Direct naar artikelinhoud
InterviewMedia

Karine Claassen: ‘Ik heb heel lang niet aan mijn vrienden durven vertellen dat ik met deze reeks bezig was’

Karine Claassen: ‘Het klinkt misschien vreemd, maar ik weet niet of ik dit programma gemaakt zou hebben als ik geen kind had gekregen.’Beeld Thomas Sweertvaegher

Ze durfde eerst zelfs haar vrienden niet te vertellen dat ze met een tv-reeks over racisme bezig was. Het taboe en de schaamte eromheen moeten dus dringend op de schop, zegt Karine Claassen (31). ‘Waar komt het idee vandaan dat krullen lelijk zijn?’

“Ik wil niet dat mijn zoon meemaakt wat jij hebt meegemaakt”, zegt Karine Claassen in de tweede aflevering van Het leven in kleur tegen een van haar gesprekspartners. Joël Mpokufuri, de man in kwestie, heeft haar net verteld over de vechtpartij met skinheads waarbij hij als veertienjarige betrokken raakte en die zijn beste vriend bijna het leven kostte. Hij heeft het ook over de huis­eigenaar die liever aan ‘iemand van de streek’ verkoopt, de buren die pas na tien jaar aarzelend zijn goedemorgen proberen te beantwoorden, en de politiecontroles die voor Joël niet zelden op de grond eindigden met de knie van een agent in zijn nek.

BIO • 31 jaar, begon haar carrière op de redactie van Terzake • liet zich opmerken met re­por­ta­gesvoor De afspraak • ging in Dwars door Amerika de tem­pe­ra­tuur meten na Trumps verkiezing • volgde in Afscheid vijf mensen in de laatste maanden van hun leven • Sleepte voor Bloed, zweet & luxe­pro­ble­men BV-kinderen mee naar Sri Lanka en Ghana voor een reality­check

Allemaal zaken die Claassen haar zoon wil besparen. Dat hoopt ze te doen door in haar nieuwe programma over racisme te praten. Over oorzaken, gevolgen en oplossingen. Ook al valt haar dat zwaar.

Claassen maakte de voorbije jaren naam als no-nonsensereporter. Gezegend met een neus voor goede verhalen en een stel fijn afgestelde voelsprieten die perfect registreren wat er in de maatschappij leeft. Die onderwerpen tackelt ze onverschrokken, met een behoorlijke portie branie en met de voeten vooruit. Maar wanneer het over racisme gaat, wordt alles anders. “Dan voel ik me plots weer een klein meisje. Ik heb heel lang niet aan mijn vrienden durven vertellen dat ik met deze reeks bezig was. Absurd eigenlijk.”

“Het klinkt misschien vreemd, maar ik weet niet of ik dit programma had gemaakt mocht ik geen kind gekregen hebben”, vertelt Claassen in de Mechelse koffiebar waar we hebben afgesproken. Dat kind – Otis Mumba – is ondertussen ruim drie maanden oud en ligt het liefst op zijn speelmatje te roepen naar de kleurrijke vissen die er boven zijn hoofd bengelen. “Die onschuld, dat pure vind ik heerlijk”, legt Claassen uit terwijl ze in haar cappuccino met havermelk roert.

Ze vertelt dat ze de voorbije maanden vaak met haar partner heeft gepraat over welk soort opvoeding ze Otis willen geven. Welke waarden voor hen belangrijk zijn. “We willen vooral dat hij met alles bij ons terechtkan. Positief of negatief. Dat hij ons vertelt over de dingen die hij helemaal de max vindt, maar ook dat hij komt aankloppen wanneer hij met zichzelf in de knoop ligt. Als dat de dingen zijn die je wil meegeven, zou het hypocriet zijn om zelf met een thema te blijven zitten waar je steeds met een brede boog om heen fietst.”

Waarom is het zo moeilijk om over racisme te praten?

“Het is een combinatie van verschillende zaken. Er hangt om te beginnen al veel schaamte rond het onderwerp. Je loopt niet te koop met wat je hebt meegemaakt. Ik heb in de aanloop naar dit programma met mensen gesproken met een heel sterk verhaal, die dat verhaal ook heel vlot kunnen brengen maar die dat niet voor de camera wilden doen. Omdat ze bang zijn voor de reacties.

