Direct naar artikelinhoud
Interview­Anatoli Fedoroek (Burgemeester Boetsja)

‘Ik had Lavrov hier graag uitgenodigd, zodat hij de kinderen van wie de ouders ­waren vermoord recht in de ogen kon kijken’

Tijdens de Russische bezetting van Boetsja, die zowat een maand duurde, kwamen honderden inwoners om het leven.Beeld Stanislav Krupar

Het leven in Boetsja zal nooit meer ­hetzelfde zijn. Al wordt er hard gewerkt aan de wederopbouw, burgemeester ­Anatoli Fedoroek (50) beseft dat de ­gruwelijke oorlogsmisdaden zijn gemeente voorgoed hebben verminkt.

Het is een gure decemberdag als we in Boetsja arriveren. Het ­voorstadje van Kiev is in sobere kerstsfeer gedompeld. In de grijze ochtendlucht ontwaren we hier en daar een ­dennenboom vol twinkelende lichtjes. In de buitenwijken zijn de verwoestingen van de oorlog duidelijk zichtbaar, het centrum zelf ziet er minder gehavend uit. Het ooit zo vredige Boetsja, met ruim 50.000 inwoners en ­omringd door uitgestrekte groene wouden, schreef bittere wereldgeschiedenis toen begin april beelden opdoken van ­tientallen ­geëxecuteerde burgers in de Yablonska­straat, na 33 dagen Russische ­bezetting.

Vierhonderdnegentien mensen kwamen om het leven; het merendeel van hen werd aangetroffen met de handen samengebonden op de rug en de ogen afgedekt. Het aantal ­doden was zo groot dat de gemeente de ­honderden lichamen in massagraven ter ­aarde moest bestellen. Intussen druppelden de getuigenissen binnen over plunderingen, martelkamers en verkrachtingen. En nog altijd vinden ze lichamen in de bossen.

Boetsja werd tegen wil en dank het gezicht van de oorlogsgruwel in Oekraïne. Een etiket waar de bewoners nog voor lange tijd mee zullen moeten leren leven.

Anatoli Fedoroek: ‘We wisten dat de Russische troepen in ­naburige gemeenten de autoriteiten hadden opgespoord, verhoord en daarna vermoord. Maar ik wilde niet vluchten.’Beeld Stanislav Krupar

“Het ondenkbare is gebeurd.” Op het gemeentehuis schudden we Anatoli Fedoroek (50) de hand. De man is met ruim 20 jaar burgemeesterschap van Boetsja een door de wol geverfde bestuurder die sinds de onafhankelijkheid van Oekraïne in 1991 al heel wat ­watertjes heeft doorzwommen. “Maar dit jaar was verreweg het meest afschuwelijke van mijn leven. Ik vind het nog altijd onvoorstelbaar dat Rusland dit doet. In 2022, een tijd waarin we geacht worden lessen te hebben geleerd uit het verleden.

“Het enige dat we eruit kunnen opmaken, is dat de Russen al die tijd hypocriet zijn ­geweest. Met hun herdenking van de Tweede Wereldoorlog en hun bloemen­kransen voor de slachtoffers. Voor de ­Oekraïense bevolking is het bijzonder pijnlijk dat Rusland verkondigt dat de gruwel van 1941-1945 nooit meer mag plaatsvinden, ­terwijl ze zichzelf als ­beesten gedragen in ons land. Rusland herhaalt de patronen van de Sovjet-­Unie in 1939 toen het samenwerkte met de ­nazi’s via het niet-aanvalsverdrag met ­Duitsland (het Molotov-­­Ribbentrop­pact, red.). Ook nu sluit Rusland verdragen met regimes zoals Iran en Wit-­Rusland, en begaat het zélf de misdaden die het beweert te bestrijden.”

De Russen waren naar u op zoek tijdens de bezetting. Hoe slaagde u erin verborgen te blijven?

