Direct naar artikelinhoud
InterviewPaul Stanley van KISS

Paul Stanley van KISS: ‘Drugs zijn een valstrik. het heeft jarenlang moed gekost om dat hardop te zeggen in ons milieu van zuipers en snuivers’

Paul Stanley: ‘Ik doe al het werk en Gene schept op over de resultaten: zo gaat het in deze band.’Beeld Getty Images for A&E

The Starchild. The Demon. Spaceman. Catman. Een band waarvan de leden zichzelf zo noemen, zou je vijftig jaar geleden hebben gezegd, wordt nóóit ernstig genomen. Maar Kiss schreef aanstekelijke songs met even catchy titels, en besefte eerder dan de concurrentie dat een rockgroep méér dan alleen muziek moet bieden. Nu hun afscheidstournee loopt – op 13 juni landen ze in Brussel – en een luxeboxset van hun mijlpaal Creatures of the Night uit 1982 in de winkel ligt, neemt de weldra 71-jarige cofrontman Paul Stanley, een van de grootse gitaristen van zijn generatie, het woord.

Ik sprak twee keer met Gene Simmons, bassist, tong en zakenman van Kiss, en het verschil tussen The Demon en zijn bloedbroeder Paul Stanley (The Starchild) is ook tijdens een interview dag en nacht. Paul over Gene: ‘Hij beweert dat hij 4.600 vrouwen heeft geneukt. Daar waren heel wat dieren en masturbatiefantasieën bij, geloof me.’

Als kind werd je gepest vanwege het misvormde rechteroor waarmee je geboren bent. Heb je die pesters later teruggezien? Jij bent nu beroemd, succesvol en rijk – een zoete wraak.

Paul Stanley: “Ik heb geen van hen ooit nog teruggezien, nee. Ik ben opgegroeid in New York, maar ik woon al eeuwen in Los Angeles. En wraakgevoelens heb ik sowieso nooit gehad. Waarom zou je, als je eigen leven één groot feest is? Die pesters zijn figuranten uit een grijs verleden, meer niet.

“Weet je wat veel belangrijker is? Dat ik de moed heb gehad om over mijn afwijking te praten. Heel wat sterren zouden zo’n misvorming verbergen, of zouden stiekem plastische chirurgie laten uitvoeren. Door open kaart te spelen heb ik jonge mensen geholpen die ook werden gepest, of die zelf met een afwijking geboren waren. Mijn verhaal inspireert hen. In 1999 heb ik in Toronto maandenlang de hoofdrol gespeeld in een opvoering van The Phantom of the Opera, het beroemde verhaal over een misvormde man.

“Ook mij scholden ze vroeger uit: ‘Stanley, het eenorige monster!’ Dat komt hard aan als je opgroeit. Mijn boodschap voor wie gepest wordt: pesters zijn laf, ze pesten alleen iemand als ze die als zwakker ervaren. Sluit dus een verbond met alle anderen, tégen die sujetten. En durf terug te slaan. Als een pester merkt dat ook hij pijn kan lijden, zal hij twee keer nadenken voor hij het nog eens doet. En speel open kaart, isoleer jezelf niet, lijd niet in stilte, laat je helpen door medestanders, op school en thuis.”

Hardrockers hadden zonder uitzondering lang haar toen Kiss begon. Hielp dat?

Stanley: “Als camouflage, bedoel je, om dat oor te bedekken? Zeker in het begin, ja. Ik zag The Beatles, de eerste popgroep met iets langer haar, en ik besefte: dat is mijn redding. Net zoals de make-up welkom was voor iemand die van nature zo schuchter is als ik. Maar zodra vrouwen in koor begonnen te kirren hoe sexy ik was met lang haar, werd dat oor bijzaak.”

