Direct naar artikelinhoud
InterviewWim Lybaert

Moestuinieren voor beginners met Wim Lybaert: ‘Zet je plantjes niet te dicht bij elkaar’

Moestuinieren voor beginners met Wim Lybaert: ‘Zet je plantjes niet te dicht bij elkaar’
Beeld Rebecca Fertinel

Het moestuinseizoen is geopend, en dus heeft Wim Lybaert drukke maanden voor de boeg. Gelukkig heeft ’s lands bekendste moestuinier tussen het zaaien, planten en oogsten door nog tijd om al wie zonder groene vingers is geboren wegwijs te maken in de tuin. Hoe maak je van je moestuin een succes? En hoe hou je het een beetje ecologisch?

Begin met Wim Lybaert over zijn moestuin te praten en er is geen houden meer aan. Op zijn Instagram-­pagina deelde hij al een foto van de eerste oogst van het jaar: snijsla, mosterdblad, jonge spinazie en wat kruiden. Het moge duidelijk zijn: het moestuinseizoen is geopend. Om het voor zowel ervaren als beginnende moestuiniers wat makkelijker te maken, publiceerde Lybaert net zijn nieuwe boek In de moestuin. Daarin heeft hij het niet alleen over hoe je aardappelen en radijzen kweekt, maar ook over de mentale geneugten van met je handen door de aarde te wroeten. En wat leven in de buitenlucht voor je gemoed kan betekenen.

“Sommige mensen gaan lopen om hun hoofd leeg te maken, op mij heeft werken in de moestuin hetzelfde effect”, vertelt Lybaert, die toegeeft tien minuten later op onze afspraak te verschijnen omdat hij zijn plantjes nog snel water moest geven. “Moestuinieren verplicht je om op het ritme van de natuur te leven. Dat ritme is ons compleet vreemd. De moderne mens zit niet in de natuur: we leven op kantoor, zitten binnen, hebben verwarming en airconditioning. In de moestuin voel je die verbondenheid met de natuur wél. Het is een soort oergevoel dat bovenkomt, zelfs als je er maar een kwartiertje per dag mee bezig bent.”

“Het wonderlijke aan de moestuin is dat je elk jaar opnieuw van nul kan beginnen. Dat komt niet zoveel voor in het leven. Je leert ook tegenslagen beter incasseren. Als je twee maanden je tomaten hebt verzorgd, en je verliest ze allemaal in een week tijd omdat er een schimmel op je plant zit… dat is niet mals. De eerste keer dat ik dat ­meemaakte, heb ik staan blèten. Maar het volgende jaar krijg je een nieuwe kans. Iedere groente is bovendien op zijn best als je hem oogst. Dat merk ik altijd weer als het moestuinseizoen van start gaat: een radijs of wortel uit je eigen tuin smaakt zoveel intenser.”

Kan iedereen de moestuinmicrobe te pakken krijgen, of is het voor sommigen echt niet weggelegd?

“Ik ben ervan overtuigd dat iedereen het kan leren, en dat iedereen er ook van kan leren genieten. Voor alle duidelijkheid: in mijn ogen ben je een moestuinier zodra je iets kweekt dat eetbaar is. Als je een basilicumplantje koopt in de Delhaize, en je zet het in een pot op je terras, ben je voor mij evengoed een moestuinier.

“Als ik lezingen geef, vergelijk ik een moestuin soms met een hond of een kat: die moet je ook eten en drinken geven. Bij planten is het net hetzelfde. Een plant gaat groeien als hij drie dingen heeft: zonlicht, water en voeding. Eigenlijk is groenten kweken dus helemaal niet zo moeilijk.

“Natuurlijk heb je wel wat discipline nodig om je moestuinproject te doen slagen. Als je plantjes in je tuin zet om pas vier weken later te kijken hoe het met ze gesteld is, dan is de kans groot dat je ze niet meer terugvindt. Je moet er elke dag wel een beetje mee bezig zijn. Dat hoeft geen last te zijn. Ik zeg altijd dat het beter is om vijf minuten per dag in je groentetuin bezig te zijn, dan een uur in het weekend.”

