Direct naar artikelinhoud
ReportageBoeken

Waarom boeken van Italiaanse schrijvers niet meer aan te slepen zijn: ‘Ze hebben publicitair hun zaakjes goed voor elkaar’

Koen van Gulik, uitgever bij Wereldbibliotheek: ‘Lange tijd was de Italiaanse literatuur een vergeten tuin der lusten, waaruit wij naar hartenlust konden plukken. Dat wordt nu beloond.’ Beeld Pieter Van Eenoge

De Italiaanse literatuur floreert als nooit tevoren. We worden vergast op een ongezien aantal vertalingen van zowel nieuwe en gevestigde namen als klassiekers. Hoe valt die bijna magnetische aantrekkingskracht te verklaren?

Ooit, in de verre jaren tachtig, zaten we allemaal met onze snufferd in de middeleeuwen, dankzij De naam van de roos van Umberto Eco. De bevlogen semioticus-hoogleraar zorgde voor een vliegwieleffect voor de Italiaanse cultuur en letteren, en liet ons onder meer Claudio Magris ontdekken. Later gingen we overstag voor Sandro Veronesi, Alessandro Baricco, Niccolò Amanniti (een van de ‘jonge kannibalen’) en Paolo Giordano (De eenzaamheid van de priemgetallen). Tegenwoordig duiken we in de Elena Ferrante-cyclus, Paolo Cognetti (De acht bergen) of Silvia Avallone, terwijl een nieuwe lichting met Claudia Durastanti en Roberto Camurri staat te dringen. De Italiaanse letteren hebben zich behaaglijk in ons leesgedrag genesteld. Geen enkele respectabele uitgever kan het zich permitteren niet op zoek te gaan naar zijn eigen Italiaanse wit konijn.

“Zeker als de zomer begint te naderen, zien we de belangstelling voor Italiaanse literatuur crescendo gaan”, stelt Arno Van Vlierberghe, boekhandelaar bij het Gentse Paard van Troje, vast. “Van iemand als Paolo Cognetti, De acht bergen, verkopen wij sinds 2017 jaarlijks nog honderden exemplaren. Mensen willen wegdromen, zoeken broeierigheid of een Call Me By Your Name-sfeertje. Toch oogt de Italiaanse literatuur heel divers. Er gaapt een hemelsbreed verschil tussen bijvoorbeeld het slaperige post-industriële Noord-Italië van Roberto Camurri (De menselijke maat en De naam van de moeder), het Napels van Elena Ferrante of de populaire, herontdekte Elsa Morante en Het eiland van Arturo.” 

Johan Vandenbroucke van de Mechelse boekhandel De Zondvloed merkt ook dat De acht bergen blijft aanslaan. “En dat heeft vooral effect op andere berg- en natuurliteratuur, met bijvoorbeeld het pessimistischer Sneeuw, hond, voet van Claudio Morandini bij Koppernik.” Eenzaamheid en die voorliefde voor terugkeer naar de natuur, dat is ook nog een literaire corona-nawee, denkt Vandenbroucke.

LA DOLCE VITA

Op zoek naar verklaringen voor de literaire Azzurri-hausse, klop ik aan bij UGent-emeritus hoogleraar Italiaanse letterkunde Sabine Verhulst, die de hedendaagse Italianen op de voet volgt. “De zwierige, esthetische aantrekkingskracht van Italië mag je niet onderschatten: de beeldvorming in magazines, de lokroep van zon en Mediterannée, het samenspel tussen mode en design, dat maakt Italië ook aantrekkelijk als literatuurland. 

'De acht bergen' van Paolo Cognetti blijft maar verkopen.Beeld Joris Casaer

“Bovendien heeft Italië zo’n rijke culturele traditie. Kijk maar naar wat het Dantejaar vorig jaar losmaakte. En dan is er de geografische en fysieke bekoring: elke regio heeft wat te bieden, ‘het ansichtkaartgevoel’. Via de literatuur kun je reizen in je geest. Bovendien associëren we Italië ook nog altijd met La dolce vita, terwijl die film met Marcello Mastroianni en Anita Ekberg (1960) in wezen vrij pessimistisch was. (lacht). Er speelt in die huidige Italiëcultus zeker een aspect ‘gereconstrueerde retro’ mee, hoor.”

