Direct naar artikelinhoud
InterviewDe vragen van Proust

Schrijver Bart Moeyaert: ‘Ik ben gevoelig voor de donkerte van het leven. Als jij verdrietig bent, ben ik dat ook’

Bart Moeyaert: ‘Man, man, man... Er is heel veel onrust. Ik zeg al een jaar dat mijn hoofd veel te vol is. Dat zijn waarschijnlijk alle dingen van de afgelopen vijf jaar die ik nog moet verwerken.’Beeld © Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust ­beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een ­eigenzinnige draai aan. Vierentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: schrijver Bart Moeyaert (57). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?

1 Hoe oud voelt u zich?

“Ik word in juni 58. Vroeger zou ik geantwoord hebben dat ik me een jaar of tien jonger voel dan ik ben, maar de laatste jaren ben ik heel erg bezig geweest met tijd en met hoeveel tijd er nog rest. Dat is geen doemdenken, maar heeft te maken met mijn ouders die in de afgelopen drie jaar zijn overleden. Ik dacht dat ik daar makkelijk  mee om kon, want ik heb op een fijne manier afscheid genomen. 

BIO • Vlaams schrijver, dichter, vertaler en verteller • geboren op 9 juni 1964 in Brugge • werkte voor Flair, uitgeverij Averbode, De Standaard • debuteerde in 1983 met het autobiografische Duet met valse noten • meermaals bekroond, onder andere voor Blote handen (1995) • kreeg in 2019 de Astrid Lindgren Memorial Award, een grote oeuvreprijs voor jeugdliteratuur • heeft een vriend

“Maar langzaam sijpelde het besef binnen dat ik nu echt over de helft zit. Mijn tijd wordt korter en dan denk je natuurlijk na over wat je nog kan, wilt, zal... Ik voel me dus mijn leeftijd. Het is niet van: ach en wee, ik ben ál 57. Nee, het is vooral het tijdsaspect dat ik lastig vind. Het gaat niet over verval.”

2 Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?

“Ik kan, denk ik, goed luisteren. Ik wil weten hoe mensen in elkaar zitten. Ik denk ook dat ik open ben. Dat gaat daar wel mee samen. Armen open. 

“De keerzijde van die medaille is dat mijn vel te dun is. Je kunt mij, op een slecht moment, snel raken. Ik ben gevoelig voor de donkerte van het leven. Als jij verdrietig bent, ben ik dat ook. Dat is een gevoeligheid die er altijd geweest is. Ik vind het ook niet erg dat ze er is, want ze heeft mij eveneens iets opgeleverd. In die zin dat ik meer weet over gevoelens. Toch benijd ik weleens mensen die schijnbaar huppelend door het leven gaan. Op mijn beste momenten, de twee weken dat ik echt op vakantie ben en de zon schijnt, dan leef ik gemakkelijk.” (lacht)

3 Wat drijft u?

“Ergens rond mijn twintigste ben ik in Brussel terechtgekomen om daar te studeren. Toen vond ik het leven, en vooral de mensen, heel lastig. Ik snapte niet hoe onze systemen werkten. Cafépraat begreep ik niet. ‘Hoe gaat het?’ ‘Goed.’ Je wilt toch weten hoe het écht met mij gaat? Waarom mag ik dan niet zeggen dat het niet zo goed gaat vandaag? Ik kon daar echt onder lijden.

“In die periode draaide de film Amadeus in de bioscoop. De verteller, componist Salieri, noemt zichzelf op een bepaald moment ‘the champion of mediocrities’. Toevallig zag ik datzelfde jaar Death in Venice, waarin het personage Alfred het ook over de middelmaat heeft. ‘What lies at the bottom of mainstream?’ vraagt hij. ‘Mediocrity!’ is zijn eigen antwoord. Dat raakte mij enorm. Ik wilde godverdomme méér dan de middelmaat. Ik wilde beter, schoner, echter.

“Gaandeweg ben ik gaan merken dat ik hoogstwaarschijnlijk schrijf omdat dat mij de tijd geeft om wat ik wil vertellen, zo goed mogelijk op papier te zetten. Op mijn manier. Met genoeg woorden. Niet te veel, niet te weinig. Met de juiste melodie, het juiste ritme, betekenis die tussen de regels schuilt. Met andere woorden, wat mij drijft is gezien en begrepen worden zoals ik ben. 

