Direct naar artikelinhoud
InterviewPaul De Grande

‘Soms sla ik zo’n geweldige slag dat ik vrees dat de kijkers zullen denken dat het geënsceneerd is’

‘Soms sla ik zo’n geweldige slag dat ik vrees dat de kijkers zullen denken dat het geënsceneerd is’
Beeld Geert Van de Velde

Waar men gaat langs Vlaamse wegen, komt men Paul De Grande (73) tegen. En overal waar ik hem vergezel – op de markt, in de stad, in een dorp, in het restaurant – wordt de speurende antiquair herkend en met ontzag bejegend. Na het succes van Stukken van mensen en Schatten van mensen is hij nu de spilfiguur van Het beste bod, waarin hij wekelijks antiekmarkten afschuimt op zoek naar die éne koop van de eeuw.

Zoals het een alerte handelaar betaamt, mist Paul De Grande geen enkele opportuniteit en ziet hij in elke medemens een potentiële klant. Hij belt me tijdens een concert van The Rolling Stones. Ik sms: ‘Mick Jagger vraagt of het even kan wachten.’ Antwoord van De Grande: ‘Mick kan toch mee met ons?’

De volgende dag rijden we naar een piepklein dorpje. “Jezus Christus”, mompel ik: het huis waar we moeten zijn is tot aan de nok volgestouwd met heiligenbeelden. De eigenaar meldt dat hij er ‘misschien wel enkele’ aan Paul wil verkopen. Zelfs aan het voeteneind van het echtelijke bed staan acht heiligen in slagorde opgesteld. “Kom mee naar mijn kerk”, glundert de man. Die ‘kerk’ blijkt een enorme schuur waar naast drie échte ezels ook honderden ezels uit was, plaaster, porselein en hout naast evenveel kribbes staan opgesteld, te midden van nog meer heiligenbeelden – duizenden! Zijn moegetergde echtgenote – je zult maar de vrouw van een obsessieve verzamelaar wezen – wil er duidelijk van af, maar uiteindelijk wordt slechts onderhandeld over één beeld. De echtgenote is onder de indruk van Paul De Grande. Ze raakt de charismatische antiquair stiekem aan, voorzichtig en eerbiedig, alsof hij zo niet een heilige, dan toch een heiligenbeeld is.

Hoe is het om op 73-jarige leeftijd plots wereldberoemd in Vlaanderen te worden?

Paul De Grande: “(blaast) Dat is vooral ráár. Onlangs wilde iemand voor 16.000 euro een bronzen beeld kopen, ‘én een sigaar’. Want men ziet mij in Schatten van mensen en Het beste bod een sigaar roken en wil die als souvenir.”

Verkoop ze niet te snel: een sigaarstompje van Winston Churchill verwisselde onlangs van eigenaar voor 11.000 euro.

“De gekste zaken worden tegenwoordig tot verzamelobject gebombardeerd: een visitekaartje van Charlie Chaplin, of een T-shirt van die voetballer, David Beckham – met alsjeblieft een officieel certificaat erbij, want zo belangrijk is dat blijkbaar. Of een gesigneerde foto van Che Guevara, Mao en Fidel Castro samen, dat was wel iets unieks! Verkocht aan rijke mensen uit Knokke.”

Wat wilde u eigenlijk worden als kind? Kasteelheer? Leonardo da Vinci?

“Toen ik 13 of 14 was, wist ik het zeker: antiquair! Ik schuimde toen al rommelmarkten af, op zoek naar schatten. Dat stelde niet veel voor, een 19de-eeuwse koffiemolen hier, een Delfts bord daar. Ook zaken die je nu niet meer aan de straatstenen kwijtraakt, zoals koper, tin, vazen… Maar: ik was begonnen! Heel wat mensen vergeten te beginnen. De school was niets voor mij, dat besefte ik al snel. Ik was niet dom, maar ik verzamelde buizen.”

