Direct naar artikelinhoud
InterviewÉdouard Louis

‘Mijn broer is 37 en zijn hart dreigt het te begeven van al de alcohol die hij in zijn leven heeft gezopen’

‘Mijn broer is 37 en zijn hart dreigt het te begeven van al de alcohol die hij in zijn leven heeft gezopen’
Beeld Photo News

De jonge Fransman Édouard Louis (29) is de beste én radicaalste schrijver van zijn generatie. Van zijn hand verscheen zonet een nieuwe must-read: Strijd en metamorfose van een vrouw, een boek over zijn moeder, wier leven allerminst een lolletje was. ‘Ik wil dat mijn boeken derangeren, dat ze zo scherp als een mes zijn. Daarom schrijf ik alleen maar verhalen die waargebeurd zijn.’

Het wonderkind van de Franse literatuur heeft mij eerst naar een chique brasserie op de Boulevard du Montparnasse laten komen, om op het allerlaatste moment de afspraak te verleggen naar een sjofele bar-tabac in een onbestemde buurt nabij de Porte d’Orléans. Die past in elk geval beter bij de wereld die hij in zijn boeken oproept. De wereld waarin hij geboren en getogen is: die van de Franse onderklasse, de ‘onfatsoenlijken’, die eertijds met communistenvlaggen zwaaiden en nu en masse voor extreemrechts en Marine Le Pen stemmen. Anderhalf uur later dan afgesproken komt de schrijver met verende tred de lichte helling van de Rue de la Tombe Issoire afgedaald. Ik herken hem van ver, ondanks het feit dat zijn vlasblonde lokken schuilgaan onder een zwarte paraplu. Een grote, lenige gestalte op sneakers. Blauwe jeans en een blauwe sweater waar een hemdskraagje bovenop ligt. Zo zou hij ook in Knokke-le-Zoute kunnen rondsloffen, deze klassenmigrant, deze proletenzoon uit Le Nord die het tot toonaangevende intellectueel in Parijs heeft geschopt. Hij heeft een angelieke kop, verspreidt een zoete parfumgeur en ratelt als een PVDA’er die het verzameld werk van Sartre uit het hoofd kent. Wat zonder twijfel ook zo is.

Édouard Louis is niet alleen de beste schrijver van zijn generatie, maar zeker ook de radicaalste. Toen de omgeving van president Emmanuel Macron enkele jaren geleden liet uitschijnen dat zijn boeken met veel interesse werden gelezen op het Elysée, reageerde hij via Twitter: ‘Macron, waag het niet mij voor uw kar te spannen. Ik schrijf net om u te beschamen.’ Alles wat hij schrijft, is waar. Alles wat hij vertelt, heeft hij aan den lijve ervaren. Alles wat hij heeft meegemaakt, is miserie. En alles wat hij wil, is dat zijn boeken politieke aanvalswapens worden. Dat lijkt het perfecte recept voor een schrijversleven in de marge, maar verrassend genoeg is Édouard Louis ook één van de invloedrijkste en succesvolste schrijvers in Frankrijk en ver daarbuiten. Hij is 29 jaar. Let maar eens op: ooit wint hij de Nobelprijs.

Lees voor het gemak al zijn boeken. Je hebt ze zo uit en ze blijven lang bij. Eerst Weg met Eddy Bellegueule (2014), over zijn ellendige jeugd als bange homo in een ellendig dorp in Picardië, met zijn ellendige familie en zijn homofobe klasgenoten op school. Dan Geschiedenis van geweld (2016), over de diefstal annex verkrachting annex poging tot wurging waarvan hij het slachtoffer was op kerstavond 2012, toen hij pas naar Parijs was verhuisd om er aan de Ecole Normale Supérieure te studeren. Vervolgens Ze hebben mijn vader vermoord (2018), over het leven van zijn vader, die op zijn 50ste al mentaal en fysiek een wrak was, kapot gewerkt, voor niks. En ten slotte, net verschenen: Strijd en metamorfose van een vrouw, het verhaal van zijn moeder, andermaal een treurzang vol foute mannen, ongeplande kinderen en gefnuikte dromen. Maar met voor het eerst ook een zweem van een happy end: als de emmer der vernederingen overloopt, zet zijn moeder zijn vader op straat, ze laat haar nog thuis wonende kinderen alleen achter en verhuist naar Parijs, waar ze in een conciërgewoning terechtkomt en de buurvrouw van Catherine Deneuve wordt.