‘Het wonderlijke aan de moestuin is dat je elk jaar opnieuw van nul kan beginnen. Dat komt niet zoveel voor in het leven’Beeld Rebecca Fertinel

Beter niet te groot beginnen is dus de boodschap?

“Absoluut. Het is mooi om in de lente vol enthousiasme aan je moestuin te beginnen, maar je moet het ook volhouden tot het einde van de zomer. Daarom: begin liever klein. Ik las onlangs in een artikel dat je 200 euro per jaar kan uitsparen met één vierkantemeterbak vol groenten. Ik geloof dat meteen, maar wat er niet in dat artikel stond, en waar het altijd op neerkomt, is dat je elke dag of om de dag wel even met je moestuin bezig moet zijn.”

Welke bedenkingen moet iemand zich maken alvorens eraan te beginnen?

“De eerste vraag die je jezelf moet stellen, is waar je je moestuin gaat inrichten. Doe dat het liefst op een zonnige plek. De meeste groentjes hebben toch zeker zeven à acht uur zonlicht per dag nodig. Bedenk op voorhand ook hoeveel tijd je in je moestuin wilt steken. Wil je gewoon eens experimenten, begin dan met een bak van een vierkante meter of met wat potten op je terras. Let er wel op dat je pot groot genoeg is, zodat er toch zeker tien of vijftien liter potgrond in kan. Met vijf potten kom je al ver: plant in één pot een courgetteplant, in een andere wat rucola, dan nog een tomaat- en een paprikaplant, en in een laatste pot wat wortelen, en je hebt een hele zomer lang verse slaatjes.”

Wat zijn goede groenten om een echte moestuin mee te beginnen?

“Hoe sneller je plant groeit, hoe makkelijker ze te onderhouden is. Logisch: dan is de kans kleiner dat ze een ziekte oploopt of dat vogels ermee aan de haal gaan. Alle bladgroenten zijn makkelijk, zoals snijsla, rucola en mosterdblad. Ook radijsjes of wortelen zijn allemaal makkelijke groenten. En zelfs aardappelen zijn doodeenvoudig. Groenten die langer groeien, zoals tomaten, paprika of komkommer, zijn een grotere uitdaging. Al die planten hebben veel water, mest en zonlicht nodig om goed te gedijen. Daar moet je dus wat meer zorg in stoppen.”

Welke fouten zie je beginnende moestuiniers maken?

“Heel wat mensen hebben de neiging om hun plantjes te dicht bij elkaar te zetten. Als je kleine slaplantjes koopt, dan zijn die vijf centimeter hoog. Maar je moet ze wel nog steeds dertig centimeter uit elkaar zetten, omdat je slakrop zoveel plek nodig zal hebben als hij volgroeid is. Soms zie ik het ook mislopen bij planten die niet genoeg zonlicht krijgen. Je planten voor het raam zetten is niet hetzelfde als ze buiten zetten. Je plantjes zullen dan wel beginnen te groeien, maar op een bepaald moment buigen ze naar het raam toe. Dan krijg je van die slappe planten, en dat krijg je niet meer gecorrigeerd. Zet je planten dus zoveel mogelijk buiten.”

Wat met mensen die enkel een balkon of een terras hebben? Moeten zij de zaken anders aanpakken?

“Op een terras is het vaak wat warmer dan op het platteland. Als het een week prachtig weer is geweest, gaat je plant veel sneller uitdrogen, en dus moet je meer water geven. Het volstaat niet om te zeggen: het heeft eens goed geregend, dus we kunnen een week voort. Uit zo’n plensbui haalt je plant maar maximaal een dag of twee profijt. Voel dus regelmatig eens aan de grond: die moet altijd een beetje aan je vingers blijven plakken, dan is hij vochtig genoeg. Als je op je balkon een moestuin begint, vergeet dan ook geen schaaltjes te kopen om onder je potten te zetten, en zorg dat er altijd een beetje water in die schaaltjes zit. Je plant kan dat water dan zelf gaan opzuigen.”