“Schrijven geeft mij de rust om mijn woorden te wikken en te wegen en te zeggen: ‘Dit is wat ik nu kan'. Volgend jaar zal dat weer iets anders zijn, maar dat is nu volgens mij het beste. Ik heb mezelf aangeleerd om daar vrede mee te hebben. Wat ik mezelf ook heb aangeleerd, is om de perfectie los te laten. De perfectie is saai. Wat dat betreft ben ik de middelvinger gaan oefenen.”

4 Vindt u het leven een cadeau?

“Ik vind het leven zelf geen cadeau. Ik vind het niet gemakkelijk. Er speelt bij mij altijd wel een bromtoon mee die met de gevaren van het leven te maken heeft: de Trumps en Poetins van deze wereld, het klimaat van deze wereld... Ik ben niet helemaal op mijn gemak, omdat ik weet dat het op elk moment fout kan gaan. De mensheid zelf vind ik af en toe maar niets. Zijn we met z’n allen in een soort van Squid Game beland, vraag ik mij soms af.

“Wat het leven mij gebracht heeft daarentegen, wat ik heb mogen meemaken door wat ik doe, dat is méér dan een cadeau. Dat is een reden voor een feestje. Maar ik vind die twee toch echt wel raar goochelen met elkaar. Hoe houd je die balans? Ik ben blij. Ik heb alles wat ik wil. En toch blijft dat brommen onder mijn vel. Misschien heeft het te maken met de tijdgeest? Wat mij opvalt, is dat mensen vandaag zo snel troost vinden in wat ik doe. Ik lees een gedicht voor en nog een gedicht en na afloop komen mensen mij bijna omhelzen. We hebben het de laatste jaren dus allemaal wel een beetje lastig.

“Voor dit interview heb ik nagedacht of ik het achterste van mijn tong zou laten zien. De voorkant is: ‘Ik ben blij met het leven'. De achterkant is: ‘Ik ben het beu om altijd het mooie weer mee te geven’. Er is ook een donkere kant.”

5 Wat vond u de moeilijkste periode in uw leven?

“De periode van de middelbare school. Ik studeerde heel slecht en deed alleen wat ik leuk vond. Een boek schrijven en toneelspelen. Het resultaat was dat ik twee keer ben moeten blijven zitten. Ik had een zelfbeeld dat zeventien centimeter groot was. Uiteindelijk ben ik naar de kunsthumaniora overgestapt. Ik jubelde, maar tegelijk had ik gefaald, want het college, ‘dat kon je niet, hè, bazeke’.

“Ik was een eenzaat, ja. Je mag niet zulke duidelijke vragen stellen. (lacht) Ik ben de jongste van zeven broers. Ik wist al snel dat ik er wel bij hoorde, maar als het erop aankwam, hoefde ik er niet bij te horen. Dan zat ik te schrijven op mijn kamertje. Dat was mijn wereld.

‘Mensen vinden vandaag opvallend snel troost in wat ik doe. Ik lees een gedicht voor en nog een gedicht en na afloop komen mensen mij bijna omhelzen. We hebben het de laatste jaren dus allemaal wel een beetje lastig.’Beeld © Stefaan Temmerman

“Ik denk dat ik nog altijd een eenzaat ben. Ik ben niet goed in vriendschappen. De paar vrienden die ik heb, zie ik misschien maar om de zes maanden. Als ik ze dan zie, gaat het gesprek gewoon door. Er zijn geen verwachtingen, geen verplichtingen, maar we houden elkaar op de een of andere manier in het oog.

“Het goede aan het eenzaatschap is dat je in je eentje kunt werken en niet de grote noodzaak voelt om een boek voor het af is te delen. Ik kan dat bewaren als cadeautje.”

6 Welke kleine alledaagse dingen kunnen u blij maken?

“Met het raam open slapen en ’s ochtends wakker worden door het gezang van vogels. Of terwijl ik in de tuin aan het werken ben gezelschap krijgen van een roodborstje dat op een halve meter van mij komt zitten. Eigenlijk wil dat bazige, agressieve vogeltje alleen maar zeggen: ‘Dit is hier wel mijn stuk grond’. (lacht) De natuur die dichterbij komt, nu alles weer wakker wordt. Een plantje dat vorig jaar met plezier bloemen kreeg en nu weer de kop opsteekt. De caissière in de supermarkt die om mijn grapjes lacht. Daar word ik blij van.”

