© Wim Hendrix

17 beklaagden in PKK-drugszaak vrijuit wegens gebrek aan bewijs

De zaak rond een vermeende Turks-Koerdische drugsbende die banden onderhield met terreurorganisatie PKK, blijkt een lege doos. Liefst zeventien beklaagden gaan vrijuit wegens gebrek aan bewijs. Advocaten spreken schande: hun cliënten zaten maandenlang onschuldig in voorhechtenis.

Jonathan Bernaerts

De leden van de vermoedelijke Turks-Koerdische drugsbende werden ongeveer een jaar geleden opgepakt. De verdachten waren zogezegd geen kruimelcriminelen: het zou gaan om gewiekste wietkwekers die hun opbrengsten doorsluisden naar de Koerdische vrijheidsbeweging PKK, wereldwijd beschouwd als een terroristische organisatie. Niet verwonderlijk dat de leden van de lokale recherche tijdens huiszoekingen in België en Nederland de hulp kregen van gespecialiseerde arrestatieteams en een twintigtal federale speurders.

Het onderzoek was in april 2015 gestart na informatie over een cannabisplantage in een loods in Boechout. De namen van vier verdachten leidden de speurders naar café Matchroom aan de Schijnpoortweg. Het onderzoek kwam vervolgens op kruissnelheid. Er werden telefoons afgeluisterd en observaties uitgevoerd. Er doken tal van verdachte gesprekken op. De verdachten hadden het bijvoorbeeld over ‘baby’s’, waarmee volgens de politie cannabisplantjes werden bedoeld. Observaties brachten aan het licht dat enkele verdachten met elkaar afspraken om panden te bezichtigen, alsof ze op zoek waren naar een geschikte locatie voor een plantage.

253 oogstrijpe planten

Een doorbraak kwam er op 16 december 2015. In de Van Breestraat 15 in Antwerpen werd in een voormalige fotostudio een plantage met 253 oogstrijpe planten gevonden. De kwekerij was gebouwd in een verborgen ruimte achter een keukenkast.

In totaal werden 21 verdachten voor de correctionele rechtbank gebracht. Slechts drie stonden terecht voor het opzetten van de plantage in de Van Breestraat. De anderen werden vervolgd voor het vormen van een criminele organisatie. Het openbaar ministerie vorderde celstraffen tussen twee en zes jaar. Over de vermeende banden met de PKK werd op het proces amper gerept: harde bewijzen daarvoor werden nooit gevonden. De hele zaak draaide uit op een sisser van formaat. Twee mannen werden veroordeeld tot twee jaar en dertig maanden cel, waarvan de helft met uitstel, voor hun betrokkenheid bij de plantage in de Van Breestraat. Liefst zeventien anderen werden over de hele lijn vrijgesproken.

De rechtbank haalde in het vonnis fel uit naar de manier waarop het openbaar ministerie de bewijslast had opgebouwd. “Het louter opsommen van verdachte of bezwarende elementen levert geen bewijs dat de beklaagden een criminele organisatie vormden. Men moet effectief kunnen aantonen dat er een misdrijf werd gepleegd”, klonk het streng.

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

MEER OVER