In uw boek moedigt u mensen ook aan om onkruid een plek te geven in hun moestuin. 

“Veel mensen vinden onkruid een gigantisch probleem, maar het wordt pas een probleem als het tussen je groenten groeit en hun zonlicht blokkeert. Tussen mijn vaste bloemen ben ik nu een bloemenweide aan het inzaaien met bloemen die mensen makkelijk als onkruid zien, zoals akkerbloemen en klaproos. Ook komkommerkruid groeit in mijn tuin. Als je dat één keer gezaaid hebt, blijft het je hele leven lang op verschillende plekken in je tuin uitkomen. In fancy bars verwerken ze de mooie paarse bloemen zelfs in cocktails. Al die zogenaamde onkruidsoorten zien er prachtig uit, en zitten vol hommels en bijen. Waarom zou ik ze uittrekken? Alleen wanneer ze tussen mijn sla groeien, doe ik dat.”

Wat is het nut van bloemen in de moestuin?

“Het geeft een beetje tegengewicht aan de discipline die je nodig hebt voor het onderhoud van je groenten. Zodra je die bloemen gezaaid hebt, hoef je er niet al te veel meer mee bezig te zijn. Daar heb je gewoon plezier van. Een derde van mijn moestuin staat nu bewust vol bloemen en onkruid. Vroeger was ik niet zo: toen zou ik elke vierkante centimeter vol groenten hebben gezet. Maar ik had altijd te veel eten, en ik begon mensen lastig te vallen met mijn overschot.” (lacht)

U raadt ook aan om te composteren. Waarom is dat zo belangrijk?

“Ik raad dat niet aan aan mensen die gewoon eens willen experimenteren met het moestuinieren. Maar als je het gevoel hebt dat je veel in je moestuin zal bezig zijn, dan kan je van de composthoop echt de motor van je tuin maken. Eigenlijk gebeurt er tijdens het composteren hetzelfde als wanneer er bladeren van de bomen vallen en vergaan, maar op een composthoop gaat het vijf keer zo snel. Het eindresultaat is compost, het zwarte goud van je tuin. Potgrond kost bovendien redelijk veel geld. Als je dus wat geld wilt besparen, kan je de helft van je potgrond mengen met evenveel compost.”

‘Groenten kweek je omdat ze gezond zijn. Gebruik dan ook geen chemische brol zoals pesticiden, herbiciden of fungiciden’Beeld Rebecca Fertinel

Hoe houden we het allemaal een beetje ecologisch in de tuin?

“Als je van plan bent om zelf groenten te kweken, kan je bijna niet anders dan dat op een ecologische manier te doen, vind ik. Dat wil zeggen: zonder herbiciden, pesticiden of fungiciden. Je kweekt je eigen groenten uiteindelijk toch omdat ze goed zijn voor je gezondheid. Wel, gebruik dan ook geen chemische brol tijdens het tuinieren.

“Met pesticiden los je het probleem op wanneer het zich al gesteld heeft. Een ecologische moestuinier werkt veel meer volgens een preventieve aanpak. Voor elke groente houdt dat een andere werkwijze in. In plaats van te spuiten tegen de koolvlieg, moet je ervoor zorgen dat de koolvlieg niet aan je kolen kan door er een insectengaas over te spannen. Tomaten en aardappelen zijn dan weer gevoelig voor schimmels. Om die te voorkomen, wil je vocht bestrijden door je planten wat verder uit elkaar te zetten. Zo kan de wind er beter door waaien en drogen je planten sneller op.

“Slakken zijn nog zo’n probleem waar heel wat ­mensen mee worstelen. Laat eens een hoop vuiligheid en bladeren in een hoekje van je tuin liggen waar een egel in kan leven. Die doet de hele nacht niks anders dan slakken eten. En als ik in mijn tuin een lieveheersbeestje zie, pak ik het op om het op een plant met bladluizen te zetten. Lieveheersbeestjes leggen hun eieren daar, en die larven doen niets anders dan bladluizen eten. Een biologische moestuinier kijkt met een veel breder vizier naar de natuur, terwijl je met chemische producten met een kanon op een mug schiet.”