7 Wat biedt u troost?

“Het eerste waar ik aan denk is muziek, maar dat is heel dubbel. De schoonheid van een aantal aria’s die ik vaak opzet kan troostend werken, maar kan mij ook verdrietig maken. Muziek versterkt de gevoelens. Dat is dus een raar soort troost, maar het is er wel een. Ik kan ook houden van de stilte in huis. Dan wordt het hierboven in mijn hoofd ook wat stiller.

“Dan is er de zee. Toen ik nog midden in de stad woonde, kon ik van het ene op het andere moment de auto nemen en naar Zeeland rijden om eens goed ver te kunnen kijken.

“En koken. Het liefst voor een gezelschap of voor mijn vriend. Dan zoek ik alles zodanig bij elkaar dat het klopt.

“Ik merk dat ik nu dingen opnoem die mij ook rust geven. Troost is dus rust vinden.”

8 Hebt u soms gevoelens van heimwee?

“Heimwee niet, nostalgie wel, maar ik kan niet zeggen dat ik erin zwelg. Ik hou ervan wanneer iemand het oude verhaal weer ophaalt zodat je weer weet hoe leuk het was, maar het hoeft voor mij niet terug te komen. Het zal toch nooit zijn zoals toen.”

9 Waar hebt u spijt van?

“Spijt in de zin van ‘dat had ik niet moeten doen’, zo kan ik voorbeelden blijven opnoemen. (lacht) Maar spijt in de zin van ‘die gebeurtenis zou ik uit mijn leven willen schrappen’, heb ik eigenlijk niet. Ik vind dat er aan spijt te veel een katholiek gevoel kleeft. Alsof ik mijzelf zou moeten slaan met een zweepje.

“Ik ben een paar keer stom geweest, maar wie niet? Ik heb er ook uit geleerd, dat ik dat de volgende keer niet moet doen. Om het dan toch weer te doen.” (lacht)

10 Wat is uw zwakte?

“Ik kan mezelf makkelijk verliezen, in verliefdheid bijvoorbeeld. In een relatie verzeilen en beseffen dat ik niet goed heb nagedacht. Maar is dat een zwakte? Dat is een beetje dom van mij, maar daar leer je uit. Nu heb ik echt een hele fijne maat in mijn geliefde. Hij heeft mij erop gewezen dat ik mezelf niet was, dat ik zoveel muren en schilden om me heen had. Ik vond dat heel confronterend, maar ook een cadeau. Eindelijk iemand die dat durfde te zeggen, en niet om mij onderuit te halen.”

11 Hoe was uw kindertijd?

“Ik heb een heel fijne kindertijd gehad. Een grote tegenstelling met wat er later kwam, vanaf dertien. Ik was het kind dat op de tree mocht staan om gedichtjes van Annie M.G. Schmidt voor te dragen en dat ook heel goed kon. Ik schreef verhalen voor de reusachtige poppenkast die mijn vader gebouwd had. In de tuin had ik mijn eigen landje, dat nu eens een tentenkamp was en dan weer een rondtrekkend circus. 

“Mijn schooltijd verbind ik met leren schrijven en tekenen. De schaduwkanten ervan vergeet ik liever. Ik was niet de meest mannelijke jongen en had een heel hoog stemmetje. Ik werd gepest en naarmate ik ouder werd, werd dat erger. Maar als kind had ik daar op zich geen last van, omdat ik zo fel opging in de dingen die ik graag deed. Ik ben misschien wel 58, maar grijp nog heel vaak terug naar mijn kindertijd.

“Of ik ooit zelf een kind heb gewild? Het stond niet op mijn lijstje. Ik denk dat dat te maken heeft met de opvoeding die ik heb gehad. Zodra ik begon door te hebben dat ik met een jongen zou eindigen, heb ik dat idee geschrapt. De droom van mijn ouders was dat elke zoon zou trouwen. Het huis zou er staan, er zouden kinderen komen en hun taak zou erop zitten. Bij mij is dat niet zo gegaan en ik heb begrepen dat dat waarschijnlijk teleurstellend was. 

‘Ik heb echt een hele fijne maat in mijn geliefde. Hij heeft mij erop gewezen dat ik mezelf niet was, dat ik zoveel muren en schilden om me heen had. Ik vond dat heel confronterend, maar ook een cadeau.’Beeld © Stefaan Temmerman

“Ook in mijn eigen gedachtegang was dat dus al snel niet meer aan de orde. Tot ergens rond mijn 30ste. Op dat moment is dat ter sprake gekomen met de vriend die toen in mijn leven was. We zouden kinderen adopteren. Dat wilde ik wel. Uiteindelijk is die relatie afgesprongen.