“We hebben geleerd te zwijgen. Vroeger dachten mensen dat ze hun kinderen het best tegen racisme beschermden door het er gewoon niet over te hebben. De prioriteiten lagen ook anders. Die mensen kwamen naar België om hun kinderen een betere toekomst te bezorgen. Daar moesten ze keihard voor werken. Ze hadden niet de luxe om rond het spreekwoordelijke kampvuur te gaan zitten om het over hun gevoelens te hebben.”

Ook bij jullie thuis was het onderwerp taboe, zo blijkt. U vertelt in de reeks dat u pas in de aanloop naar Het leven in kleur te weten kwam dat uw jongere broer slachtoffer was van racistisch geweld.

“We zaten op café pinten te pakken toen hij daar plots mee op de proppen kwam. Dat verhaal had ik tot dan nog nooit gehoord. Ik begrijp ook wel hoe dat komt. Ik heb thuis ook nooit verteld dat er toen ik 14 was mensen aan de bushalte in Aarschot aan mijn haar trokken, in mijn gezicht spuwden en me toeriepen dat ik terug naar mijn eigen land moest. Ik ben toen snel op een andere bus gesprongen, ben naar huis gegaan en heb me daar in mijn kamer opgesloten.

“In ons gezin werd over dat thema gewoon niet gesproken. Heel vreemd. Je leeft in een huis als gezin maar over dat ene ding waarmee je allemaal te maken krijgt, gaat het nooit. Het was een soort wolk die constant boven ons gezin hing. Al heeft waarschijnlijk niet iedereen dat op diezelfde manier ervaren.”

Hoe bedoelt u?

“Mijn twee broers gingen vrij complexloos door het leven. Bij mij was dat anders. Al mijn vriendinnen waren wit en ik wilde zoals hen zijn. Uren heb ik voor de spiegel gestaan in een verwoede poging die krullen uit mijn haar te borstelen. Ik voelde me maar half. Mijn vader was een Limburgse Nederlander, mijn moeder is half Congolees, half Zambiaans. Nu vind ik die mix heerlijk, maar toen had ik het daar moeilijk mee. Ik had geen rolmodellen, herkende mezelf ook niet op tv. Ik had het gevoel alleen te staan. Urenlang heb ik naar MTV gekeken, omdat ik daar plots wel mensen zag met mijn huidskleur en mijn haar. Alicia Keys was mijn grote voorbeeld. Op de eerste dag van mijn middelbareschooltijd had ik een knalroze jas aan omdat zij er in haar clips ook een droeg.

“Maar tot nu heb ik amper over die dingen uit mijn jeugd gesproken. Omdat ik dacht dat wat ik had meegemaakt niet erg genoeg was. Tijdens het maken van dit programma merkte ik dat wel meer mensen dat gevoel hebben. Maar leed valt niet met ander leed te vergelijken. Racisme is ook heel verscheiden. Het is niet omdat je een migratieachtergrond hebt dat je per definitie met dezelfde dingen wordt geconfronteerd.”

Weet uw moeder al waar uw nieuwe programma over gaat?

(lacht) “Ik heb haar dat slowly but surely verteld. Ik wilde haar er in het begin ook bij betrekken, maar ik stootte heel snel op een njet. Al is er sinds mijn zwangerschap wel iets veranderd. We voeren de laatste tijd heel open gesprekken. Over haar jeugd in Congo en de manier waarop ze ons heeft opgevoed. Mijn moeder stond in Congo letterlijk op de barricaden. Om tegen de erbarmelijke omstandigheden in de gevangenissen te protesteren, bijvoorbeeld. Onze cellen zijn luxesuites in vergelijking met Congolese gevangenissen. Die verontwaardiging, het moeilijk hebben met onrecht herkent ze nu bij mij. Ik zie haar vaak met haar ogen draaien wanneer ik weer eens op mijn paard zit. (lacht) ‘Karine, doe eens rustig’, zegt ze dan.”

Kadert Het leven in kleur ook in die strijd tegen onrecht? Wat wilt u met het programma bereiken?

“Ik hoop vooral dat er dankzij het programma over racisme gesproken kan worden. Dat mensen het zullen aandurven om ongemakkelijke gesprekken te voeren. Al zal praten alleen niet genoeg zijn. De klok tikt. De situatie zoals ze nu is, is gewoon niet meer houdbaar.”

In welke zin?