Het klinkt alsof u heel erg bezig bent met uw tuin zo biodivers mogelijk in te richten.

“Absoluut. Als je in een bos gaat wandelen, groeit en bloeit alles vanzelf. Alles is er in evenwicht, en het is de natuur die dat evenwicht zélf maakt. Eigenlijk is het dus een kwestie van in je moestuin datzelfde natuurlijke evenwicht te creëren. Ik heb bijvoorbeeld een bijenhotel in mijn tuin hangen, want zonder bijen heb ik geen aardbeien of appels. Je kan ook een stuk week hout laten liggen in de tuin, dat als een geweldige voedingsbodem voor insecten en schimmels kan dienen. Dat is al een wereld van verschil met een monocultuur waarin alleen maar tomaten, aardbeien en sla in je moestuin groeien.”

Is het belangrijk om zoveel mogelijk voor inheemse planten te kiezen?

“Daar ben ik niet zo fanatiek mee bezig. Laten we wel ­wezen: wat er in een moestuin groeit, daar is niet veel inheems aan. Mais, tomaten, peper, paprika’s en komkommer… Dat zijn allemaal geen inheemse planten. Mochten we enkel inheemse groenten eten, dan zou er niet veel op ons bord liggen. De meeste koolsoorten zijn wel inheems en groeien bij ons natuurlijk zeer goed. Maar alle niet-inheemse planten uit je moestuin bannen? Dat kan je niet volhouden. Ik vind de fixatie daarop soms wat overdreven.”

Welk gereedschap moeten we in huis halen voor we aan onze moestuin beginnen?

“Een goede gieter is heel belangrijk. En als je klein ­begint, koop dan ook al je gereedschap in het klein. Met een handschopje en een handharkje kom je al ver. Een schop of een spade heb je dan weer niet nodig. Spitten doen we niet meer: dat is het heel slecht voor je grond. De bovenste twintig centimeter van je grond is de vruchtbare laag, en die steek je tijdens het spitten net onderaan, waar die vrucht­bare laag afsterft. En dan vragen mensen zich af waarom hun groenten niet goed groeien. De reden waarom we vroeger allemaal hebben leren spitten, is omdat er in omgespitte grond minder onkruid groeit. Ah, natuurlijk, je haalt morsdode aarde naar boven, daar groeit inderdaad geen onkruid in. Wat je wel moet kopen, is een spitwroeter. Dat is een soort klauw met drie pinnen waarmee je de grond wat kan losmaken. Ook met een woelvork kan je wat lucht in de aarde brengen.”

Slotvraag: volgende week begint Maai Mei Niet weer. Gaat zo’n actie waarbij we één maand ons gras niet maaien ver genoeg?

“Om het in moestuintermen te zeggen: je plant zaadjes bij de mensen, hè. Maai Mei Niet gaat inderdaad maar over één maand, maar het is wel een groot succes, misschien net omdat het zo behapbaar is. Duizenden gezinnen doen eraan mee en ook steden en gemeenten dragen hun steentje bij.”

3 tips voor moestuindummies

“Begin klein. Je moet je moestuin de hele lente en zomer onderhouden, dus maak het jezelf niet te moeilijk. Zaai ook niet te veel groenten: dat leidt alleen maar tot overschotten.”

“Koop plantjes in plaats van zaden. De drie à vier weken na het zaaien zijn de meest delicate periode. Je jonge planten zijn baby’tjes en hebben veel verzorging nodig. Zodra je plantjes vijf of zes centimeter groot zijn, groeien ze vanzelf.”

“Leg wat gemaaid gras of stro tussen je groenten. Dat gaat de verdamping van het water uit de bodem tegen, waardoor je je moestuin tot twee derde minder water moet geven.”

In de moestuin is uitgegeven bij Manteau, 463 p’s, 40 euro