Direct naar artikelinhoud
InterviewPatrick Deboosere

Demograaf Patrick Deboosere (VUB) kijkt anders naar de pensioenen: ‘Het klopt niet dat we allemaal ouder worden’

‘Levensverwachting is een gemiddelde’, stelt demograaf Patrick Deboosere (VUB). ‘We worden niet steeds ouder. Er worden meer mensen oud. Dat is een groot verschil.’Beeld Tim Dirven

Telkens als de pensioendiscussie oplaait, springt demograaf Patrick Deboosere (VUB) op de barricade. We moeten volgens hem op een andere manier naar die pensioenen kijken. ‘De discussie wordt al twintig jaar alleen vanuit de kostprijs geframed, daar moeten we dringend vanaf.’

Het stoort hem mateloos. Elke keer als het over de pensioenen gaat, zoals vorige week na de bekendmaking van het pensioenplan van bevoegd minister Karine Lalieux (PS), hoort hij in de discussies de ene foute aanname na de andere. Stellingen die voor een doorsneeburger heel normaal in de oren klinken, maar volgens hem voor geen meter kloppen. Zoals dat een gestegen levensverwachting wil zeggen dat we allemaal ouder worden. 

“Dat hoor ik nu al sinds de jaren negentig, zelfs bij ministers en experts”, stelt Deboosere. “Maar dat klopt dus niet. De levensverwachting is een gemiddelde. En dat zegt niets over de individuele situatie. Het is alsof je het gemiddelde inkomen van de bezoekers van een bepaald café zou berekenen en Marc Coucke er opeens binnenstapt. Het gemiddelde inkomen zal omhoog schieten, maar het is niet dat die anderen plots een pak rijker geworden zijn. Met levensverwachting is dat hetzelfde.”

Op welke manier is dat belangrijk in de pensioendiscussie?

Deboosere: “Veel, vooral jongere, mensen zijn door die misvatting ervan overtuigd dat we als mens steeds ouder worden, waardoor ze het eigenlijk niet zo erg vinden als we wat langer zouden moeten werken. Maar dat klopt niet. We worden niet steeds ouder. Er worden meer mensen oud. Steeds minder mensen sterven vroegtijdig waardoor het gemiddelde, de levensverwachting, stijgt. Dat is een groot verschil.

“We zijn nog altijd dezelfde soort als onze voorouders waren. Eenmaal boven de 50 jaar, worden we nog altijd geconfronteerd met verouderingsprocessen, zelfs als we gezond zijn. We krijgen problemen met namen onthouden, hebben een bril nodig om te lezen. Dat is een normaal verschijnsel. En we zijn er als mens in geslaagd om hulpmiddeltjes te vinden. We hebben in de zeventiende eeuw de bril uitgevonden. Er zijn vandaag ook knie- en heupprothesen die mensen in staat stellen langer mobiel te blijven. Maar we hebben die knie of heup op zich niet veranderd, we steken er enkel een stuk kunststof in. We zijn niet in staat om het lichaam te regenereren.

“Dus als je beseft dat een stijgende levensverwachting niet wil zeggen dat we ouder worden, maar wel dat meer mensen de kans hebben om oud worden, dan weet je dat een optrekking van de pensioenleeftijd vooral een deel van het welzijn dat er voorheen was weer afbreekt.”

Het blijft wel een feit dat meer ouderen betekent dat er meer pensioenen moeten worden uitbetaald. Of is dat ook een foute aanname?

“Dat er een grotere som aan pensioenen besteed zal moeten worden, klopt inderdaad. Nu is ongeveer 20 procent van onze bevolking ouder dan 65 jaar. Tegen 2040 zal dat tussen 24 en 25 procent zijn. Dat is een toename van 4 à 5 procentpunt. Een vrij belangrijke toename, maar als je het historisch bekijkt: we komen van rond 10 procent net na de Tweede Wereldoorlog. De grootste weg is dus al afgelegd. We hebben in het verleden zonder problemen steeds meer mensen een pensioen gegeven. Waarom zou dat dan nu plots zo’n probleem moeten zijn?

“Ik blijf dat bizar vinden. We hebben altijd getracht om zoveel mogelijk mensen de kans te geven oud te worden. En nu dat het geval is, zeggen we: nu zijn jullie met meer dus moeten jullie langer werken.