Miljonairs en supersterren die slechte studenten waren zijn niet goed voor de opvoeding. Dan zegt je kind: ‘Waarom zou ik nog studeren?’

“Dat begrijp ik. Maar er is ook nog zoiets als een natuurtalent, een roeping, een circuit náást de school. En ik ben een uitzondering, hè: de meeste studenten die buizen verzamelen, slagen later níét in het leven.”

Wat was, in uw jonge jaren, een beginnersfout die u nu niet meer zou maken?

“Ik dacht op te kleine schaal, ik legde de lat te laag. Ik reed naar Engeland met 20.000 frank op zak en keek dus enkel naar kleine objecten die ik me kon veroorloven en die in mijn auto pasten. Ik had toen meteen grotere, duurdere, zeldzamere objecten moeten buitmaken, ook al pasten ze níét in mijn auto en niet in mijn portemonneetje.

“Ik ben de oudere handelaars van toen dankbaar dat ze sympathie hadden voor het jonge ondernemende gastje dat ik was. Ze gaven me uitleg, elk bezoek aan zo’n handelaar was een gratis masterclass. Mijn eerste grote stuk was een Hollandse vitrinekast in marqueterie (houten inlegwerk, red.). In 1972 kostte die 100.000 frank, een fortuin! Maar het meubel raakte verkocht. Toen dacht ik: ik word rijk! En tonnen werk en afzien en vallen en opstaan en doorzetten later gebeurde dat ook. Toen zette de koorts in. Er zijn jaren geweest dat ik mijn telefoon moest afsluiten omdat antiquairs me zelfs ’s nachts opbelden om als eerste te horen welke stukken ik in het buitenland op de kop had getikt.”

Ik zou zélf in het buitenland op zoek gaan, in plaats van uw winst te moeten betalen.

“Niet iedereen heeft die ondernemende en ongenereuze reflex. (grinnikt) Ik kon dat doen omdat ik Engeland op m’n duimpje kende, van Brighton tot Aberdeen, en ook in andere landen kende ik de juiste adresjes, de juiste contacten. Daar kruipt tijd in, dat is zoals een oude eik die eeuwenlang wortels aanmaakt.

“Alweer: kennis is macht. Je moet weten dat Europees antiek in Brazilië duurder zal zijn dan exact hetzelfde stuk in Argentinië of Uruguay. Je moet weten waar historisch de hogere sociale klasse huisde, die zich topstukken kon permitteren. In een tapijtenwinkel in São Paulo vond ik een vroeg-18de-eeuwse fontein die ik meteen kon doorverkopen aan een Brit. En bij een brocanteur stond een hele rij Louis Philippe-secretaires, waaronder één topstuk. Voor dezelfde prijs als de andere!”

Onlangs werd in de overgroeide tuin van een arbeiderswoning in Londen een beeld van Canova ontdekt.

“Ik weet van een veilingmeester in Wales die kon gaan rentenieren omdat hij één peperdure Chinese vaas had gevonden.

“In een schuur in Schotland trof ik een zeer zeldzaam laat-gotisch meubel uit Westfalen aan. Een museumstuk, ik zag het meteen. Het was on hold, iemand had er een optie op. Dan kun je enkel wachten en hopen dat die ander afhaakt. Acht maand later kreeg ik een telefoontje: ik kon het kopen. Dat is voor mij het lastigste: wachten, zonder enige controle over de uitkomst.”

Is onderhandelen en afbieden een soort psychologische oorlogsvoering?

“Je moet de ander correct inschatten: is het een bluffer, een koppigaard, een sluwe vos? Ik kan dat na al die jaren goed. Sommige mensen voeren een heel theaterstuk op: ‘Bwah, eigenlijk willen we niet verkopen.’ Ze bieden iets te koop aan, maar willen tegelijk de indruk wekken dat het niet weg hoeft. Natuurlijk wel, anders hadden ze me niet gebeld! Plaatsgebrek, echtscheidingen en geldnood zijn de meest voorkomende redenen waarom iemand afstand doet van een object. Het is veel beter dat mensen toegeven dat ze het geld nodig hebben. Dan doe ik mijn best en krijgen ze een eerlijke prijs.”