MENEER SMURRIE

6 van de 68 bonustracks op de Creatures of the Night-box zijn geluidseffecten: een tank, bliksem, een turbinegenerator, spookgeluiden…

Stanley: “Die bonustracks zijn als een speelgoedje in een chocolade ei. We wilden de fans álles geven, en die geluidseffecten kunnen ze zelf gebruiken. Met Halloween, bijvoorbeeld. Of als voorspel (grinnikt).”

Jullie shows zijn visuele spektakels met bommen, vlammenwerpers, groepsleden die door de lucht vliegen, noem maar op. Dat maakt jouw rol als zanger en gitarist een stuk complexer dan ze lijkt: je kwijt je van je taak terwijl je allerlei stunts uitvoert, in een kostuum en laarzen die samen 15 kilo wegen. Heeft dat je spel nooit gesaboteerd?

Stanley: “Natuurlijk hebben we een legertje veiligheidscoördinators in dienst die moeten vermijden dat het misloopt. Maar waakzaamheid is sowieso geboden. We hebben bijvoorbeeld meer en grotere vlammenwerpers dan wie dan ook op de planeet, behalve misschien het leger, en tijdens grote shows produceren die zoveel hitte dat je huid ervan kan verschroeien. Peter Criss, onze oorspronkelijke drummer, zei altijd droog: ‘En wíé zit daar het dichtste bij?!’ Hij dus (lacht).”

Gene Simmons spuwt vuur en braakt bloed. Heeft hij ooit op jou gebloed?

Stanley: “Gene is Meneer Smurrie. Een berg van speeksel, zweet en bloed. Hij morst zo vaak bloed dat ik op het podium liever zo ver mogelijk van hem wegblijf.”

Hebben jullie, in de periode dat jullie elkaar rauw lustten, ooit zijn nepbloed stiekem met andere substanties aangelengd?

Stanley: “Geen commentaar! (lacht) Nee, hoor. Gene heeft een hekel aan schaaldieren, en ik heb weleens een rottende halve kreeft aan zijn microfoon gehangen. Maar dat bloed aanlengen? Nee. Toen we ruzie hadden, was er wel een zeker leedvermaak: de rest van de groep bleef dat stinkende brouwsel bespaard, hij moest het elke avond in z’n mond stoppen, haha.”

In je boek Backstage Pass uit 2018 proef ik irritatie over mensen die Gene de frontman en het brein van Kiss noemen. Op elke bladzijde voer je de strijd om de controle over de groep: ‘Ik bestuurde het schip’, ‘Toen nam ik de teugels in handen’, ‘Onder mijn leiderschap...’

Stanley: “Zullen we de feiten even bekijken? Ik heb onze groepsnaam bedacht, ik heb de meeste songs geschreven, ik ben de zanger, ik ben een betere muzikant dan Gene, ik hield de groep overeind toen hij zo nodig een Hollywood-carrière wilde najagen, ik lag beter bij de vrouwelijke fans…”

Over de periode dat Kiss zonder make-up optrad, tussen 1983 en 1996, schrijf je: ‘Gene had veel meer dan ik behoefte aan die make-up.’ Dat is een subtiele manier om te zeggen dat hij lelijk is!

Stanley: “Toch niet. In zijn jonge jaren was Gene best een knappe man, en zijn erelijst qua veroveringen is indrukwekkend. Binnen de groep is hij, op dat vlak, een verdienstelijke tweede (grinnikt). Wat ik in mijn boek bedoel is dat hij als The Demon een arsenaal had van extra’s die zijn podiumprésence een enorme boost gaven. De fans luisterden naar ons met hun ogen, hè. Zonder make-up was hij plots gewoon ‘de bassist’. Terwijl ik, met of zonder make-up, altijd frontman, zanger en meestergitarist ben: mijn solo’s klinken even indrukwekkend. Dat zat Gene niet lekker, geloof me. Hij wilde pas zonder make-up optreden toen bleek dat we van Lick It Up, de plaat waarmee onze schminkloze periode begon, zes keer meer exemplaren hadden verkocht dan van Creatures of the Night.”