“Het klopt dus wel dat het duurder zal worden, maar het klopt niet dat het onbetaalbaar dreigt te worden. Dat zei ook de Studiecommissie voor de Vergrijzing, in 2000 opgericht door de toenmalige bevoegde minister Johan Vande Lanotte (sp.a). Die commissie schat de kosten van de vergrijzing in op basis van de evolutie van de demografie, de economie en het sociaal welzijn. Als je die rapporten leest, dan zie je dat die vergrijzingskosten best betaalbaar zijn. Het is niet zo’n onoverkomelijke berg als die soms wordt voorgesteld.”

En wat is ‘best betaalbaar’? Hoe groot zijn die kosten?

“We geven nu 25 procent van ons bbp (bruto binnenlands product, alles wat we in één jaar tijd produceren aan goederen en diensten, CG) uit aan sociale zekerheid. Volgens de schattingen zal dat tegen 2050 zo’n 30 procent zijn. Het verschil tussen die twee, namelijk 5 procentpunt van ons bbp, is wat we meer gaan moeten uitgeven als gevolg van de verandering van samenstelling in de bevolking naar leeftijd. Als we alleen naar de meeruitgave voor pensioenen kijken, dan gaat het om 3,4 procentpunt van het bbp. Dat is natuurlijk nog altijd een hele smak geld. Maar bedenk bijvoorbeeld dat de taxshift die de regering-Michel doorvoerde maar liefst 2 procent van ons bbp minder inkomsten oplevert voor de sociale zekerheid en dat jaar na jaar.

“Over die kosten van vergrijzing hoorde je de voorbije jaren ook veel onwaarheden verkondigen. Sommigen verwezen zelfs naar die totale som van de sociale zekerheid, die 30 procent, als kosten van de vergrijzing. Dat zag je soms in krantenartikels opduiken. Dat klopt niet. En dan is er bijvoorbeeld ook nog de denktank Itinera, die voortdurend kritiek had op die rapporten. Volgens hen klopten de schattingen niet. Ze bleven maar alarmberichten de wereld insturen. Daardoor is het idee bij velen ingeslopen dat die pensioenen onbetaalbaar zijn.

“Er is veel onwetendheid. Zo denken veel mensen dat het aandeel ouderen altijd maar verder zal blijven aangroeien. Ook dat klopt niet. We gaan tegen 2040 naar 25 procent van de bevolking die ouder zal zijn dan 65 jaar, maar daarna zal zich dat tot ongeveer 2070 stabiliseren. Nu hebben we de golf van de babyboomers die met pensioen gaan, maar naarmate die generaties overlijden, zal het aantal mensen dat instroomt in het pensioenstelsel ongeveer met de uitstromers overeenkomen.”

U verwees daarnet naar Itinera, maar ook de OESO en de Europese Centrale Bank hebben ons land al gewaarschuwd voor die onbetaalbaar wordende pensioenen en gezegd dat we niet anders gaan kunnen dan langer werken. Waarom doen zij dat dan?

“Om dat te begrijpen, moeten we even terug in de tijd en begrijpen hoe de hele pensioendiscussie is ontstaan. De manier waarop gekeken wordt naar de pensioenen hangt samen met de manier waarop onze economie georganiseerd wordt. Er is een, voor velen ongemerkte, shift gebeurd van een keynesiaanse vraageconomie naar een neoliberale aanbodeconomie.

“De Britse econoom John Maynard Keynes wou na de Tweede Wereldoorlog de economie stimuleren door de vraag te ondersteunen. Zorg dat de mensen genoeg geld hebben zodat ze dat kunnen besteden. Voorzie, met andere woorden, werkloosheidsuitkeringen en pensioenen. En zorg ook voor genoeg overheidsinvesteringen. In ons land was Jean-Luc Dehaene (CD&V) de laatste keynesiaan. Bij zijn regeringen stond het bestrijden van de werkloosheid nog centraal. Werken werd als een recht gezien. Er kwamen ook allerhande systemen van arbeidstijdverkorting. Mensen kregen zo meer vrije tijd en bedrijven werden aangemoedigd om andere mensen in te schakelen om die vrije uren op te vullen.

“Maar sinds de jaren tachtig stond het keynesiaanse systeem door de komst van het neoliberalisme onder druk. Dat pleit voor absolute groei en zegt net dat we de economie moeten stimuleren door te zorgen dat er voldoende arbeid en kapitaal beschikbaar is. In die visie moeten we het aanbod op arbeid dus verhogen.