Ook Ronald de Rooij, hoogleraar Italiaanse studies aan de Universiteit van Amsterdam, wees er in Trouw onlangs op hoe ook de landschappen in de romans bijdragen tot hun succes. “De Italianen spreken zelf over campanilismo, de wijze waarop je als mens verweven bent met de streek waar je geboren bent.” 

Er is het berglandschap van de Alpen in De acht bergen van Cognetti, het volkse Napels bij Ferrante, het multiculturele Triëst van Magris. “Een auteur als Paolo Cognetti kwam kennelijk op het juiste moment: de sfeer zit goed, zijn boeken stralen rust uit en de ecologische betrokkenheid speelt mee”, vult Sabine Verhulst aan.

Maar ook de Italiaanse uitgeverswereld en auteurs zelf zijn gebrand op internationale armslag, vervolgt zij. “Ze mikken veel openlijker dan vroeger op mondiaal succes. Je ziet dat bij Alessandro Baricco en Sandro Veronesi, die publicitair hun zaakjes goed voor mekaar hebben. Bij bepaalde boeken is vooraf al een verfilming ingecalculeerd. Soms schuilt er een enorme marketingmachine achter, plus een sterke vertaalsubsidiepolitiek.” 

Verhulst geeft het voorbeeld van Antonio Scurati en zijn Mussolini-trilogie M, opgevat als documentaire roman. “Scurati vond een nieuwe vorm om de biografie van Mussolini te brengen, maar tegelijk zijn die boeken erg breedsprakig. Hetzelfde geldt voor het gehypete Stad van de levenden van Nicola Lagioia, waarin een bloedstollend fait divers uit de onderwereld van Rome wordt uitgebeend. Maar wie leest dat helemaal uit, vraag ik me af? Italië zit opgezadeld met een gigantische fascinatie voor het kwade, voor de maffia en de criminele organisaties. Daar merk je de invloed van Roberto Saviano en zijn Gomorra en het vervagen van de grenzen tussen roman en reportage.”

AMERIKAANSE OMWEG

Wat de Nederlandstalige lezer niet in de gaten heeft, is dat het succes van vertaalde titels vaak via een Amerikaanse omweg tot bij ons komt, ook al verschijnen er in Amerika amper vertalingen. Koen van Gulik, sinds 1998 uitgever bij Wereldbibliotheek, kan ervan meespreken. “Ferrante geven wij al een hele poos uit, vanaf 2003. En dat veroorzaakte in eerste instantie weinig rimpelingen. Er was een hype in 2014 in de VS voor nodig, voor het hier begon te rollen.” Het mysterie rond Ferrante’s identiteit zwengelde de belangstelling mee aan, terwijl Veronesi De geniale vriendin dan ooit weer wegzette als ‘keukenmeidenroman’.

Van Gulik: “Momenteel hebben we 500.000 exemplaren verkocht van de Ferrante-cyclus, waarvan twee vijfde in Vlaanderen, dat naar mijn stellige indruk veel vatbaarder dan Nederland is voor serieuze literatuur. Ik heb me altijd verzet tegen het Anglo-Amerikaanse cultuurimperialisme, met onze uitgeverij die zich toelegt op Latijns-Amerikaanse, Spaanse, Italiaanse of Oost-Europese vertalingen, los van de schommelingen van de tijdgeest. Het is toch absurd dat bijna 70% van het literaire aanbod in onze boekhandels uit het Engels vertaalde titels zijn? Oorspronkelijk Nederlandstalig is goed voor 20%. Dan blijft 10% over voor alle andere talen op de wereld. 

“En in die 10% werken wij. Liever in de luwte voor veel minder poet, met een uitstekende, eigen scout die ons leesverslagen en titels aanbeveelt. Wij volgen altijd onze eigen neus, met auteurs als Alberto Moravia, Roberto Calasso, Franco Ferrari, Susanna Tamaro of Margaret Mazzantini. Lange tijd was de Italiaanse literatuur een wat vergeten tuin der lusten, waarin wij naar hartenlust konden plukken. Je ziet dat dit nu beloond wordt, met een herontdekte auteur als Gianfranco Calligarich en zijn De laatste zomer in de stad. Al gebeurt het weleens dat andere uitgevers ze ons vervolgens afsnoepen en herlanceren.”