‘Soms sla ik zo’n geweldige slag dat ik vrees dat de kijkers zullen denken dat het geënsceneerd is’
Beeld Geert Van de Velde

Gentleman-pitbull

Welke karaktertrek is voor de meeste mensen een nadeel, maar voor u een voordeel?

“Vasthoudendheid is een must: je moet sympathiek en galant zijn, maar ook onverzettelijk – een gentleman-pitbull. En gulzigheid is goed, want dat vertaalt zich in op grote schaal inkopen en verkopen. Maar kwantiteit is iets anders dan kwaliteit: je peil mag niet dalen en je reputatie moet vlekkeloos blijven. Je moet wel tactvol zijn. Sommige handelaars proberen de prijs naar beneden te krijgen door het begeerde object af te breken. Dat doe ik nooit. Ik zeg: ‘Ik vind dat ook heel mooi, hoor…’”

…maar helaas is het op dit moment niets waard.

“Bijvoorbeeld. (grinnikt) Dat is vaak ook de waarheid. Wij, antiquairs, leven van prijsschommelingen.”

De modus operandi van de antiekhandelaar is simpel. Voor alle handelaars uit Schatten van mensen geldt: ze kopen iets voor een zo laag mogelijke prijs, en verkopen het door voor een zo hoog mogelijke prijs.

“Dat geldt voor álle handel, hè. En soms gebeurt het tegengestelde. Ik heb ooit 5.000 euro geboden voor een secretaire en de hele familie stond er verbijsterd bij, ze konden niet geloven dat ik er zó veel voor wilde neertellen. Maar het was een mooi stuk, ingelegd met nakker (nacre, parelmoer, red.), en ik kon er een mooie winst op maken. Dat dácht ik toch, maar anderhalf jaar later had ik er nog geen koper voor gevonden. Antiek is helaas geen exacte wetenschap, en ik ben niet helderziend, noch alwetend.”

Worden antiekmarkten niet kunstmatig gehypet? Neem L’Isle-sur-la-Sorgue of Tongeren: kom daar na zes uur ’s ochtends en de handelaars zijn al gepasseerd, en de lokale antiquairs prijzen alles te hoog omdat het dorp zo bekend is.

“Het is handig dat je honderd handelaars vindt in één dorp, dat bespaart tijd. En een handelaar kan een andere prijs bedingen dan een gewone burger. Mijn voordeel is dat mijn knop altijd áán staat. Ik had ooit op de laatste dag van een markt lekker geluncht en iedereen zei: ‘Je komt te laat, er is enkel nog rommel voor mensen die niet beter weten.’ Toch vond ik een obelisk waarvan niemand de waarde had gezien: het tienvoudige van wat de verkoper er voor vroeg.

“Je moet nuchter blijven. Je mag niet met een decoratieoog rondlopen, je moet koel inschatten: is dit 16de-eeuws of niet? Indien wel, dan is het een koopje, indien niet, dan is het namaak van latere datum en zo goed als waardeloos. Ik kan niet delegeren, niemand kan mijn ogen zijn. Soms sla ik zo’n geweldige slag dat ik vrees dat de kijkers zullen denken dat het geënsceneerd is, dat het productieteam van de televisiezender dat object daar voor mij heeft gezet.”

Programma’s zoals Het beste bod voeden de kijker ook op. Ik vermoed dat antiekhandelaars heimwee hebben naar de tijd toen zij als enigen wisten wat iets waard is. Uw conculega Bie Baert verzuchtte eens in Stukken van mensen: ‘Helaas kent de verkoper de gangbare prijs.’