“Wat ik niet onbelangrijk vind, is dat die vraag mij raakt. Diep vanbinnen denk ik: o, ja! Wat ik heel raar vind, want mijn eerste antwoord zou zijn: ‘Neen, het is goed zo. Mijn boeken zijn mijn kinderen.’”

12 Wat is uw vroegste herinnering?

“Ik denk dat ik mij een grote tafel herinner. De tafelschikking is duidelijk, want die is nooit veranderd. Ik mag van tafel, want mijn bord is leeg. Eigenlijk wil ik dat niet, want ik hou wel van die bedrijvigheid. Ik ga dus onder de tafel liggen, waarvan de poten samengehouden worden door een soort van menselijke vorm, en waarop mijn zesjarige lijf precies past. Op de onderkant van het tafelblad staan cijfers geschreven, maar ik kan nog niet lezen dus ik vraag mij af waarom er gezichtjes op het hout getekend zijn.

“Wat ik mij ook herinner zijn de geweldige kerstfeesten bij ons thuis. De deuren van de woonkamer sloegen open en mijn ouders en oudste broers kregen een kerstshow die wekenlang was voorbereid, met diamontages en decors, sketches en liedjes en een gigantische kerstboom op de achtergrond.”

13 Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?

“Filmaffiches. Eentje van La lune dans le caniveau (1983), met een gigantische maan erop en een schip dat op zijn kant ligt. En eentje van Fame (1980). Telkens als ik naar die affiche keek, dacht ik: wow, zat ik maar op die school. (lacht)

“Af en toe mocht ik eens de Joepie kopen, waar elke week posters in zaten. Hoewel ik er toen nog niet helemaal achter was dat ik homo was, voelde ik wel aan dat ik David Cassidy thuis niet aan de muur moest hangen. Ook de Dolly Dots niet. (lacht) Het was wel een belangrijk feit, mijn eigen kamer. Tot mijn twaalfde ongeveer had ik mijn kamer gedeeld met andere broers. Dan had je wel je eigen hoek, maar dat is toch niet hetzelfde als je eigen plek.”

14 Wat is uw grootste angst?

“Wat mezelf betreft: verdrinken of stikken in een brand.”

15 Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“De laatste keer was toen ik naar The Father keek, een film met Olivia Colman en Anthony Hopkins over een dementerende vader. Die film is zo slim gemaakt dat je voelt en ziet hoe Hopkins de werkelijkheid aan het verliezen is. Nuchter bekeken is het dat wat met mijn moeder en mijn vader aan de hand was. Het einde ga ik niet verklappen, maar dat is voor mij zo schrijnend omdat er een boventoon in zit van: ‘Het is maar het leven, hoor. Het is goed, manneke.’ Dat raakt mij het allermeest, omdat ik daardoor in de spiegel moet kijken. Het leven is maar wat het is. Doe niet zo moeilijk. Dan huil ik niet omdat de film aandoenlijk of verdrietig is, maar omdat er iets resoneert met wat bij mij op dit moment speelt.

“Het feit dat je zo gemakkelijk geëmotioneerd raakt, is een teken dat er iets niet op zijn plek zit. Vroeger dacht ik: ik los dit wel op, ik schrijf volgende week een verhaal en dan heb ik weer een en ander op orde gebracht in mijn leven. Maar ik heb eventjes geen zin om het op die manier op te lossen.” (lacht)

16 Bent u ooit door het lint gegaan?

“Ik denk dat ik vooral vanbinnen door het lint ga. Dat is niet hetzelfde als een binnenfretter, zoals ze graag zeggen. Ik kan mij enorm opwinden over lompe boeren. Mensen die dingen uit hun strot duwen en dan is het volgens hen gezegd. Dan wil ik mij elke keer omdraaien en zeggen: ‘Wil je dat nu eens in potlood schrijven en wat genuanceerder, met nog een paar zinnen eraan toegevoegd zodat we weten wat je echt denkt?’” (lacht)

17 Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Neen. Maar ik merk wel dat ik af en toe terug wil naar de sfeer van een kerk. Is dat om tot God te bidden? Neen. Is dat om te verstillen? Waarschijnlijk wel. Soms voer ik rituelen uit die mij heel bewust aan anderen doen denken en mij rust geven. Maar dat zijn absoluut geen religieuze ervaringen. Ze helpen voor geen meter.” (lacht)

18 Hoe definieert u liefde?

(zucht) “Je moet dat in een zin kunnen gieten, hè. Het gaat om vrijheid. Samen zijn, maar vrij. Het gaat ook om zorgen voor elkaar, zonder verantwoordelijk te zijn voor elkaars geluk. Dat klinkt contradictorisch, maar dat is niet zo. Je moet proberen om geen verwachtingen te hebben, want die zijn denk ik moordend binnen een relatie. Je bent ook elkaars maatje. Wat er ook gebeurt, op het einde kom je bij elkaar en is er die band. Dat is denk ik wat liefde omvat.”