Hoe gaat het nu met uw moeder? Woont ze nog steeds in Parijs?

Édouard Louis: “Nee, ze is net weer verhuisd. Ze gaat terug in de provincie wonen, in de buurt van haar dochter en haar kleinkinderen. (aarzelt) Eigenlijk gaat het niet zo goed met haar. Ze heeft me deze ochtend gebeld, wanhopig. Mijn oudere broer wordt op dit moment gereanimeerd in het ziekenhuis. Hij ligt op sterven. Misschien is hij morgen dood. Hij is 37 jaar. Daarom ben ik wat later. Het spijt me.”

Het spijt mij dat te horen. Is het de oudere broer die in al uw boeken voorkomt?

“Inderdaad, en dit is zijn lot.”

De dronkenlap die zijn vriendinnen in elkaar timmert en in de kleine criminaliteit is verzeild?

“Zijn lot is het lot van zijn klasse. Want zoals mijn broer zijn er velen, in de vergeten dorpen van Frankrijk en in de periferie van onze steden. Ze zijn jong van school gegaan of geschopt, en hebben geen werk, geen perspectief, geen toekomst. Ze proberen de eindjes aan elkaar te knopen met klusjes in het zwart, of in de illegaliteit. Ze hangen doelloos rond met vrienden en dalen diep af in de roes van goedkope alcohol en drugs. En nu ligt hij te creperen. Omdat zijn hart het dreigt te begeven van al de alcohol die hij heeft gezopen.

“Wat was ik kwáád deze ochtend na dat telefoontje van mijn moeder. Kwaad op al die luxejournalisten, al die pathetische woordvoerders van de bourgeoisie die mij, naar aanleiding van de boeken over mijn vader en mijn moeder, hebben verweten dat ik mijn familie opsluit in hun sociale klasse, dat ik een karikatuur van ze maak, dat ik hun de vrijheid ontneem om individuen te zijn die ook hadden kunnen kiezen voor een ander leven, dat ik hun de mogelijkheid ontzeg om te ontsnappen uit de armoede en de ellende. Alsof ik hen heb voorbestemd om te eindigen zoals mijn vader, of zoals mijn broer nu. Alsof ík de geweldenaar ben die hen te kijk heeft gezet en vernietigd. Alsof de sociale en economische omstandigheden er niet toe doen. Alsof de politiek er niets mee te maken heeft!

(slikt) Heeft mijn broer helemaal zelf beslist om te worden wie hij geworden is? Heeft mijn vader voor zichzelf besloten om zich eerst kapot te werken in een fabriek tot hij niet meer kon, tot hij zijn rug brak doordat hij een container in zijn nek kreeg, om na jaren invaliditeit opnieuw aan de slag te gaan als straatveger, voor minder dan een aalmoes? Want dat is wat de liberale bourgeoisie uit de politiek en het bedrijfsleven beweert, hè: iedereen is vrij, iedereen heeft de kans om van zijn leven iets te maken. C’est si faux! (stil) Neem me niet kwalijk dat ik me zo opwind, het is niet mijn beste dag.”

Doorgaans blijft u, ondanks uw jonge leeftijd, stoïcijns kalm onder al die aanvallen.

“Ja, maar ik ga ook niet de oorlogsheld uithangen die doet alsof het hem allemaal niks kan schelen. Soms is het moeilijk en destabiliserend, zoals vandaag.”

Sterker nog: u gooit graag olie op het vuur. U beschouwt uw boeken als politieke manifesten, als politieke oorlogswapens.