“Het internet heeft veel veranderd. Ik heb vroeger vaak een goede zaak kunnen doen omdat de verkoper niet besefte wat hij verkocht. In de VS kocht ik een middeleeuws retabel dat in Gent was vervaardigd – dan krijg ik een orgasme als ik het koop, en een tweede als ik het verhaal erbij hoor. Maar ik wil uw lezers ook inprenten: als op het internet wordt vermeld dat iets 1.000 euro waard is, betekent dat nog niet dat je het ook voor die prijs kunt verkopen. En dat één lamp van een bepaald merk of uit een bepaalde periode op een veiling 5.000 euro heeft gehaald, garandeert niet dat je nog een tweede lamp voor die prijs verkocht krijgt. Misschien was er één fanatieke verzamelaar die per se zo’n lamp wilde hebben.”

Vraagt u zich ooit af hoe het kan dat bijvoorbeeld een onderbroek van Queen Victoria wordt geveild? Hoe komt zoiets op de markt?

“Misschien heeft ze die onderbroek indertijd cadeau gedaan aan haar butler? Er was natuurlijk ook onbetrouwbaar personeel dat zo’n object ‘vond’ en bijhield, tot de nazaten het verkochten. De precieze herkomst van een kunstobject is cruciaal, ook voor de prijsbepaling, maar van heel wat objecten valt die provenance niet meer te achterhalen. Was de eigenaar een koper, een eerlijke vinder of een dief? Dat onderscheid vervaagt in de mist van de tijd.”

Wanbetaler

In zijn zopas verkochte kasteel in Snellegem (‘Te bekend, ik wil meer rust en privacy’) streelt De Grande over het smeedijzer van een antieke bioscoopstoel. “Kijk, dát intrigeert mij: waarom is die stoel langs twéé zijkanten versierd? Want bioscoopstoelen staan in een rij opgesteld, dus zelfs als hij op de hoek staat, wordt minstens één zijkant nooit gezien.”

Ernaast staat een ongewone, Afrikaans ogende voetbank. “Neen, dat is de troon van een voormalige stamkoningin uit Kameroen. Na haar overlijden is de stoel gedeconsacreerd tijdens een ceremonie, en dan neemt de nieuwe koningin een eigen stoel in gebruik. Daardoor heeft een handige Franse marchand dit exemplaar kunnen kopen.” Ironisch dat in een tijdperk waarin uit Afrika weggehaalde en in het museum van Tervuren opgestelde kunst wordt teruggeëist, de hofhouding van Kameroen zo’n kostbare stoel aan een westerling verkoopt. De Grande haalt de schouders op: “Ik doe niet aan politiek. We leven in woelige, niet altijd even consequente tijden.”

Tijd voor de lunch. “Voor lunch is er altijd tijd”, grijnst De Grande. Hij wordt constant gebeld door kopers, verkopers en handelaars. Tussen twee happen door biedt hij telefonisch op een paar loten van een veiling. En hij overlegt met een assistent over een wanbetaler: “De wereld is veranderd. Een woord is geen woord meer.”

Hoofden en handjes

“Hij doet niks, hoor.” Net zoals postbodes krijgen ook antiekhandelaars dat zinnetje vaak te horen. De labrador gromt vervaarlijk. “Ik ben één keer besprongen door een dobermann die onze kleine jack russell wilde doodbijten”, bromt De Grande.

In dit herenhuis is zopas de weduwe van een dokter overleden die het had volgestouwd met antiquiteiten. De nazaten denken van De Grande een hoge prijs te krijgen voor de bibelots, de bronzen beelden, het 18de-eeuwse eiken meubilair en het enorme wandtapijt ‘uit de 16de eeuw’. De Grande twijfelt: “Ze overschatten de waarde van alles, en dat tapijt oogt te braaf, te bruut, te nieuw.”

