Direct naar artikelinhoud
ColumnMarnix Peeters

Hij is al drie jaar onze beste vriend, en je ziet je beste vriend niet graag ziek worden

Hij is al drie jaar onze beste vriend, en je ziet je beste vriend niet graag ziek worden
Beeld RV

Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters over vrijheid, zijn hond, zijn vogels en zijn vrouw.

In onze verbeelding zagen wij Boef ontwaken op de achterbank. Wij zagen hoe hij de Spaanse lucht opsnoof, die door het openstaande venster naar binnen woei.

Nu richt hij zich op. Herkent hij het? Vrolijk blaffend hupt hij de auto uit en rent onmiddellijk naar de trappen van Casa Frida, waar wij hem drie jaar geleden voor het eerst ontmoetten. Ontroerd kijken wij even later toe hoe hij de heuvel oprent, de Rio Seco in, zoals vroeger.

In werkelijkheid regende het pijpenstelen toen wij in het oude bergdorp arriveerden. Boef was na de lange laatste etappe vanuit Aranjuez wat misselijk. Hij leek niets te herkennen, hij liep zelfs voorbij aan de hibiscusstruik waar hij destijds zijn nest onder had. Ook German, onze favoriete ober in het kleine restaurant, fronste zijn wenkbrauwen. Er komen hier zoveel mensen, zei hij wat gegeneerd. Hela!, riep hij toen hij Boef tegen zijn motorfiets zag plassen.

Marnix Peeters en zijn hond Boef.Beeld Marnix Peeters

Het dorp is nauwelijks veranderd. Het wordt er doodstil als om zes uur het restaurant sluit en wij de laatste toeristen in hun huurauto’s over de rotsweg richting Nerja zien kruipen. ’s Nachts weerklinken er schoten in de bergen. Toen wij die hoorden, schoot er van ons voornemen om Boef hier gewoon zijn oude gang te laten gaan al niet veel meer over.

Na een dag had hij een gat in de omheining gevonden en was hij op avontuur gegaan, net zoals hij dat vroeger altijd deed, toen hij nog niet bij ons hoorde. Na een uur floot mijn vrouw op haar vingers. Nog tien minuten later begon ik zijn naam te roepen. De echo stierf onheilspellend onbeantwoord uit tussen de bergruggen. Twee uur na zijn vertrek kwam hij de berg afgerend, zijn billen vol met schrammen en zijn oren verfomfaaid. Hij rook naar tijm en rozemarijn, en naar iets vies.

Die nacht kotste hij zijn kamer onder. Hij doet wat hij vroeger deed, toen om te overleven, nu uit oud instinct: hij gaat snoepen van de kadavers die hij in de bossen vindt, en komt terug met een buik vol rot vlees en parasieten. Op dag drie hadden wij beslist om hem niet meer vrij te laten, en hadden wij de gaten in de defensie gedicht. Het stelt ons voor grote problemen — als wij echt gaan klimmen, de El Fuerte op, kun je dat onmogelijk doen met een aangelijnde hond. Dan klimmen wij maar wat minder.

Wij vinden alles graag romantisch, zei mijn vrouw. Avontuur, vrijheid, de wilde bergen, een dier in zijn geboortedorp. Wij zouden Boef zelf laten beslissen waar hij het liefste is, welk leven hij verkiest, en dan zouden wij daarover nadenken. Maar alles is anders nu. Hij is al drie jaar onze beste vriend, en je ziet je beste vriend niet graag ziek worden, dus behoed je hem daarvoor. Dat gaat ten koste van andere dingen. Dat is dan maar zo.