Scène uit de tv-reeks 'My Brilliant Friend', naar de Napolitaanse romans van Elena Ferrante.Beeld © VRT

Of verfilmingen en Netflix - of HBO-series ook hun duit in het zakje doen? Zo loopt er op Netflix momenteel de verfilming van het goed onthaalde Trouw van Marco Missiroli (Fedèlta), maar er is ook de op Ferrante gebaseerde reeks My Brilliant Friend op Canvas en de film The Lost Daughter  van Maggie Gyllenhaal. Van Gulik: “Je moet het effect daarvan niet overschatten. De Ferrante-lezers kijken wel naar de serie natuurlijk, maar wie voor het eerst geconfronteerd werd met My Brilliant Friend, loopt daarom niet zomaar naar de boekhandel. Dat is een totaal ander publiek.”

“Toch is het opmerkelijk hoezeer de beeldcultuur zijn stempel drukt op de Italiaanse literatuur”, vult professor Verhulst aan. “Je ziet dat weerspiegeld in plotwendingen en de soms wat doorzichtige psychologie van de personages. Je hebt ook ontzettend veel literatuur over nieuw samengestelde gezinnen, verbrokkelde familierelaties, zoals bij Silvia Avallone, of coming-of-ageboeken.”

Van Gulik: “Zeker is dat de mainstream Italiaanse literatuur vaak van een bedenkelijk provinciaal niveau is, met heel veel jongeren die in een stadje in Lazio of op Sicilië uit verveling en gebrek aan toekomst hun heil zoeken in seks, drugs en misdaad en zo de weg naar volwassenheid inslaan. Altijd maar weer.”

“Toch heeft Italië gelukkig nog wel een groepje ‘veellezers’, zegt Verhulst. “Meer dan bij ons heeft Italië prachtige en goed gesorteerde boekhandels. Je moet maar eens binnenlopen bij het vijf verdiepingen tellende Hoepli in Milaan. Daar kom je tureluurs buiten.”

VEEL KLASSIEKERS

Velen zijn trouwens in hun nopjes met het werk dat de vertalers van al die Italiaanse boeken leveren. “Er worden de laatste tijd ook nog eens opvallend veel klassiekers uitgebracht”, besluit Emilia Menkveld, die zelf vertaalster Italiaans is en voor de Volkskrant over Italiaanse literatuur schrijft. “Het is prachtig dat namen als Dolores Prato, Elsa Morante, Curzio Malaparte en Luigi Pirandello weer boven komen drijven.”

Verhulst wijst ook nog op de herontdekking van Fleur Jaeggy, uit het Zwitsers-Italiaanse taalgebied, met De gelukzalige jaren van tucht. “Dat deze gelaagde werken weer een nieuwe, hedendaagse vertaling krijgen, is een knap neveneffect.”

ZET JE SCHRAP VOOR MEER

Vooral Wereldbibliotheek, Cossee en Koppernik blijven gezwind Italiaanse vertalingen op ons afvuren. Met veel verwachtingen omgeven is het zojuist verschenen Mauro Corona, Als een steen in de stroom, waarvan in Italië drie miljoen exemplaren zijn verkocht. Hij wordt als de voorloper van Paolo Cognetti beschouwd, die hem openlijk bewondert. Uitgeverij Oevers komt met Liefdessprookje van Antonio Moresco, over een verfomfaaide, oude man die plots de aandacht opwekt van een lieflijk meisje. Bij Cossee verschijnt deze maand Antonia’s dochter van Giulia Caminito, dat zich afspeelt in de Romeinse buitengebieden. Van woelwater Curzio Malaparte (1898-1957) verscheen bij Koppernik zonet De Wolga ontspringt in Europa (1943), zijn weer akelig actuele kronieken over de gruwel van WO II aan het Russische front in Oekraïne.

Wereldbibliotheek kondigt voor de zomer een tweede heruitgave aan van Elsa Morante, Leugens en tovenarij (juni), en een tweede roman van de grote herontdekking Gianfranco Calligarich (In de omhelzing van de rivier) én lanceert nu ook de Siciliaanse Giovanna Giordano (De geur van de vrijheid). Van Elena Ferrante verschijnen veertien essays: In de marge. Nog een klapper is Claudio Magris met Zuiderkruis, begin mei: ‘een denkbeeldig reisverslag in het kielzog van drie fascinerende personen naar het uiterste zuiden van de aardbol’.