19 Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Man, man, man... Er is heel veel onrust. Ik zeg al een jaar dat mijn hoofd veel te vol is. Dat zijn waarschijnlijk alle dingen van de afgelopen vijf jaar die ik nog moet verwerken. Daardoor is er weinig plaats voor nieuwe dingen. Om die reden probeer ik alles in mijn leven nu elke dag te doseren. Ik moet eerst het hoofd op orde krijgen en dan kan ik weer verder. Om op je vraag te antwoorden: pff. (lacht) Kreeg ik mezelf maar weer op de sporen. Kon ik mezelf maar weer in balans brengen. Dat werkt op je hele lichaam.”

'Wat ik mezelf ook heb aangeleerd, is om de perfectie los te laten. De perfectie is saai. Wat dat betreft ben ik de middelvinger gaan oefenen.'Beeld © Stefaan Temmerman

20 Wat vindt u erotisch?

“Veel. (lacht) Ik ben een lijfelijk mens. Het eerste waar ik naar kijk zijn de handen, zowel bij mannen als vrouwen. Ik hou van mooie, beweeglijke handen. In het geval van een man ook van de handdruk die je voelt. Een gespierde hand waarin je het bloed voelt pompen. Daarnaast sprekende ogen. Soms denk ik dat ik de kwajongen in iemand wil zien. Een eerlijke blik, maar tegelijk zie je dat die persoon nog van alles van plan is waarvan ik nog weleens zou kunnen schrikken.” (lacht)

21 Wat is de speciaalste plek waar u ooit de liefde bedreven hebt?

“Je kunt als homo op veel plekken, op verschillende manieren, seks hebben. Noem een plek en het zal wel gebeurd zijn. (lacht) Mensen vinden alles wat er buiten een tweepersoonsbed gebeurt al speciaal. Zo wil ik niet denken.

“Ik heb een geliefde gehad in Parijs. Een heel mooie man met een heel mooie stem die mij in bad Alexis ou le traité du vain combat van Marguerite Yourcenar heeft voorgelezen. Ik begreep er maar de helft van, want mijn Frans was niet ongelooflijk goed. Maar het klonk alvast heel erotisch. En de seks was ook nog eens heel fijn. Dat is een van de meest bijzondere herinneringen die ik heb.

“Ik heb dit ooit eens verteld op een onderwijsdag in de Efteling over het belang van voorlezen, voor een zaal met duizend leerkrachten. Achteraf merkte ik aan de reacties: nee, Bart, slecht voorbeeld.” (lacht)

22 Hoe zou u willen sterven?

“In mijn slaap. Zodat ik het niet besef. Of zoals mijn hond, Echo, die gestorven is in mijn schoot met een spuitje. Ik was daar ongelooflijk verdrietig om, maar op zich is dat een mooie dood. Kijkend naar je dierbare, kunnen wegglijden in alle vredigheid.”

23 Wat zou u wensen als laatste avondmaal?

“Oesters, zonder twijfel. Drie of zes goede, holle oesters.”

24 Welke droom hebt u nog?

“Ik zou weleens een paar mensen van dichtbij willen meemaken. Olivia Colman, Meryl Streep, Johan Harstad, David Hockney... Ik kan op dit moment levens vreten. Ik wil weleens weten hoe zij het aanpakken, leven. Van de mensen die ik nu noem heb ik het idee dat zij het leven beter begrijpen dan ik. En wat zij doen is ook nog eens goed. Mocht ik voor hen mogen koken, ik zou alles laten aanbranden omdat ik vanuit de keuken met open mond zou staan kijken. (lacht)

“En wat ik eigenlijk niet gezegd wil hebben, omdat het zo’n dramatisch antwoord is, is dat ik weleens die rust zou willen vinden waar ik daarnet over sprak. Mocht ik op een knopje kunnen drukken om iets versneld te laten gebeuren, zou het dit wel zijn: Moeyaert zit eindelijk minder scheef in zijn lijf.”