“Klopt. Ik wil dat mijn boeken derangeren, dat ze zo scherp als een mes zijn, en dat ze belangrijke maatschappelijke kwesties aan de orde stellen. Daarom schrijf ik alleen maar verhalen die waargebeurd zijn. Niks is subversiever dan de waarheid. Wat is Das Kapital van Karl Marx? Wat is De tweede sekse van Simone de Beauvoir? Niets anders dan de harde waarheid. De waarheid over de verhoudingen tussen de sociale klassen. De waarheid over de verhoudingen tussen de seksen. De waarheid over de machts- en eigendomsverhoudingen. De waarheid over mannelijke dominantie. In die boeken wordt de waarheid een instrument, een machtig wapen, gericht tegen wie de ongelijke verdeling van rijkdom en macht in stand wil houden. (denkt na) Het is bizar, wij zijn allemaal producten van de sociale en economische realiteit. De realiteit is wat ons omringt in ons dagelijkse leven. En toch is het een zwaar intellectueel, politiek en literair gevecht om ze voor iedereen zichtbaar te maken. Maar dat is wat ik probeer te doen. Dat is de strijd die ik voer.

(lachje) Ik zou mij pas zorgen beginnen te maken als ik géén tegenstand krijg. De schrijvers die niet worden aangevallen, díé zouden zich beter afvragen wat er met hen aan de hand is, en waarom niemand zich aan hun boeken stoort.”

HUMO Ongetwijfeld weet u het antwoord op die vragen.

“Ja, hun probleem is dat ze de waarheid uit de weg gaan. Wie de pretentie heeft grote literatuur te schrijven, wie belangrijke dingen te zeggen heeft over de stand van de wereld en over het menselijk tekort, kan niet anders dan subversief en controversieel zijn. Ga maar na in de Franse literatuurgeschiedenis. Emile Zola, Victor Hugo, Honoré de Balzac en later Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir of Jean Genet: dat was een traditie van politieke literatuur, van strijdliteratuur, van het verdedigen van de machtelozen tegen de machthebbers. In de jaren 1990 en 2000 is die traditie weggeëbd en ondergesneeuwd. Parallel met het neoliberalisme en het Blairisme – traditioneel links zweeg plots over armoede en ongelijkheid en koos lafweg de kant van de ondernemende elite – heeft er toen ook een conservatieve revolutie plaatsgevonden in de literatuur.”

Hebt u het nu over Michel Houellebecq?

“Ja, maar niet alleen over hem. De literatuur werd middenklasseliteratuur. Verhaaltjes over de kleine levens en de kleine, trendgevoelige neuroses van de kleinburgerij. Wat men in Frankrijk autofiction noemt. Schrijven voor de spiegel. Veel schrijvers zagen in de niet-geëngageerde roman plots een literaire en esthetische meerwaarde. Iemand als Michel Houellebecq is er trots op dat hij anti-geëngageerde boeken schrijft, dat hij Sartre niet is, dat hij zich nergens voor inzet, dat hij niets of niemand au sérieux neemt, dat de armen en de havelozen hem geen moer interesseren.

“Voor mij is schrijven altijd politiek. Ik denk dat ik samen met geestesgenoten zoals Didier Eribon en Annie Ernaux de armoede en de ongelijkheid, en het geweld dat de armen dagelijks moeten ondergaan, opnieuw in het centrum van de literatuur heb geplaatst. Dat heeft paniek veroorzaakt bij de elite: die was het niet meer gewend om tegengesproken te worden, met de vinger gewezen en beschuldigd te worden. In ‘Ze hebben mijn vader vermoord’ heb ik ‘ze’ bij naam genoemd, hè: Chirac, Sarkozy, Macron en tal van anderen. Zij hebben mijn vader gesloopt met hun hervormingen van de arbeidswetgeving en de ziekte- en invaliditeitsverzekering. Zij hebben mijn vader vermoord. Dus nee, het is geen wonder dat mijn boeken reactie uitlokken.”

