Direct naar artikelinhoud
InterviewChristiaan Vinkers

We hebben geen idee wat een burn-out is, zegt psychiater Christiaan Vinkers. Wat de zelfverklaarde experts ook zeggen

Christiaan Vinkers: “Waarom zou de mens moeten ­leren lijden? Psychisch lijden is enorm heftig en zwaar. We moeten er alles aan doen om dat beter te begrijpen.”Beeld Kiki Groot

Geen enkele arts kan een burn-out vaststellen, zegt psychiater en hoogleraar stress en veerkracht Christiaan Vinkers. Als ziekte bestaat een burn-out niet, zegt hij. En dat is een probleem, want het komt er nu op neer dat mensen met het label ‘burn-out’ aan hun lot worden overgelaten.

De diagnose burn-out bestaat niet, zegt psychiater Christiaan Vinkers (42). Niet omdat de psychiatrie burn-outs niet kent – het komt niet aan bod in de opleiding en het staat niet in het psychiatrisch naslagwerk DSM-5. Maar omdat geen enkele arts een burn-out betrouwbaar kan vaststellen. “De term wordt overal gebruikt. Iedereen denkt te weten wat het is, maar achter het begrip schuilt veel verwarring. Er is vooral veel dat we níét weten. Hoe kan het dat we zo weinig weten van iets wat zo veel lijkt voor te komen?”

Omdat de veroorzaker van burn-outs stress zou zijn, vond Vinkers dat hij zich in het fenomeen moest verdiepen. Stress is zijn onderzoeksveld. Sinds begin dit jaar bekleedt hij de leerstoel stress en veerkracht in het Amsterdam UMC. Hij onderzoekt of je kunt voorspellen wie psychiatrische klachten zal ontwikkelen door stress en wie niet.

Zijn zoektocht naar een wetenschappelijke basis voor het fenomeen burn-out resulteerde in het boek In de ban van burn-out, dat deze herfst verscheen. Zijn conclusie na het bestuderen van al het beschikbare wetenschappelijke onderzoek: dé burn-out bestaat niet.

Hoe meer hij erover las, hoe minder hij ervan begreep. In een overzichtsstudie uit 2018 in het vakblad Jama telden de onderzoekers maar liefst 142 verschillende definities van een burn-out. Wat hem nog het meest fascineert: alle zelfverklaarde burn-outexperts en coaches – vaak ervaringsdeskundigen – die met grote stelligheid uitleggen hoe het zit en hoe je ervan af kunt komen. Terwijl de wetenschap eigenlijk zegt: we hebben geen idee.

Geïntrigeerd door de omvangrijke burn-outindustrie deed Vinkers zich onder een pseudoniem voor als overwerkte manager. Hij kreeg een keur aan adviezen: van ademtherapie, hypnosesessies en natuurwandelingen tot een midweek op een hoeve “waar je krijgt wat je nodig hebt”. Sommige aanpakken klonken best logisch, vond hij, andere beduidend minder. “Ik zeg niet dat alles wat wordt aangeboden slecht is, maar ik vind het onbestaanbaar dat we iets dat soms heel ernstig kan zijn aan de willekeur van de vrije sector overlaten. Je ziet toch ook nergens: binnen honderd dagen van je schizofrenie af? Of van je parkinson? Stel je voor.”

In zijn boek noemt Vinkers de burn-out “een Amerikaanse uitvinding”. De term werd eind jaren zeventig gemunt door de Amerikaanse hoogleraar psychologie Christina Maslach en bereikte de decennia daarop Europa. Hier gebruikten we tot die tijd de term overspannenheid (officieel surmenage, uit het Frans). Inmiddels is de term ‘overspannen’ gedegradeerd tot het mildere zusje van de burn-out. “Een kunstmatig onderscheid”, aldus Vinkers in zijn boek.