“Zal ik een prijs voor alles maken?” Want als je de inboedel in zijn geheel taxeert, weet de verkoper niet dat één item veel waard is. Ik zie De Grande een zo onopvallend mogelijke blik werpen op antiquarische medische boeken. Later zegt hij: “Daar zit muziek in. Dat huis móét leeg en die mensen willen zo snel mogelijk geld ontvangen. Hun kernzin, die ze dénken maar niet zullen uitspreken, is: ‘We zijn ervan af.’ Dat speelt in mijn voordeel.”

Als antiekhandelaar belandt u in een verhaal.

“Altijd. Soms is dat een saai of een neutraal verhaal, soms een droom, soms een nachtmerrie, soms een doolhof van tegenstrijdige belangen en verborgen motieven. Wat geregeld gebeurt, is dat bij een echtscheiding één partner het kunstobject wil verkopen, maar de ander dwarsligt. Ik ben geen huwelijksconsulent, hè, dat ze het uitvechten en mij daarna roepen. Maar ik zeg er altijd bij: ‘Bel me snel, want morgen heb ik mijn geld verteerd.’”

U beschikt over hersens, talent en ervaring. Maar soms moet u geluk hebben. Wat was een onverwachte meevaller?

“Ik heb ooit een prachtig 16de-eeuws retabel gekocht, een groot liturgisch altaarstuk met ettelijke heiligenbeelden en in het midden een Christusfiguur, met een typische achterwand in fenestrage (fijne decoratie in de vorm van gotische vensters, red.). Vaak zijn die grote retabels ooit opgedeeld en werd elk beeld apart verkocht, zoals soms ook een prachtig antiquarisch boek wordt kapotgescheurd omdat de gravuren apart meer opbrengen dan het geheel. Maar dat retabel was intact en van topkwaliteit. Helaas ontbraken heel wat hoofdjes, handjes en mijters: die details breken vaak af en raken zoek. Dus liet ik het restaureren. Maar de restaurateur ontdekte dat de pastoor of een andere toegewijde ziel al die tijd de afgebroken stukken netjes had bewaard, weggestopt achter de beelden. Zo had ik een topstuk onder de prijs gekocht omdat het zwaar beschadigd léék, maar uiteindelijk bleek het intact en dus veel meer waard.

“Soms is een nadeel een voordeel. Als polychrome beelden uit de 16de eeuw later onoordeelkundig zijn overschilderd, kan dat rampzalig zijn, maar net zo goed kan die extra laag verf eeuwenlang de originele laag hebben beschermd tegen beschadigingen: anders zouden de oorspronkelijke kleuren al lang weggesleten zijn. Soms poetst een huisvrouw zo ijverig dat ze van een 17de-eeuwse kroon of kandelaar alle patina uitvaagt. Dat kan een ramp zijn. Maar er zijn ook klanten die eeuwenoud patina als ‘vuil’ beschouwen. Als ik iets heb geleerd, dan is het: voor álles is er een juiste klant.”

Ik ken verzamelaars die zoveel bezitten dat ze niet eens meer weten wát.

“Dat zie ik vaak. In sommige kastelen hangen alle muren vol en staan de schilderijen in rijen tegen elkaar gestapeld op de grond, je moet daar hinkstappen en hordelopen om bij het toilet te raken. Ik was ooit bij een Franse klant die honderden prullaria uit porselein bezat, maar ook een schilderij waarvan hij de waarde niet kende. In Varsenare had ik een vaste klant die obsessief verzamelde. Dat was een lastigaard, hij verzamelde rommel en kwaliteit door elkaar, en was ervan overtuigd dat álles wat hij bezat waardevol was. (zucht) Dat zijn vermoeiende onderhandelingen.

“Er zijn ook verzamelaars die lang geleden in alle onschuld zijn beginnen te hamsteren en niet beseffen dat hun met jeugdig enthousiasme begonnen collectie nu een enorme meerwaarde heeft. Sommige oude stripalbums zijn nu peperduur. Maar dan moet je je wel door een berg van duizenden halfvergane strips worstelen om dat ene zeldzame nummer één te ontdekken.”