‘Mijn broer is 37 en zijn hart dreigt het te begeven van al de alcohol die hij in zijn leven heeft gezopen’
Beeld Photo News

SCHOOL VOOR MIETJES

Men heeft u ‘het linkse antwoord op Houellebecq’ genoemd. Hebt u ooit een publiek debat met hem gevoerd?

“Nee. De vraag is me zelfs nooit gesteld. Het zou ook niet zoveel zin hebben, denk ik. Wat Houellebecq doet, interesseert me niet zo. Zijn soort schrijvers, zijn soort boeken... (glimlacht) Eerlijk: ik denk nooit aan Houellebecq. Het zou ook een zeer Frans debat zijn. En een achterhaald debat bovendien. Ik schrijf in de 21ste eeuw, in het tijdperk van het internet en de globale netwerken. Vroeger moest je twintig jaar wachten op de vertaling van een belangrijk boek van William Faulkner. Nu verschijnen de vertalingen bijna tegelijkertijd met het origineel. Een nationale literatuur bestaat bijna niet meer. Jonge schrijvers zoeken en vinden hun referenties elders, buiten de literatuur, of in elk geval buiten de nationale canon. De ruimte waarin ik me bevind als schrijver, is nu veel groter.”

Het zou toch een interessant debat kunnen zijn? Michel Houellebecq maakt in zijn romans komaf met de jaren 60, u keert ernaar terug. Bij hem staat de illusieloze, op drift zijnde westerse middenklasser centraal, tegen het decor van het failliet van alle denksystemen en alle politieke systemen. Bij u woedt er een nieuwe klassenstrijd: die van de verdrukte, wanhopige onderklasse, die in de armen wordt gedreven van extreemrechts en Marine Le Pen, of die in opstand komt met een geel hesje om.

“Toen ik in Parijs filosofie en sociologie kwam studeren, ben ik in de ban geraakt van de kritische filosofie uit de jaren 60, 70 en 80, dat klopt. Van mensen als Pierre Bourdieu, Jacques Derrida en Simone de Beauvoir. Denkers en schrijvers wier werk in het teken stond van de sociale strijd, tegen het geweld van de heersende klasse, tegen alle vormen van dominantie. Maar ik heb geprobeerd daar iets mee te doen. Ik heb die traditie tegen het licht gehouden en me afgevraagd wat we er vandaag nog mee kunnen aanvangen. Veel, zo bleek. Ze is ten onrechte verguisd en afgeserveerd. Tegenwoordig is het bon ton om te beweren dat het ploeterende proletariaat niet meer bestaat. Men heeft het liever over de gewone man, die het misschien niet breed heeft, maar tenminste authentiek is, een beetje een bon vivant, die volop geniet van het weinige dat hij heeft. Ik ben toevallig in armoede opgegroeid en ik kan je zeggen: dat beeld klopt niet, het is veel en veel erger dan dat. Wij leden alleen maar, elke dag opnieuw.

“In mijn boeken heb ik geprobeerd een nieuw discours over de sociale klassen te ontwikkelen. Ik bekijk de zaak door mijn bril als homo. Mijn discours draait rond mannelijkheid en mannelijke dominantie. De cultus van de mannelijkheid, die er onder meer toe leidt dat jongeren zich zo vroeg mogelijk van school laten gooien, want scholing en intellectuele groei zijn voor mietjes. Weigeren te gehoorzamen, weigeren het voorgeschreven parcours af te leggen: dát is pas stoer, dat is een toonbeeld van mannelijkheid. Het gevolg is dat die jongeren zonder diploma de hardste, ongezondste, meest uitputtende, geestdodende en slechtbetaalde beroepen moeten uitoefenen, waar ze levenslang in vastzitten. Het gevolg is ook dat vrouwen, homo’s, lesbiennes en transgenders in achtergestelde milieu’s dubbel zo hard lijden. Zij verliezen twee keer: ze zijn slachtoffer van het economische systeem én van vrouwenhaat en homofobie.”