DEMON IN ZWEMBROEK

Stanley: “Ik hou van Gene, hoor. Toen ik in ’82 aan mijn oor geopereerd was, stond hij als eerste naast mijn ziekenhuisbed. Toen mijn eerste kind werd geboren, was hij de eerste die ons kwam feliciteren. Na mijn echtscheiding heb ik maandenlang bij hem mogen wonen. We hebben een halve eeuw op elkaars lip geleefd, hebben zoveel successen én tegenslagen gedeeld, en nu zijn we net een Siamese tweeling. Maar ik zeg altijd: ik woon op een heuvel op drie minuten van zijn huis, en van hieruit kan ik zijn ego zien. Ook als hij níét thuis is (lacht).

“De media opvrijen: daar is hij altijd goed in geweest. Als zijn neus was gegroeid bij elke leugen over zijn aandeel in ons succes, zouden we zelfs niet meer in een reusachtig stadion kunnen spelen.”

Een quote van Gene: ‘Pauls geheugen faalt: hij dénkt dat hij ‘Strutter’ heeft geschreven, de eerste song op onze debuutplaat uit 1974. Ik wéét dat ik dat heb gedaan.’

Stanley: “O God, praat me er niet van! Ik denk dat ik niet overdrijf als ik zeg dat ik 80 procent van ons materiaal heb gecomponeerd én er de visuals en de concepten voor heb bedacht. Gene is een enig kind, en ook in Kiss moet alles om hem draaien. Maar Kiss is níét De Grote Gene Show.”

Gene is de ongekroonde koning van de merchandise: er zijn zelfs doodskisten van Kiss. Heb jij weleens op de rem getrapt?

Stanley: “Al fluitend overschrijdt Gene de grens tussen verkoop en uitverkoop. Maar als puntje bij paaltje komt, moet je je merk beschermen.

“Toen we een decennium geleden Kiss Kruises lanceerden – vakantietochten met fans op een luxeschip – verklaarde iedereen ons natuurlijk weer voor gek: ‘Jullie doorprikken je eigen mythe! Wie wil The Demon en The Starchild nu in zwembroek zien!?’ Maar echt contact met de fans is héérlijk. Ik heb op die cruises al duizend keer een krop in de keel gekregen wanneer fans me vertelden hoe Kiss hun leven heeft veranderd. Hoe hun terminaal zieke partner in z’n laatste dagen kracht en troost putte uit onze muziek. Hoe enthousiast al die kinderen aan boord zijn – de derde generatie fans!

“Het Kiss Army, zoals onze officiële fanclub heet, is één grote familie, wars van afkomst, ras, huidskleur of seksuele oriëntatie. De metalgemeenschap is lang homofoob geweest, maar wij níét.”

In Backstage Pass schrijf je dat je op het hoogtepunt van jullie decadente periode zelfs iemand inhuurde om deuren voor je te openen. Letterlijk?

Stanley: “Helaas wel. Voor een superster als ik, dacht ik, is deuren openen pure tijdverspilling. We waren vadsig en verwend geworden. Maar rock-’n-roll werkt het best als je blaren en kneuzingen hebt, niet als je de prinses op de erwt bent geworden. Toen we na jaren vol vleierij de jaknikkers op onze loonlijst ontsloegen, voelde dat als een bevrijding.

“Ik zou je een lange lijst kunnen bezorgen van sterren die nog altijd jaknikkers in dienst hebben. Onlangs was ik nog backstage bij een rockgroep die ik niet zal noemen: die gasten werden door een bevallige assistente letterlijk met de lepel gevoed – als baby’s! Meelijwekkend. En ook zij werden van de ene kamer naar de andere begeleid, zodat ze zelf geen deuren hoefden aan te raken.”

Over jullie decadente dagen zei Gene Simmons een jaar geleden in Humo: ‘Ik was meestal de enige nuchtere op een partijtje van mongoloïde dronkaards.’ Jij hebt, net als hij, de drugs naar eigen zeggen altijd op afstand gehouden.