Hebt u vertrouwen in kunstexperts? De mening van één mens bepaalt of iets een Goya van 20 miljoen euro is, dan wel van de school van Goya en dus slechts een fractie van die prijs waard.

“Ik heb vertrouwen in integere niche-experts, maar je hebt er ook die zich expert noemen over te veel genres, stijlen en periodes, bij gebrek aan échte kennis. Een leek ziet het verschil niet tussen een schitterende Madonna uit 1480 en een middelmatige uit 1880, maar een echte kenner weet: da’s het verschil tussen 1.000 euro en 25.000 euro.

“Een lokale expert beval me ooit een schilderij aan van Gustave Courbet, beroemd van L’origine du monde. Het betrof een maritiem landschap. Eén enkele expert uit Parijs mocht beslissen of het een echte Courbet was. Het werk was hem al eens eerder voorgelegd, meldde hij fijntjes, en ook toen was zijn verdict: het is níét van Courbet. Maar de veilingzaal had het me wel als een Courbet verkocht. Ik heb het bij de belastingen aangegeven als verliespost. (grinnikt)

Bent u ooit bedrogen? Bijvoorbeeld door vervalsers die hout uit de 16de eeuw opkopen en daaruit beelden snijden, die ze dan verkopen als 16de-eeuwse beelden?

“Dat gebeurt zelden en een kenner ziet aan de manier van snijden, aan de verf en het patina dat zo’n beeld van latere datum is.

“In mijn branche lever ik elke dag een gevecht. En niet iedereen handelt correct. Ik had eens een kunstobject gekocht met een gentleman’s handshake, ik stuurde mijn vrachtwagen om het op te halen, en die man had het ondertussen aan iemand anders verkocht. Ik kocht een Austin-Healey – een Britse oldtimer – van een handelaar, die een week later op de koop terugkwam. Dat was in Stukken van mensen, de kleine lettertjes van het contract bepalen dat de aanbieder twee weken de tijd heeft om zich te bedenken. Maar dat verwacht je niet van een handelaar, want bij een normale deal, zonder tv-programma, zou dat niet kunnen.

“Er zijn ook fantasten die beweren dat ze dit of dat zullen kopen voor hun kasteel, dat later een luchtkasteel blijkt te zijn. Soms stuit ik op iemand die de grote seigneur wil uithangen, maar niet betaalt. In onze stiel is de gebakken lucht goedkoop en blufpoker een grote liefhebberij. Eén koper loog dat hij de verschuldigde som al cash aan mijn vrouw had betaald – bewijs dan maar eens het tegendeel. Zoiets vergeet ik niet!”

Onlangs sloegen op de TEFAF-antiekbeurs in Maastricht overvallers toe, ze maakten juwelen buit. Kan de antiekhandel gevaarlijk zijn?

“Niet als je correct handelt. Ik deed goeie zaken met een Rus – goed voor 3 miljoen euro per jaar, drie jaar na elkaar. Hij kocht bij mij beelden met de opbrengst van Vlaamse 16de-eeuwse schilderijen die hij aan oligarchen verkocht. Dat ging goed tot één van hen op het internet ontdekte dat hij hun daar veel te veel voor aanrekende. Die man mag blij zijn dat hij nog leeft.

“Ik had ontdekt dat een handelaar in een afgelegen dorpje een heel lucratieve lopende band had opgezet: aan de linkerkant van zijn domein kwamen de runners antiek afleveren, aan de rechterkant stond steevast een horde doorverkopers te wachten om die stukken als eerste op te kopen. Ik was euforisch toen ik dat adresje had ontdekt. Mijn arm was toen net gebroken, hij zat nog in het gips toen ik erheen reed. Maar mijn aanwezigheid als buitenstaander bleek niet gewenst, een louche handelaar met territoriumdrift beet me toe: ‘Als ik je hier ooit nog zie, breek ik je andere arm.’”