“Dat lijkt een detail, maar die shift heeft heel grote gevolgen. Als je in kranten van voor 2000 zoekt, dan zal je vaak werkloosheidscijfers of de werkloosheidsgraad zien opduiken. Dat was de indicator waar het toen om draaide. Nu hoor je daar nog nauwelijks iets over en gaan de debatten over de werkzaamheidsgraad, het aantal mensen dat beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Die befaamde 80 procent waar iedereen het nu over heeft. Die term bestond voor 2000 niet. We zijn nu dus verschoven van het recht op werk naar de plicht om te werken.

“Vanuit die heilige graal van de absolute groei zijn we nu mensen aan het verplichten om te gaan werken, zelfs als ze ziek zijn. En vinden we dat ouderen langer moeten werken.”

U zegt dat we vanuit het neoliberalisme anders naar de pensioenen zijn gaan kijken. Maar ook mensen die je toch niet van neoliberale gedachten kan verdenken, zeggen dat we langer gaan moeten werken.

“Sommige elementen van het neoliberale discours zijn ondertussen inderdaad overgenomen door anderen. Zolang je niet beseft dat het debat met een bepaalde wereldvisie en economische politiek samenhangt, ga je natuurlijk mee in het verhaal dat de toenemende levensverwachting ons tot langer werken dwingt.

“Dat neoliberaal denken is ook heel erg in de Europese instellingen doorgedrongen. Van daaruit worden de beleidsmakers ook in die richting aangestuurd. Dat verklaart volgens mij ook voor een stuk het failliet van de traditionele politieke partijen in heel wat landen. Wat zij moeten verkondigen, namelijk die absolute groei en de gevolgen daarvan voor de gewone burger, matcht niet met hoe die gewone burger het aanvoelt. Neem nu dat langer moeten werken. Mensen die hun werk met heel veel passie doen en langer willen werken, moeten dat uiteraard kunnen. Maar voor het merendeel van de bevolking valt dat erg zwaar.

“Dat is ook de reden waarom je een pensioendiscussie nooit hoort vlak voor verkiezingen. Ook die partijen zijn zich daar wel bewust van. Maar zo krijg je wel heel wat mensen die zich ontevreden en niet begrepen voelen en zich van die traditionele partijen afwenden. Dat kan alleen maar keren als er weer vanuit het welzijn van de mensen wordt gedacht.

“Zolang de pensioenhervorming alleen maar wordt bekeken vanuit het standpunt van betaalbaarheid en niet vanuit het welzijn van de bevolking, zullen we hier wellicht nooit uit geraken.”

We hebben nu anderhalf jaar corona achter de rug, met heel wat sterfgevallen bij vooral de oudere bevolking. Kan corona op demografisch vlak een rol spelen, denkt u?

“Neen. We hebben in 2020 inderdaad een daling in de levensverwachting gezien, maar dat is eenmalig. We zien nu al dat die daling in 2021 teniet zal worden gedaan, omdat we dit jaar de crisis veel beter onder controle hebben. Er is dus weinig reden om aan te nemen dat er op demografisch vlak veel zal veranderen.”

In The Lancet stond onlangs een studie die zei dat de verwachte gezonde levensverwachting wel door onder andere long covid kan afnemen.

“Dat is inderdaad een reële mogelijkheid. Het was voor corona ook al zo dat de gezonde levensverwachting minder snel toeneemt dan de levensverwachting in het algemeen. Die twee staan natuurlijk niet helemaal los van elkaar. Een toegenomen levensverwachting weerspiegelt in zekere zin ook een verbetering van de gezondheid. Maar we zien dat daar limieten aan zijn. Zeker bij vrouwen. Zij hebben een levensverwachting die vijf jaar hoger ligt dan mannen, maar we zien dat de gezonde levensverwachting bij vrouwen stagneert. Er is dus meer ongezondheid in de latere levensjaren. Bij mannen zijn er meer hart- en vaatziekten, die zorgen voor een vroegtijdige dood. Maar vrouwen hebben vaak een lange geschiedenis van ongezondheid zonder eraan te sterven.

“Het is dus best mogelijk dat de gezonde levensverwachting door covid een serieuze terugval zal kennen. Die long covid is een fenomeen dat we mogelijk snel in andere statistieken zullen terugzien.”