“We wisten dat de Russische troepen in ­naburige gemeenten de lokale autoriteiten hadden opgespoord, verhoord en daarna vermoord, dus we waren gewaarschuwd. Maar ik wilde niet vluchten, het was een ­bewuste beslissing om te blijven. In mijn stad, bij mijn mensen. In 1999 werd ik tot burgemeester verkozen, dit is mijn zesde ­termijn. De emotionele band met de stad is sterk. Dat het een groot risico inhield, besefte ik ook, het was Russische roulette.

“Toen de Russen kwamen, bleef ik binnen en verhuisde van schuilplaats naar schuilplaats; het was belangrijk om niet te lang op dezelfde plek te blijven. De Russische militairen hebben de bewoners verschillende keren ondervraagd over mijn verblijfplaats, maar niemand heeft me verraden. Daar ben ik mijn mensen nog altijd heel dankbaar voor.”

Hield u contact met collega’s en familie toen u ondergedoken zat?

“De eerste periode, van 3 tot 12 maart, hadden de Russen nog maar een deel van de stad in handen en lukte het ons om mensen te evacueren en medische hulp toe te ­dienen. Ik zat op de tweede verdieping van een appartement waarvan de Russen ­dachten dat het een centrum voor humanitaire hulp was. Gelukkig zijn ze me daar nooit komen zoeken. In het gebouw hadden we elektriciteit en een zwakke telefoon­verbinding, maar het werkte. De Russische militairen namen de telefoons van de ­mensen in beslag, maar bijna iedereen was voorbereid en had een tweede toestel. Ook hadden we een systeem uitgewerkt om op bepaalde tijden samen te komen omdat ­bellen vaak niet mogelijk was. De communicatie met Kiev en andere gemeenten ­gebeurde via mensen die in en uit de stad konden, zoals chauffeurs van hulp­trans­porten.

“Rond 20 maart waren er zware gevechten aan de gang. Het begon de Russen te dagen dat ze aan het verliezen waren, ze waren bang en voelden zich als ratten in de val. Het was in die periode dat ze al die burgers op straat hebben geëxecuteerd. (stilte)

“Toch ben ik altijd hoopvol gebleven. Als mensen vroegen hoe het ging, zei ik steevast dat het nog drie dagen zou duren voordat de Russen verjaagd zouden zijn.”

Had u tijdens de bezetting het vermoeden dat er op zo’n grote schaal oorlogs­misdaden werden gepleegd?

“Vanaf het begin werden we geconfronteerd met geweld en tijdens de straatgevechten nam dat almaar toe. Ik had geen idee wat ik kon verwachten, maar ik wist dat er heel veel mensen werden vermoord. Zo schoten de Russen bewust op auto’s waar in grote letters het woord ‘kinderen’ op stond. Dat er in die 33 dagen bezetting heuse martelkamers werden geïnstalleerd, kon ik me op dat moment moeilijk voorstellen.

“Ik wist dat het grootste deel van de inwoners was gevlucht of geëvacueerd, later bleek dat er van de 53.000 bewoners zeker 50.000 de stad hadden verlaten. De 3.000 mensen die overbleven, werden op straat maar ook in hun eigen huis door de Russen belaagd. ­Sommigen kregen ter plaatse een kogel door het hoofd terwijl ze onderweg waren naar de winkel, de apotheek of het ziekenhuis. Ze ­deden niets verkeerd, ze probeerden gewoon te overleven. Waarom toch, heb ik me zo ­dikwijls afgevraagd. Waarom schoten de ­militairen in het wilde weg op onschuldige mensen?

“De enige conclusie die ik kan trekken, is dat ze dachten dat ze ermee konden weg­komen in de chaos van de oorlog. Zoals ze eerder deden in de Kaukasus, in Georgië, Transnistrië, Loehansk, Donetsk en in Syrië. Daarom is het zo belangrijk dat we de huidige oorlogsmisdaden registreren en documenteren, zodat er straks toch íémand verantwoordelijk kan worden gesteld.”

Anatoli Fedoroek: 'Als Wit-Rusland effectief bij de oorlog betrokken wordt, en er zijn signalen dat dit zal gebeuren, is dat het begin van de Derde Wereld­oorlog.'Beeld Stanislav Krupar

Kon u als burgemeester tijdens die 33 dagen wat troost en veiligheid bieden aan de burgers, hoewel u zichzelf verborgen moest houden?

