Mac, Eric Clapton. Ik schrijf niks uit, maar tijdens het proces noteer ik sleutelmomenten. Ik wil mijn argumenten halen uit de getuigen die ik ondervraag. Ik heb geleerd dat je op een assisenhof niet moet citeren uit een proces-verbaal. Dat maakt geen indruk op juryleden. Je kunt wel zeggen: weet u nog, toen ik die man ondervraagd heb? Voor een pleidooi verbind ik die momenten met elkaar. Mijn langste pleidooi hield ik in mijn tweede assisenzaak: drie uur, veel te lang.

“Een assisenzaak, maar ook een gewoon strafdossier, kan ik niet zomaar van me afzetten. Het duurt een paar dagen voor dat uit mijn systeem is. Mijn vrouw weet intussen dat ze niet op mij moet rekenen als ik een week op het hof van assisen zit. Dan ben ik mentaal afwezig, ik zit helemaal in het dossier.”

U bent nu 68. Hoelang blijft u voortdoen?

“Zolang ik me nog druk kan maken. Als ik het gevoel krijg dat ik op automatische piloot moet werken, stop ik. Ik wil niet dat collega’s achter mijn rug beginnen te fezelen: ‘Hij is er precies niet meer bij.’

“Onlangs zijn we met ons kantoor verhuisd naar een nieuwe locatie. Ik heb daar lang over getwijfeld: moest dat nog wel? Had ik het niet allemaal gezien? Maar die verhuizing heeft iets losgemaakt. In de laatste etappe van mijn carrière wil ik nog eens mijn schouders eronder zetten, samen met mijn jongere collega’s, onder wie mijn zoon Bram. Ik blijf toch een beetje zitten met het idee dat ik niet alles uit mijn carrière heb gehaald. Als ik op betere voet had gestaan met journalisten, had ik nog meer zaken gehad.

“Om eerlijk te zijn: ik ben bang voor wat hierna komt. Ik wil niet in het zwarte gat vallen.”

Wordt u daarom vanaf 1 juli voorzitter van het disciplinair comité van de korfbalbond?

“Ik heb altijd korfbal gespeeld. Samen met mijn echtgenote, een licentiate lichamelijke opvoeding die nog international is geweest. Door haar ben ik beginnen te spelen. In de zaal hebben we het tot de hoogste reeks geschopt, in de veldcompetitie zijn we tot tweede nationale geraakt. Tot mijn vijftigste heb ik training gegeven aan jeugdploegen en de Belgische jeugdselectie, waar onze kinderen bij zaten. Sport heeft sindsdien op een laag pitje gestaan. Ik heb gesquasht en getennist, maar ik miste het om met een ploeg op het veld te staan. En het is tof dat korfbal gemengd is. Ik zie u lachen, maar korfbal is een sport waarbij de meeste spieren van het lichaam worden gebruikt!

“Ik reken altijd in termen van wereldkampioenschappen of de Olympische Spelen. En dan denk ik: oei, nog maar vier te gaan. Waar ga ik mijn tijd nog in steken? Binnenkort ga ik met een collega een webinar voorbereiden over de dagelijkse activiteiten en praktijk van de strafpleiter. Die webinar ga ik beschikbaar stellen voor alle geïnteresseerde advocaten. Dat is nodig, want ik vind dat er veel misloopt. Voor de uitbraak van de coronapandemie kon ik lesgeven in een aula, nu gebeurt dat online. Dat is niet hetzelfde. Ik heb liever dat er tijdens of na een uiteenzetting een gesprek of zelfs een discussie ontstaat.”

U bent het optreden gewoon, letterlijk en figuurlijk. U hebt een publiek nodig.

(denkt na) “Misschien wel. Van assisenpleiters wordt gezegd dat ze theatraal zijn en komedie spelen. Maar de dossiers die je voor een assisenhof pleit, raken de essentie van het leven. Natuurlijk komt daar dramatiek bij kijken. Als ik gepleit heb over de schuld, vraag ik aan mijn cliënten wat ze ervan vonden. Als ze zeggen dat ik het heb vertolkt zoals zij het voelen, ben ik tevreden. Het is het grootste compliment dat ik kan krijgen.”