Hoofden en handjes
Beeld Geert Van de Velde

Bentley met kras

U hebt de wereld afgereisd. Waar zou u zonder de antiekmicrobe nooit beland zijn?

“Vancouver Island in Canada. Ik werd dertig jaar geleden aangeklampt door een vrouw die beweerde dat ze een inboedel van ‘minstens een miljoen dollar’ wilde verkopen. In Amsterdam en Brussel waren de antiquairs niet geïnteresseerd, misschien geloofden ze haar niet. Ik ben helemaal naar Vancouver Island gereisd, eerste klasse, want je moet uitgerust zijn als je een inboedel schat. (grinnikt) Haar riante woning stond in een natuurreservaat vol wilde paarden. Ze verkocht een typisch Hollandse verzameling: Delfts porselein, zware meubelen in donker hout… Ooit waren die spullen veel waard, maar de prijzen waren toen al fel gedaald. En zware meubelen overbrengen van Vancouver naar hier… (blaast) Maar goed, ik heb maar één vijfde van haar vraagprijs betaald, én ik mocht met mijn toen prille familie een maand in dat huis logeren terwijl ik het transport regelde. Tijdens die maand heb ik Canadese antiquairs geïnviteerd, dus de helft was al verkocht voor ik vertrok.”

Vakantie is nooit vakantie?

“Zelden. Je moet alert blijven. Ik ben wel een levensgenieter. Jarenlang trok ik elk eindejaar naar het Carlton Hotel in Nice voor het reveillondiner daar. Het vuurwerk zien vanuit het restaurant, héérlijk. Dat was heel aangenaam, ik kwam er altijd weer dezelfde hedonisten tegen. Soms deed ik daar een lucratieve deal en was het verblijf meteen betaald.

“Ik heb altijd in Bentleys gereden. Ik ben geen snob, maar ik hou van comfort en ik reed jaarlijks honderdduizenden kilometers. De eerste keer dat ik in het Carlton aankwam in mijn eerste Bentley – ik was 23 – zei de conciërge: ‘Heel wat mensen vragen me wie u bent en wat u doet.’ Een snotneus in zo’n auto, en dan ook nog een Belg, dat vonden ze intrigerend.”

Nooit last gehad van afgunst? Er zijn mensen die een Bentley zien en er meteen een kras op willen maken.

“Jaloerse figuren kregen zelden de kans om mijn auto te vandaliseren, want meestal zat mijn chauffeur erin. Eén keer heeft iemand een kras gemaakt op mijn Bentley, toen die geparkeerd stond voor mijn buitenhuis in Frankrijk. Ook mijn kasteel riep natuurlijk afgunst op.”

Voor zover ik weet, bent u de enige Belgische antiekhandelaar die in een privévliegtuig de wereld rondvloog.

“Dat was praktisch. Het bespaarde me tijd en op de juiste klanten maakte het indruk, ze zien dan dat je op hoog niveau speelt. Ik vloog soms in één week van Milaan naar Nice naar Zürich naar Berlijn… Maar het internet heeft alles veranderd. Vroeger moest ik ter plekke een object vinden, keuren… Nu tik je op Google een specifiek object in en er verschijnt een lange lijst. En de website van elke handelaar biedt condition reports waarin elk krasje of barstje netjes staat vermeld... In theorie.

“In het begin, met mijn eerste Piper-vliegtuigje, toen ik nog geen professionele piloot kon inhuren, was het behelpen. Dan vroeg de piloot: ‘Is dit nu nog Engeland of zijn we al in Frankrijk?’ (lacht) Het heeft een paar keer niet veel gescheeld of ik was neergestort. Eén van mijn eerste vliegtuigen had geen de-icer, waardoor in de winter een ijslaag ontstond. Dat veroorzaakt overgewicht, heel riskant. Een andere keer, in Göteborg, brak tijdens de landing een wiel af. Dat valt nog mee, in acht genomen dat ik meer dan zeshonderd uur per jaar vloog.”