“De samenleving wordt steeds meer uit elkaar gespeeld. Het gaat altijd over kampen, over links en rechts. Maar in plaats van mensen in kampen te verdelen moeten we naar hen luisteren. We moeten proberen te begrijpen waar die vooroordelen, die denkbeelden vandaan komen. Blootleggen wat de achterliggende structuren zijn.

‘Urenlang keek ik naar MTV, omdat ik daar wel mensen zag met mijn huidskleur en mijn haar. Alicia Keys was mijn grote voorbeeld.’Beeld Thomas Sweertvaegher

“We wijzen nogal snel naar andere landen die met racisme worstelen om dan te zeggen: ‘Hier is het zo erg niet’. Maar dat is gezichtsbedrog. We zeggen graag dat we goed bezig zijn, maar is dat wel zo? Natuurlijk is het een goede zaak dat mijn nichtje van vijf in haar kleurdoos eindelijk een potlood vindt waarmee ze haar eigen huidskleur kan inkleuren. En ik zie op het scherm inderdaad steeds vaker collega’s van kleur die keigoed bezig zijn, maar we mogen ons daar niet achter verstoppen. Bij datzelfde nichtje van vijf zie ik bepaalde patronen naar boven komen die haar nu al tekenen.”

Over wat voor dingen hebt u het dan?

“Als zo’n kind met het verhaal thuiskomt dat ze haar ‘kaka’ noemen, komt dat wel binnen. Ik zie ook nu al hoe ze soms met haar uiterlijk worstelt. Dan komt ze zeggen: ‘Meter Karine, ik wil geen krullen. Ik vind die lelijk.’ Ik stop heel veel energie in het benadrukken van de schoonheid van die krullen. Omdat ik mezelf in haar herken. Maar dan vraag je je wel af wat er op die speelplaats gebeurt. Vanwaar komt het idee dat die krullen lelijk zijn? Die vooroordelen worden ons aangeleerd. Het is een structureel probleem.

“Lieve, een jonge mama, vertelt in de eerste aflevering hoe ze zich toen ze zwanger was zorgen maakte over de huidskleur van haar baby. Hoe donkerder die was, hoe groter de vooroordelen zouden zijn waarmee hij of zij later geconfronteerd zou worden. Het feit dat je daarmee bezig moet zijn is toch pervers? Ik krijg koude rillingen als ik eraan denk.”

Hebt u zich diezelfde bedenking niet gemaakt? Wanneer het in de reeks over uw zoontje gaat, zegt een van uw gesprekspartners: ‘Hij zal tegen een stootje moeten kunnen. Meer dan Jan en Pieter van zijn klas.’

“Door mij heeft Otis Mumba een migratieachtergrond. De kans bestaat dat het daardoor voor hem af en toe wat lastiger zal zijn. Natuurlijk heb ik daar bij stilgestaan. Maar dat neemt niet weg dat zo’n opmerking wel hard binnenkomt. Je ziet me op dat moment ook kraken. Ik heb lang getwijfeld of ik die scène wel in het programma wilde, want ik wilde niet wenen in beeld. In Dwars door Amerika zat ook al zo’n moment. (lacht) Ik wil niet als ‘Karine den bleiter’ door het leven gaan.

“We proberen bij Otis Mumba vooral het positieve van de mix van verschillende achtergronden te benadrukken. Vandaar ook zijn dubbele voornaam. Het is ook de bedoeling om hem in zijn eerste levensjaar mee te nemen naar Congo en Zambia om hem daar aan de familie te laten zien.”

De reeks legt de omvang van het racismeprobleem bloot. Reikt ze ook mogelijke oplossingen aan?

“Er is niet één oplossing. Het is een en-enverhaal, waarbij we naar verschillende domeinen moeten kijken. Politiek, bijvoorbeeld. Ik voel me in het politieke landschap nergens vertegenwoordigd wanneer het over racisme gaat. Het is nergens urgent. Op geen enkele agenda.”

Dat klinkt alsof partijvoorzitters u mogen bellen om daar vanaf een van hun verkiezingslijsten iets aan te doen?

(resoluut) “Zet het maar in hoofdletters: NEEN. Ik heb totaal niet die ambitie. Ik ben maar een dutske dat verhaaltjes sprokkelt en die zo goed mogelijk probeert te vertellen. Ik ben ook te nieuwsgierig, stel te veel vragen zonder met oplossingen te komen. Terwijl je als politicus juist dat stapje verder moet kunnen zetten. Los daarvan denk ik ook dat het een vies wereldje is. Ik zou er niet gelukkig worden.