Opmerkelijk genoeg bestaat de burn-out als individuele diagnose in het land van herkomst helemaal niet. Vinkers: “In de VS zien ze het als maatschappelijk fenomeen, je kunt er niet ziek mee thuis komen te zitten. Ze noemen vergelijkbare klachten een depressie of een voorstadium van een depressie.”

Opnieuw definiëren, beter onderzoeken en vooral niet aan de vrije sector overlaten: dat is wat hij met de burn-out wil doen.

Christiaan Vinkers: “We moeten de signalen opsporen vóór het kantelpunt, voordat stress iemand ziek maakt.”Beeld Kiki Groot

U concludeert dat de burn-out niet bestaat. Wat hebben die mensen dan?

“Ik sluit niet uit dat een deel van de mensen die op dit moment met een burn-out thuiszitten, eigenlijk kampen met depressie of angst – beide ook stressgerelateerde stoornissen. Maar: depressie en angst kunnen we betrouwbaar vaststellen met gestructureerde klinische interviews, voor burn-out bestaan die niet.

“Met burn-out bedoelen we dat iemand te lang te veel stress heeft gehad: het overbelaste lichaam en de overbelaste geest zijn uit balans. Maar iedereen gebruikt de term op een andere manier, voor lichte tot ernstige klachten en heel uiteenlopende symptomen. Wie weet is burn-out wel een aparte categorie, maar dat moeten we beter in kaart brengen, daar hebben we gedegen onderzoek voor nodig.

“Ik wil het lijden van mensen met een burn-out geenszins bagatelliseren. Hun klachten zijn reëel. Ik weet dat er mensen thuiszitten met zeer ernstige klachten, soms wel tot een jaar lang, daar wil ik niets aan afdoen. Maar of zij iets hebben wat een burn-out genoemd kan worden, is de vraag.”

Huisartsen en bedrijfsartsen geven de diagnose burn-out wel.

“Er is inderdaad een huisartsenrichtlijn. Een lijst met klachten: moeheid, slechte of onrustige slaap, prikkelbaarheid, niet tegen drukte/herrie kunnen, emotioneel labiel, piekeren, gejaagdheid, concentratieproblemen/vergeetachtigheid. Maar dat lijstje berust helemaal niet op wetenschappelijk onderzoek. Ze hebben gewoon gesteld dat klachten die korter dan een half jaar aanhouden overspannenheid zijn, en langer een burn-out. En er staat bij: er mag geen andere psychische stoornis zijn. Hoe dan? Dat is haast onmogelijk, gezien de grote overlap van wat we nu burn-out noemen met depressie en angststoornissen.”

Waarom is die richtlijn dan opgesteld?

“Om mensen toch een soort houvast te geven. Wie bij een huisarts of bedrijfsarts komt, krijgt eerder de diagnose burn-out. Wie met dezelfde klachten bij de psychiater komt, heeft meer kans om de diagnose angststoornis of depressie te krijgen. Dat is het loketfenomeen. Het is met psychisch lijden helaas zo dat de diagnose samenhangt met bij wie je terechtkomt.

“Daarom vind ik het belangrijk dat we niet alleen de discussie voeren over wat een burn-out wel en niet is, maar dat we ons vooral meer verdiepen in de weg naar ontregeling: hoe gaat het mis, wanneer ontregelt iemand door stress, is dat te voorspellen en kunnen we eerder ingrijpen?

“Je lichaam en geest geven signalen. Net als een apparaat dat aangeeft: nog 20 procent batterij, dan ga je ook op zoek naar een lader. Ik vind dat we de signalen moeten opsporen vóór het kantelpunt, voordat stress iemand ziek maakt. Dat geldt voor geestelijke aandoeningen, maar eigenlijk voor de hele geneeskunde. Ook bij diabetes, hart- en vaatziekten, reuma en kanker is stress van invloed.”

Wat is stress eigenlijk?