Bent u lid van de Mile High Club?

“Nee. Spijtig.”

U hebt in uw leven meerdere charmante dames aan uw zijde gehad. Werden relaties soms ondermijnd door de antiekhandel?

“Dat kan. Ik was vaak weg. Sommige relaties sneuvelden omdat mijn interesse voor antiek niet werd gedeeld. Maar op mijn eerste vrouw na komen al mijn exen nog op de koffie, hoor. Misschien niet voor twéé koffies, maar goed. (grinnikt)

Wie was uw meest illustere klant? Poetin?

“Nog niet. Wel de Belgische koninklijke familie.”

Wat was uw grootste gemiste kans?

“Ik was ooit mede-eigenaar van een kunstgalerie in Manhattan. De inpakkunstenaar Christo was mijn buurman. Dat pand heb ik veel te vroeg verkocht, het is nu een fortuin waard, een veelvoud van wat dit kasteel opbrengt.”

Wat raadt u de antiekliefhebber aan?

“Koop niet wat iedereen koopt. Nu is er die trend om van meubels de verflaag half af te schrapen: ik vind dat onzin, die nepslijtage, maar je ziet het overal. Overlaad je huis niet met bezittingen. Koop enkele zeer mooie stukken, liefst objecten met een verhaal.”

Wat de Engelsen zo mooi a conversation piece noemen.

“Já! Of iets waaraan een herinnering verbonden is, bijvoorbeeld omdat je het kocht met een geliefde. Maar koop antiek, want anders heb je een banaal, zielloos huis zonder geschiedenis, zonder gelaagdheid. Antiek is het patina op de ziel van je woonst.”

U bent 73. Oudere mensen gaan vaak kleiner wonen, u downsizet drastisch: u hebt uw huis in Frankrijk verkocht, uw kasteel… Maar stoppen zie ik u niet doen.

“Ik wil niet stoppen. Ik doe het graag en het is een passie, koorts, een noodzaak. Ik heb net een verkoopstentoonstelling met nooit geziene stukken opgezet in La Réserve in Knokke. Ik heb geen hobby’s. Ik golf niet, ik tennis niet, ik heb geen interesse in de Lions of de Rotary… Wat zou ik moeten doen als ik zou stoppen?

“In Spanje bezat ik de perfecte finca op een berg – de berg was inbegrepen in de prijs. Maar die parel ben ik kwijtgeraakt in mijn echtscheiding. Mijn huis in Frankrijk was prachtig, maar het was nooit écht mijn goesting. En dit kasteel werd wat te bekend en te rumoerig, je hoort hier de autosnelweg. Ik heb al een ander kasteel op het oog.”

Wat zult u doen als u ooit écht op pensioen gaat? Curator van een excentriek museumpje?

“Met items uit Sex and the City! (grinnikt) Nee, mijn passie zijn beelden. Mijn favoriete museum is The Cloisters in New York, dus zoiets misschien? (zucht) Ik hou van het leven. Ik hoorde net nog dat een bevriende klant uit South Carolina alzheimer heeft. Fantástische vent, levensgenieter, kwam drie keer per jaar naar mijn kasteel, kocht vaak het beste stuk.

“Nu, mijn oude moeder is nog helder – zij weet álles over voetbal. Toen Club Brugge kampioen werd, zei ze: ‘Ik wist niet dat ik zoveel kon wenen… van geluk!’ Zij is 95, dus wie weet haal ik dat ook. Ik hoop dat er met de dood te onderhandelen valt. Misschien win ik wel.”

Het beste bod, maandag om 20.45 uur op Play4.

© Humo