Dankzij Viktor Orbán staat de strijd van de lgbtq-gemeenschap in het brandpunt van de belangstelling. Maar door traditioneel links is die lang meewarig afgedaan als een luxestrijd van verwende middenklassers. En door nationalistisch rechts is hij gerecupereerd als een strijd voor de westerse identiteit, tégen de onverdraagzame islam.

Mais non! De strijd tegen homofobie is helemaal geen luxestrijd, en ook geen strijd voor onze eigenheid en onze identiteit. Het is verdorie een strijd op leven en dood! Als je vandaag homo, lesbo of trans bent, ga je eerder dood dan je heterovrienden, dat is een statistisch feit. Vijf tot zes keer meer gays dan hetero’s beroven zich op jonge leeftijd van het leven. Elke dag wordt er wel ergens een homo vermoord. In Frankrijk sterft er elke dag een vrouw door feminicide. Racisme en homofobie zijn even structureel als economisch geweld. Als je zwart bent of een Arabisch uiterlijk hebt, loop je meer kans om te sterven door politiegeweld dan als je wit bent. Nogmaals: het gaat niet over identiteit, het gaat over lichamen, over levens die gevaar lopen door sociale vervolging. Voor mijn moeder en mij is ons seksuele statuut – dat van vrouw of homo – net datgene wat ons nog extra heeft verpletterd, boven op de miserabele sociale omstandigheden waarin we leefden. Die ellende, dat geweld, die vernederingen, die angsten, die kwamen er nog bij.”

STRIJD VOOR TEDERHEID

Maar uw moeder en u zijn ook de enigen die ontsnapt zijn uit de ellende.

“Ik heb destijds aan het lyceum in Amiens voor het eerst mensen uit andere milieus gezien. Daar en toen ben ik me mentaal beginnen te verwijderen van mijn klasse. Ik zag er ook meisjes en vrouwen die iets meer vrijheid hadden dan mijn moeder, en iets meer privileges. Dankzij hun cultuur, hun opleiding, hun diploma’s, hun kennis, hun netwerken. Ik keek naar die vrouwen en ik keek naar mijn moeder, en ik dacht: dit is niet mogelijk, dit is zo onrechtvaardig, zo kun je niet leven, onder de tirannie van de armoede én onder de knoet van een man die je dagelijks vernedert en uitscheldt voor dikke koe.

“Toen is er een dialoog op gang gekomen tussen mijn moeder en mij. Moeizame gesprekken waren het, met veel stiltes. Het is er, vele jaren later, op uitgedraaid dat ze mijn vader op straat heeft gezet en haar leven in handen heeft genomen. Dat is maar kunnen gebeuren nadat ik haar erop had gewezen dat ze het leven leidde waartoe haar klasse, haar positie in de samenleving, haar had voorbestemd, en dat ze zich daarvan moest bevrijden. Dat ze alles moest opblazen.”

Is ze nu een ander mens?

“Ja. Toen ik jong was, leed mijn moeder zo erg onder de armoede en de tirannie van mijn vader, dat ze extreem ongelukkig was. Ze was somber, vaak depressief, en heel agressief tegenover mij. Ze reproduceerde het leed dat haar werd aangedaan. Ze vermenigvuldigde het nog. Maar nadat ze mijn vader had buitengegooid, onderging ze een metamorfose. Doordat ze minder economische druk ervoer, minder sociale druk, minder mannelijke dominantie, kreeg ze zowaar plezier in het leven. Ze werd een zachtere vrouw. Opgewekt, vriendelijk, teder.