“Stress is het proces waarin je je als mens staande probeert te houden in een ingewikkelde en onvoorspelbare wereld. Ik gebruik vaak de metafoor dat ieder mens een eigen stressorkest heeft. Een instrumentengroep zijn je genen, een ander is je jeugd, weer een ander zijn je hormonen, zoals cortisol, en of er mensen zijn die van je houden, hoe je op dingen reageert. En dat orkest wordt door iets in gang gezet. Dat kan van buiten zijn: soms is dat acuut, zoals een auto die ineens op je afkomt. Soms is het iets chronisch: problemen op je werk of in je relatie. Het kan ook intern worden aangewakkerd: door je eigen verwachtingen, omdat je ontevreden bent over hoe je leven loopt.

“We proberen in evenwicht te blijven. Dat is geen statisch punt, het evenwicht verandert voortdurend – dat is afhankelijk van iemands context: welke stress is er op welk moment door welke gebeurtenis, hoe reageer je als mens adequaat en lukt het je om weer terug te veren? Stress is het hele proces van in evenwicht pogen te blijven.”

Waarom is de ene mens stressbestendig en kan een ander veel minder aan?

“Hoe goed we met stress kunnen omgaan is een samenspel van biologie, psychologie, omgeving en jeugd. Het verandert ook gedurende ons leven, door wat we meemaken en leren.

“Voor een deel ligt je stressbestendigheid vast in je DNA: hoe reageert je cortisolsysteem, heb je een genetische aanleg voor depressie? Mensen met een traumatische jeugd zijn veel stressgevoeliger: ze raken sneller uit balans én het herstel verloopt moeizamer. Karakter speelt ook een rol. Mensen die neurotischer zijn, een laag zelfbeeld hebben of veel piekeren zijn ook gevoeliger voor stress. Een optimistische aard is juist weer beschermend, net als sociale steun.

“Je probeert je staande te houden in een wereld waarin er de hele tijd van alles op je afkomt, en hoe jij ermee omgaat zal anders zijn dan hoe ik ermee omga. Een beste manier is er niet. In grote lijnen weten we wat gezond is: goed slapen, goed eten, beweging, ontspanning, niet te hard werken. Bij stress gaan alle registers open: zenuwcellen (neuronen, waarvan ieder mens er tientallen miljarden heeft) worden geactiveerd, hersennetwerken, hormonen als adrenaline en cortisol, het immuunsysteem, maar ook ons denken en gedrag. Vervolgens is de vraag: hoe goed kun je terugveren, weer tot rust komen? Kun je aan en kun je ook weer uit?

“Weten wat nodig is om de stress omlaag te brengen, weten waar hij vandaan komt – oorzaken en oplossingen verschillen per persoon. Dat is een onbevredigend antwoord, maar wel reëel. Als jij in armoede leeft, of je zit in een vechtscheiding, heb je dan iets aan een cursus mindfulness? Ik heb het zelf weleens geprobeerd, bij mij werkte het averechts.”

Net als wasmachines en computers kunnen ook mensen ‘slijten’, schrijft u. Als iemand een keer te veel stress heeft gehad, blijft iemand dan kwetsbaarder voor stress?

“Bij depressie weten we dat er na een eerste depressie veel minder stress nodig is om iemand over het randje te duwen voor een tweede episode en bij een derde nog minder. Daarom keren depressies vaak terug.”

Christiaan Vinkers: “Iedereen gebruikt de term op een andere manier, voor lichte tot ernstige klachten en heel uiteen­lopende symptomen.”Beeld Kiki Groot

En bij een burn-out?

“Dat weten we dus niet, omdat we niet weten wat een burn-out precies is. Wat ik wel intrigerend vind: mensen lijken vaak helemaal te herstellen en hebben allerlei lessen geleerd die ze vervolgens naar buiten willen brengen: zo moet je het aanpakken, en dit heeft het mij geleerd. Die neiging zie je bij mensen die herstellen van een depressie of psychose zelden. Psychisch lijden is ontzettend naar en ellendig, en het heeft in de meeste gevallen helemaal geen functie of betekenis. Als iemand zijn been breekt op de skatebaan, zeggen we toch ook niet: de baan probeert je een levensles te leren?”