“De eerste twee weken wel. Ook slaagden we erin onze eigen bakkerijen open te houden – we konden geen brood van buitenaf krijgen. Daarna waren we afgesneden van alles en iedereen. Ik had alleen nog contact met degenen die vlakbij woonden. Het was ­frustrerend dat ik als burgemeester niet naar buiten kon om met de bewoners te spreken, maar ik hoorde dat de verschillende hulp­centra redelijk draaiden en dat maakte veel goed.”

Er was controverse door uw uitspraken dat alles rustig was in Boetsja na de bevrijding. Later doken de beelden op van de lichamen in de Yablonskastraat. Volgens de Russen waren dat leugens omdat u zelf ­gezegd had dat het rustig was.

“Op de dag van mijn verklaring verliet de laatste Russische colonne de stad. Ik ging voor het eerst terug naar het gemeentehuis en nam een filmpje op waarin ik zei dat de 31ste maart een historische dag was. Dat ­filmpje werd pas later gepubliceerd omdat er in het begin geen internetverbinding was. Het nieuws over de lichamen kwam begin april uit. Maar dan nog: ook al had ik tijdens dat eerste filmpje gehuild, zouden de Russen gezegd hebben dat ik huilde omdat ze ­vertrokken. Wat er ook gebeurt, ze zullen de waarheid altijd verdraaien ten voordele van hun eigen agenda.

“Ik had Lavrov (Sergej Lavrov, de Russische minister van Buitenlandse Zaken, red.) graag uitgenodigd in Boetsja, na de bevrijding. ­Zodat hij de kinderen van wie de ouders ­waren vermoord recht in de ogen kon kijken. Natuurlijk ging dat niet, maar ik wacht op de dag dat hij voor het oorlogstribunaal moet verschijnen en naar hier komt om met eigen ogen te zien wat zijn soldaten hebben aan­gericht.”

Het Openbaar Ministerie heeft al meer dan 42.000 potentiële oorlogsmisdaden geregistreerd. Denk u dat de daders van de wreedheden in Boetsja ooit voor de rechter zullen verschijnen?

“Dat is een taak voor de internationale ­gemeenschap. Maar het moet mogelijk zijn. Lukt dat niet, dan hebben we met z’n allen gefaald en zijn de Europese democratische normen en waarden dode letter.”

Is Boetsja voorbereid op een mogelijke nieuwe aanval vanuit Wit-Rusland?

“Het Oekraïense leger is voorbereid, maar met een nog langere frontlijn dan we al ­hebben, zal het er niet makkelijker op ­worden. Als Wit-Rusland effectief betrokken wordt, en er zijn signalen dat dit zal gebeuren, is dat het begin van de Derde Wereld­oorlog.”

Hij moet gaan, zegt de burgemeester. Er is zoveel te doen, zoveel te regelen. We hebben nog tijd voor één vraag. Dus sluiten we af met een wat lichter onderwerp: Kerstmis.

De orthodoxe kerk van Oekraïne wil zich nog verder afscheuren van de Russisch-­orthodoxe kerk en verschuift daarom kerst van het Russische 7 januari naar het westerse 25 december. De mensen mogen ­vanaf nu zelf kiezen. Wat doet Boetsja?

“Tachtig procent van de bewoners is ­inmiddels teruggekeerd naar Boetsja en ik ken er die kerst dit jaar heel bewust op 25 december vieren omdat ze de Russen ­haten, anderen zien het dan weer los van Rusland en houden zich aan de traditie van de viering op 7 januari. Het zorgt in elk geval niet voor spanningen, iedereen is vrij om te doen wat hij wil. Het zal sowieso een on­gewone kerst worden, na alle gebeurte­nissen. We zijn nog maar net aan het be­ko­men van alles en we richten ons momenteel vooral op de wederopbouw. ­Intussen houden we rekening met een ­nieuwe aanval vanuit het noorden en kijken we tegen een zware winter aan.

“Laten we het erop houden dat we met Nieuwjaar allemaal een goed glas zullen ­drinken. We kunnen het gebruiken.”