Stanley: “Seks: hoe meer, hoe liever. Rock-’n-roll: natuurlijk! Drugs? Nee, hoef ik niet. Drugs zijn een valstrik. Ik kan je verzekeren: het heeft jarenlang moed gekost om dat hardop te zeggen in ons milieu van zuipers en snuivers. Ik ben goed geplaatst om het slagveld van de rock-’n-roll te overschouwen, en ik heb mijn opgroeiende kinderen (Stanley heeft twee zonen en twee dochters, red.) vaak gewezen waar de lijken liggen van alle idioten die dachten dat drugs cool waren maar die het niet hebben overleefd. Ik zie niet in waarom muziek en zelfdestructie hand in hand zouden moeten gaan. Dat is valse romantiek.”

‘Zijn er overeenkomsten tussen het symbool van de SS en de ‘SS’ in ons logo? Ja, maar je moet al van héél slechte wil zijn om daar een verheerlijking van het nazisme in te zien.’Beeld Getty Images

‘Seks: hoe meer, hoe liever’, zeg je. Jij was voor je huwelijk met Erin Sutton misschien wel de grootste casanova van de hardrockscene. Eerlijk zeggen: hoe vaak heb je je moeten laten behandelen voor geslachtsziekten?

Stanley: “Nooit. Ik ben ongeschonden uit de strijd gekomen. Ik ben altijd heel voorzichtig geweest. Domme mensen geloven niet in preventie, ik wél. Ooit gehoord van condooms?”

Wat is het vreemdste cadeau dat je ooit van een fan hebt gekregen?

Stanley: “Wel, een jong vrouwelijk lichaam is natuurlijk een heel mooi cadeau (grinnikt). En honderden vrouwen en mannen hebben me de Starchild-tattoo getoond die ze hadden laten zetten. Heel vleiend, maar het geeft me natuurlijk ook een grote verantwoordelijkheid: ik wil niet dat die mensen ooit die tattoo moeten laten verwijderen omdat ik iets heb gedaan dat beschamend of misdadig is.

“Ik herinner me één cadeau dat me uit evenwicht heeft gebracht. Ik wilde het eerst niet aanvaarden: een fan schonk me zijn Purple Heart, de decoratie die wordt uitgereikt aan Amerikaanse soldaten die gewond of gedood zijn.”

BLUFFEN MET KARTON

Op de Creatures of the Night-box staat een liveversie van ‘Black Diamond’ die je inleidt met de zin: ‘This is for all you girls.’ Maar die song gaat toch over een prostituee?

Stanley: “Die opname dateert van 1983. Laat ik zeggen dat mijn bindteksten toen heel spontaan waren. ‘Black Diamond’ gaat wel degelijk over straatprostituees in New York.

“Tja, adrenaline doet rare dingen met een mens (lacht).”

Kiss is goed in songs met een sterk concept. ‘Lovegun’, ‘Legends Never Die’ en ‘Calling Dr. Love’, bijvoorbeeld. Maar wordt het niet gênant als je later tekstflarden als ‘Get down on your knees’ en ‘Sweet little innocent girl, keep me coming’ aan je dochters moet uitleggen?

Stanley: “Nee. Zolang ze te jong zijn om die verwijzingen naar seks te begrijpen, is er geen probleem. En zodra ze oud genoeg zijn om zelf seks hebben, is er ook geen probleem: dan weten ze wat die teksten betekenen!

“En please, we leven in een tijd waarin zelfs Disneyfilms onderwerpen aanpakken waarover ik als ouder soms denk: moet dat echt!?”

Voor zover ik weet, ben jij de enige rockster die ooit iets kritisch heeft durven te zeggen over de Rock and Roll Hall of Fame, waar Kiss pas in 2014 in opgenomen werd – vijftien jaar, maar liefst, nadat jullie voor het eerst in aanmerking waren gekomen.

Stanley: “Wij waren de bittere pil die de jury moest slikken. Na al die jaren konden ze niet nóg een keer derderangsacts huldigen en ons niet – anders hadden ze zich echt belachelijk gemaakt.”