We hebben het gevoel dat er steeds meer burn-outs voorkomen. Onlangs zond de Nederlandse NPO de documentaire Brandstof uit, over jonge mensen die in een vroeg stadium van hun leven al compleet opgebrand zijn. Een van de geïnterviewden had op haar 13de al een burn-out.

“Ik heb het gezien en ik schrik daar ook van. Maar er is een verschil tussen wat ik bij zulke verhalen voel en wat cijfers zeggen. Als er daadwerkelijk meer stress zou zijn, zouden ook veel meer mensen depressies of angsten moeten hebben, maar daar zien we geen stijging in de afgelopen decennia. Ik zag laatst een documentaire over jongeren in de jaren tachtig die leefden met de angst voor de kernbom en gigantische werkloosheid – iedereen was somber en had gevoelens van uitzichtloosheid. Ik denk dat we als mensen niet goed in staat zijn om het heden goed te vergelijken met het verleden en onze eigen tijd zuiver te beschouwen.”

Psychiaters als Damiaan Denys en Dirk De Wachter zeggen: we zijn het lijden verleerd. Bent u het met hen eens?

“De maatschappij zou te prestatiegericht zijn, we stellen te hoge eisen aan het leven en aan onszelf, het is de smartphone, de kerk is verdwenen, er is een gebrek aan sociale cohesie en zingeving – het klinkt allemaal intrigerend, en er zal best een kern van waarheid in zitten, maar ik vind het ook een beetje makkelijk en gratuit. Mensen willen graag dat iemand verklaart waarom de dingen zijn zoals ze zijn. Al die analyses klinken plausibel, maar uit dieper onderzoek blijkt meestal dat slechts een klein deel van de verklaring in dat antwoord zit.

“Psychiaters zijn tamelijk slechte maatschappijduiders, we weten iets van individuen in de spreekkamer. Ik vind dat we ons verre moeten houden van dit soort analyses. Het leidt ook af van waar we het wel over zouden moeten hebben: hoe kunnen we de lijdensdruk van deze mensen voorkomen, verlichten en vooral genezen?

“En waarom zou de mens moeten leren lijden? Psychisch lijden is enorm heftig en zwaar. Het raakt mensen in de essentie van hun zijn, we zouden er alles aan moeten doen om dat beter te begrijpen, zonder elkaar te veroordelen. Mensen moeten zo min mogelijk lijden. Per definitie zul je lijden tegenkomen in het leven, dat hoef je niet te leren, dat is geen doel op zich. Dat overkomt je en je zult ermee om moeten gaan. Laten we alsjeblieft proberen mensen te helpen er zo min mogelijk last van te hebben.

“Ik denk dat elke generatie denkt dat we vroeger allemaal taaier waren of zelfredzamer. Laatst had ik een schoolpleingesprekje met een aantal ouders over kinderfeestjes. Vroeger gingen we niet naar een trampolinepark en deden we gewoon een speurtocht, zei een vader. Ik hoorde mezelf instemmend brommen en dacht toen aan een oom, die ooit zei: ‘Een kinderfeestje? In mijn tijd mocht je al blij zijn als je op je verjaardag geen schop onder je kont kreeg.’ Onze perceptie is nogal gekleurd en onbetrouwbaar.”

Wat hebben mensen die op dit moment kampen met een burn-out aan uw betoog?

“Hun klachten zijn serieus en heftig, mijn kritische verhaal is juist bedoeld om burn-out beter te begrijpen en te voorkomen. Ik zou ook zeggen: laat bij ernstige klachten de vrije sector van coaches en ervaringsdeskundigen links liggen. Niet dat ze per se naar een psychiater moeten, dat denk ik ook niet. Hopelijk komen mensen via een werkgever of huisarts bij een psycholoog. Dat ligt nu het meest voor de hand, maar ik vind dat ook geen ideaal eindstadium.”

Christiaan Vinkers, In de ban van burn-out, Prometheus, 328 pg., 23,50 euro