“Een tijdje geleden was één van haar kleinkinderen op bezoek in Parijs, het zoontje van mijn zus. Toen de jongen na een paar dagen weer vertrok, werd het haar te machtig en begon ze te snikken. (slikt) Ik was verrast. Ik was gepakt door het feit dat ze huilde. Dat had ik haar als kind nooit weten doen. Toch niet waar ik bij was. Nooit gaf ze lucht aan haar wanhoop, alles kropte ze op. Maar nu brak haar zachtheid ineens door, haar affectie voor haar kleinkind. Plots was ze een vat vol emoties. Ze leeft nog steeds niet in grote luxe. Ik doe wat ik kan om haar te helpen. Maar wat een verschil een klein beetje geld en een klein beetje vrijheid maken, dat is bijna niet te geloven. Ook dat is politiek voor mij. Niet alleen strijden tegen de armoede en de verdrukking, tegen de omstandigheden waarin we gevangenzitten, maar ook vechten voor tederheid. Voor de mogelijkheid van tederheid.”

STRIJD VOOR TEDERHEID
Beeld Photo News

Hoe zit dat met uzelf? U noemt uzelf een klassenmigrant. Bent u compleet veranderd sinds u een erkende Parijse intellectueel bent geworden, of is er nog cultureel restafval uit uw jeugd in u achtergebleven?

“Uiteraard ben ik veranderd. Al was het maar omdat ik gaandeweg dingen heb ontdekt waarvan ik het bestaan niet kende toen ik jong was. De boeken van Toni Morrison en Marguerite Duras. Klassieke muziek. Opera. Maar er zitten zeker nog dingen van vroeger in mij, smaken en voorkeuren die ik een tijd verdrongen heb omdat ik beschaamd was over mijn jeugd in armoede. Beschaamd tegenover mijn collega-studenten in Parijs, die met hun ouders naar het theater gingen, en die alle kathedralen en musea van Europa hadden bezocht tegen de tijd dat ze 18 waren. Beschaamd over mijn identiteit, zelfs over mijn naam – Eddy Bellegueule, Eddy Mooismoel – die ik kort voor de verschijning van mijn eerste boek heb laten veranderen in Édouard Louis.

“Door te beginnen schrijven heb ik me van die schaamte bevrijd. Schrijven was de grote verlossing. (lachje) Nu schaam ik me voor de schaamte die ik toen had. En nu eigen ik me, beetje bij beetje, dingen van vroeger toe: junkfood, reality-tv, Franse pop en rapmuziek. Maar ik ga de populaire cultuur ook niet op een piëdestal zetten.”

Domheid en rommel goedpraten onder het mom van solidariteit, daar doet u niet aan mee.

“Waarom zou ik? ‘Die arme sukkels mogen ook iets hebben’: dat zul je mij niet horen zeggen. Hoe paternalistisch is dat? De zogenaamde volksverbondenheid van de entertainmentindustrie, van de ondernemers in vermaak, is nep. Reality-tv is nog altijd rommel. De populaire, volkse cultuur is geen gekozen cultuur, maar een opgedrongen cultuur. Mijn moeder heeft niet gekozen tussen reality-tv en opera. Zij had gewoon niet de mogelijkheid om opera te ontdekken, materieel noch cultureel. Zij had geen keuze. Net zomin als zij heeft kunnen kiezen tussen junkfood en de verfijnde keuken van de Parijse sterrenrestaurants.

“De heersende klasse, de elite, hanteert altijd een gefantaseerd beeld van de arbeidersklasse. En dat beeld varieert naargelang het haar goed uitkomt, of haar belangen dient. De ene keer luidt het dat het gewone volk het gezond verstand vertegenwoordigt, dat de zwijgende meerderheid van bezorgde ouders tégen te veel seksuele vrijheid is, en tegen gelijke rechten voor de lgbtq-gemeenschap. Maar als dat gewone volk in opstand komt en de straten inneemt, gehuld in gele hesjes, dan krijst diezelfde bourgeoisie dat het een horde wilde beesten is, dat ze achterlijk, gewelddadig, homofoob en racistisch zijn.”