“Ook naar media of onderwijs moeten we durven te kijken. Heel wat mensen met een migratieachtergrond worden bijvoorbeeld meteen naar het technisch of beroepsonderwijs doorverwezen. Dat is ook bij mij gebeurd. Als je dan geen ouders hebt die weerbaar genoeg zijn om daartegen in te gaan, heb je een probleem. Door dat systeem glippen er heel veel getalenteerde kinderen door de mazen van het net.

“Of neem nu media. Toen ik voor dit programma op zoek ging naar de experts die het meest met racisme bezig zijn en er het makkelijkst over praten, kwam ik uiteindelijk bij drie vrouwen terecht die alle drie een migratieachtergrond hebben. Toen begon ik te twijfelen. Zou dat wel geloofwaardig zijn? Alleen al het feit dat je dat denkt, toont hoe fucked up het allemaal is, hoezeer dat ideeëngoed in ons hoofd zit gebeiteld. Hetzelfde mechanisme zorgt er ook voor dat ik mijn eigen rol bij de VRT al in vraag heb gesteld. Al is die onzekerheid stilaan aan het wegebben. (lacht) Ik raak er steeds meer van overtuigd dat ik wel degelijk iets kan.”

Hebt u dan ooit het gevoel gehad dat u alleen omwille van uw huidskleur bent aangenomen?

“Ik denk niet dat het een rol heeft gespeeld. Al weet je dat natuurlijk nooit. Toen ik stage liep bij Terzake ben ik er echt volledig voor gegaan. Daar ben ik nog steeds trots op. Stagiair zijn is een evenwichtsoefening. Je moet niet de grote Jan uithangen maar je mag ook niet in een hoekje kruipen.

“Tijdens een van mijn eerste dagen was Lieven Verstraete anker van dienst. Op een gegeven moment hoorde ik hem vloeken omdat er over een bepaald onderwerp geen dossier voorhanden was. Ik ben toen als een gek opzoekingswerk beginnen doen, heb allerlei mensen gebeld en kon hem uiteindelijk alle nodige info bezorgen. Zo verdien je wel vertrouwen. Ik heb tijdens die stage keihard gewerkt. Al kwam daar ook wel wat bluf bij kijken. Ik heb vaak gedaan alsof ik alles over een bepaalde politicus wist om de man of vrouw in kwestie dan stiekem op mijn telefoon te googelen. Van die dingen die iedereen weleens doet, maar niemand wil toegeven.”

Heeft de openbare omroep wat diversiteit betreft stappen gezet?

“Er komen meer mensen van kleur op het scherm, maar dat vertelt niet het hele verhaal. Je moet ook kijken wie de eindredacteurs zijn en wie er in de hogere echelons zitten. Dat zijn de mensen die ervoor zorgen dat er bewust of onbewust bepaalde keuzes worden gemaakt. Het is voor mensen met een migratieachtergrond nog steeds niet vanzelfsprekend om de weg naar de openbare omroep te vinden. Ik heb die wel gevonden, al herinner ik me dat het heel intimiderend was om bij de VRT aan de slag te gaan.

“De eerste mensen waarin ik me herkende toen ik er begon waren de mensen van de kuisploeg. Dat waren de eersten met wie ik een connectie had. Elke morgen zeiden we elkaar – oprecht – goeiedag.

“Ook nu nog stoot ik soms op vooroordelen. Of hoor ik opmerkingen over collega’s die hun functie dan zogezegd aan hun achtergrond te danken hebben.

“Waarschijnlijk doen er over mij ook dat soort verhalen de ronde. Maar ik wil zeker de VRT niet met de vinger wijzen. Je hoort anno 2021 overal in de samenleving nog heel geregeld woorden vallen die niet oké zijn. Het n-woord bijvoorbeeld. Vroeger was ik daardoor aangeslagen. Ik schoot in een kramp en durfde niks te zeggen. Tegenwoordig denk ik: komaan mensen, dat kan toch echt niet meer.”

Spreekt u die mensen daarop aan?

“Vroeger niet. Dan was het slikken, naar huis gaan en je slecht voelen. Maar sinds ik een kind heb, is dat anders. Het klinkt cliché, maar ik vind het nu belangrijk om op te komen voor de dingen waarin ik geloof. Maar makkelijk is dat niet. Zeker omdat het vaak om mensen gaat die je goed kent, met wie je op café een pint zit te drinken.”