Je bent een Jood – je echte naam is Stanley Eisen – en je bent opgegroeid tussen oudere familieleden en buren die op hun voorarm hun kampnummer in Auschwitz getatoeëerd hadden. Net zoals Gene Simmons, overigens – echte naam: Chaim Witz. Het verbaast me des te meer dat de twee S’en in jullie iconische logo erg lijken op de dubbele bliksemschicht van de SS, de wreedste nazi’s, die tijdens de Tweede Wereldoorlog rechtstreeks bij de uitroeiing van Joden betrokken waren.

Stanley (duidelijk gegeneerd, aarzelend en bedachtzaam): “Zijn er overeenkomsten tussen het symbool van de SS en de ‘SS’ in ons logo? Ja, die zijn er. Maar onze S’en zijn opgevat als bliksemschichten: die passen bij de zintuiglijke overkill van onze shows en de power van onze muziek. Je moet al van héél slechte wil zijn om er een verheerlijking van het nazisme in te zien.

“En áls ons logo je doet stilstaan bij de Holocaust, dan is dat misschien zo slecht nog niet: de gruweldaden van de nazi’s mogen nooit vergeten worden.”

Van welke andere rockgroep had je een week deel willen uitmaken, om te weten hoe zij werkten?

Stanley: “Van Led Zeppelin! Of The Beatles. Ik heb Get Back, de docureeks van Peter Jackson over de totstandkoming van ‘Let It Be’, met open mond bekeken. Hun dynamiek fascineert me, hun camaraderie, hun onderlinge chemie. Als lid van de groep had ik erachter kunnen komen hoe hun beste songs geboren werden, wie die songs schreef en wie er de eer voor opeiste. Ging het zoals in Kiss, waar ik al het werk doe en Gene opschept over de resultaten?”

Over Kiss zou een geweldige film gemaakt kunnen worden. Welke drie scènes mogen daarin niet ontbreken?

Stanley: “Om te beginnen de eerste ontmoeting tussen Gene en mij. Het was haat op het eerste gezicht (lacht). Ik vond hem meteen een dominante, irritante aansteller. Eén dag eerder was ik nog een doodongelukkige taxichauffeur. En Gene was onderwijzer in Spanish Harlem, Manhattan. Op de radio hoorden we niet wat we wilden horen, dus beslisten we: we gaan die muziek gewoon zélf maken. We wilden een rockgroep oprichten zoals er nog geen bestond.

“Dan een scène uit onze begindagen als arme underdogs. We wilden toen al bigger than life zijn, en blufpoker was ons beste wapen. Andere zware rockers speelden voor een drie meter hoge muur van peperdure Marshall-versterkers, wij konden ons alleen een paar kleine tweedehandsversterkers veroorloven. Dus bouwden we zo’n muur na in karton en drukten we onze lichtman op het hart: ‘Zet vooral géén spot op de versterkers, anders ziet iedereen dat die dingen nep zijn!’ Die scène zal zowel pathetisch als heroïsch zijn.

“En als derde scène misschien een glimp van ons grootste succes. Een concertfragment, bijvoorbeeld, gefilmd vanaf het drumstel, zodat je de 100.000 fans voor ons kunt zien. Dat een song die ik als puistige puber schreef op de kapotte sofa van mijn luizige huurappartementje in New York een halve eeuw later wordt meegebruld door een vol stadion in Zuid-Amerika of een festivalwei in Europa: het blijft pure magie.

“(Peinzend) Ja, er bestaan al heel wat documentaires over Kiss, maar de ultieme film moeten we nog maken. Ik zou gaan kijken! En Gene ook. (Lacht) Tien keer.”

BLUFFEN MET KARTON
Beeld rv

‘Creatures of the Night (40th Anniversary Reissue)’ is uit bij Universal. Kiss speelt op 13 juni in Paleis 12 in Brussel.

© Humo