RODDELS EN VERZINSELS

U hebt van het begin af gezworen dat alleen de harde feiten en de harde waarheid u interesseren, dat u nooit ofte nimmer een verhaal zult schrijven dat zelfs maar gedeeltelijk verzonnen is. U bent nog geen 30 jaar en u hebt al vier boeken over uzelf, uw jeugd en uw familie gepubliceerd. Zult u die plechtige belofte kunnen houden, zal uw autobiografische materiaal niet uitgeput raken?

“Het is waar, ik heb het mezelf niet gemakkelijk gemaakt. Maar ik heb zoveel boeiende mensen gekend, ik heb zoveel levens rondom mij zien kapotgaan, er zijn zoveel verscheurde personages die ik nog recht wil doen, dat ik gewoon niet anders kan dan over hen schrijven. Ik ben getuige geweest van zoveel verschrikkelijke dingen, dat ik nog elke dag de urgentie voel om erover te vertellen.

“Ik heb het geprobeerd, hè. Ik heb eens een vol jaar aan een grote, fictieve roman gewerkt. Maar terwijl ik eraan bezig was, werd ik overvallen door een gevoel van schaamte en zinloosheid. Het was alsof mijn verleden naast me zat terwijl ik schreef, en me toefluisterde: ‘Dit kun je niet maken, je móét dit en dat nog vertellen, je móét getuigen, je mag je tijd niet vergooien aan verzinsels.’ Ik vrees zelfs dat ik aan één leven niet genoeg zal hebben om alles te zeggen wat ik nog wil zeggen. Vandaag denk ik natuurlijk aan het tragische leven van mijn broer. Maar er zijn ook de mensen die ik in Parijs ben tegengekomen. Mijn ontdekking van de bourgeoisie en van de literaire wereld, mijn homoseksualiteit: dat zijn allemaal onuitputtelijke bronnen van verhalen.”

Als ik u zo hoor, lijkt u de ambitie te hebben om de Proust van het proletariaat te worden?

(lacht) Dat is een heel mooi perspectief! Ja, voor mijn geestesoog zie ik een groot fresco van de sociale wereld, vertrekkend vanuit autobiografische ervaringen, van wat mijn lichaam gevoeld heeft, mijn ogen gezien hebben, mijn oren gehoord. Bij elk boek dat uitkomt, word ik me bewuster van het feit dat het daarnaartoe gaat met mijn schrijven: een balzaciaans tableau van de sociale verhoudingen, een geactualiseerde comédie humaine, based on a true story, en bijgevolg onontkoombaar. Mijn leven, mijn lichaam, mijn seksualiteit, mijn soort mensen, mijn klasse: dat is wat ik wil inbrengen in de romankunst. Met al het lijden en al het geweld dat daarbij hoort. De import van het reële, van het onuitstaanbare en het ondraaglijke in de literatuur: dat zal uiteindelijk mijn bijdrage zijn.

“Maar over Marcel Proust gesproken: er is een scène in zijn magnum opus Op zoek naar de verloren tijd waarin Françoise, de werkvrouw, de verteller ziet lezen in een boek en hem vraagt: ‘Is het een waargebeurd verhaal?’ De verteller antwoordt: ‘Nee.’ Waarop de werkvrouw zegt: ‘O, dan is het niet interessant.’ In die scène zit de hele klassentegenstelling bij Proust. De verteller – Proust zelf, het prototype van de schrijver-bourgeois – ligt zoals gewoonlijk op zijn bed en vlucht in roddels, verhaaltjes en verzinsels om de verveling te verdrijven. Hij kan makkelijk afstand nemen van de realiteit, want hij wordt er niet door verpletterd. Françoise kan dat niet. Zij wil haar lot, en het lot van haar stand, weergegeven zien in boeken, anders zijn ze voor haar niet interessant. Toen ik dat las, dacht ik: ik ben Proust niet, ik ben zijn werkvrouw.”

Édouard Louis – Strijd en metamorfose van een vrouw, De Bezige Bij

RODDELS EN VERZINSELS
Beeld De Bezige Bij

© Humo