Blijven die vriendschappen na zo’n incident intact?

“Mocht ik iedereen uit mijn leven bannen die ooit iets tegen mij heeft gezegd dat niet oké is, dan blijven er maar weinig mensen over. Ik weet ook wel dat de meeste van die opmerkingen niet slecht bedoeld zijn. Maar daar mogen we niet blijven hangen. De weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen, vertelde Deniz, een van de mensen in de reeks.

‘In ons gezin werd over racisme gewoon niet gesproken. Heel vreemd. Het was een soort wolk die constant boven ons hing.’Beeld Thomas Sweertvaegher

“We moeten ons vooral afvragen waar dat soort uitspraken vandaan komen. Waar leren we die? Dat vind ik interessant. Want als iets aangeleerd is, kun je het ook afleren. Dat is reden tot optimisme. Mensen evolueren en zijn vaak flexibeler dan ze zelf denken. Sowieso komen ze op een punt waarop ze beseffen dat de tijden veranderd zijn en je bepaalde dingen niet meer doet of zegt.”

U staat bekend als iemand die op professioneel vlak altijd tot het uiterste gaat. Heeft uw kind daar iets aan veranderd?

(denkt na) “Neen. Mijn kind komt natuurlijk op de eerste plaats. Maar dat betekent niet dat ik plots naar de achtergrond zal verdwijnen. Integendeel. Moeder worden heeft me een gevoel van vrijheid gegeven. Ik ga nu nog meer af op mijn buikgevoel en dat zegt me dat ik verhalen wil blijven vertellen. Maar niet ten koste van mezelf en al zeker niet ten koste van mijn kind.”

Als er een vervolg komt op Dwars door Amerika, springt u meteen het vliegtuig op?

“Natuurlijk. Dan neem ik mijn kind gewoon mee. Ik vind wel een manier om dat te doen werken. Dat meen ik echt. Het moederschap dwingt me wel om de dingen meer los te laten. Om te vertrouwen op de talenten van de mensen met wie ik samenwerk. Ik weet nu bijvoorbeeld dat ik er bij het monteren van een reeks als Het leven in kleur niet per se elke seconde bij moet zijn. (lacht)

“Het heeft me ook milder gemaakt. Ook voor mezelf. Ik ben heel perfectionistisch en moet oppassen dat me dat niet verlamt. Soms vergeet je gewoon te genieten van wat je aan het doen bent. Het draaien van Dwars door Amerika was keihard werken. Constant blijven gaan. Mocht ik dat nu nog eens overdoen, zou ik het anders doen. Soms moet je de tijd nemen om even stil te staan en te beseffen: damn, mijn werk is cool.”

Ligt er al een volgend project op de plank?

“Ik zit momenteel volop in het denkproces.”

Uw man – Wouter Heymans – is met programma’s als Het Scheldepeloton of VDB. Ik ben God niet, de docureeks over Frank Vandenbroucke, een vaste waarde op Canvas. Is een samenwerking nog nooit ter sprake gekomen?

“We praten daar wel over en we zijn ook vrij complementair, dus dat zou kunnen. Alleen is hij heel graag bezig met programma’s over wielrennen en laat dat nu juist die ene sport zijn die volledig aan me voorbijgaat.” (lacht)

Was u niet bezig met de voorbereiding op een marathon?

“Ik was helemaal klaar om die 42 kilometer te lopen, maar dan kwam er plots corona en werd de marathon van Brussel afgelast. Toen ik daarna zwanger raakte, was het plan aanvankelijk om in juli te bevallen en in oktober aan de start te staan. Maar mijn lichaam maakte me pijnlijk duidelijk dat mijn schema een beetje te ambitieus was. Ik wacht nu op groen licht van mijn kinesist om opnieuw te gaan trainen.”

Misschien zit daar wel een programma in?

“Iedereen loopt tegenwoordig marathons. Dat is echt niks speciaals. Bovendien heb ik me voorgenomen om voor mijn volgende programma een onderwerp te kiezen dat net iets verder van me af staat. (lacht) Dus neen, het wordt ook geen reeks over moeders die werk en borstvoeding proberen te combineren.”

Het leven in kleur, vanaf dinsdag 12 oktober op Canvas.