Duurste ooit, voor het goeie doel en verpand aan de bakker: straffe verhalen over schilderijen van Vermeer

Het Rijksmuseum in Amsterdam toont 28 schilderijen van Johannes Vermeer. Nooit eerder zijn er zoveel samengebracht. Eén werk ontbreekt, omdat het 33 jaar geleden gestolen werd. En er zijn in het verleden nog meer straffe stoten uitgehaald met schilderijen van Vermeer: gestolen in Brussel door de idealist Tijl van Limburg, twee keer gepikt in Dublin (onder meer door het Iers Republikeins Leger of IRA) en teruggevonden in de koffer van een auto op de luchthaven van Deurne; nagemaakt door meester-vervalser Han van Meegeren of recent nog vastgeplakt door “klimaatklevers”.  

Op de historische tentoonstelling met 28 schilderijen van Johannes Vermeer in Amsterdam ontbreekt een opvallend werk: "Het concert" werd in 1990 gestolen in Boston en is nog altijd niet terecht. 

"We hopen dat het ooit nog ergens opduikt," zegt directeur Taco Dibbits van het Rijksmuseum. Twee andere werken in dezelfde tentoonstelling zijn ook ooit gestolen, eentje zelfs twee keer, maar die werden gelukkig weer teruggevonden. 

Een overzicht van de avonturen van de zeldzame schilderijen van de Hollandse meester: ontvreemd, nagemaakt, aangevallen door activisten.

"Meisje met de parel": vastgelijmd door Belgische "klimaatklever"

Het meest recente exploot met een schilderij van Johannes Vermeer vond vorige herfst plaats in het Mauritshuis in Den Haag.

Een Belgische klimaatactivist lijmt zijn hoofd vast aan het kader rond het wereldberoemde schilderij "Meisje met de parel", terwijl een tweede actievoerder een blik tomatensoep over zijn hoofd giet. Ze worden kort daarna veroordeeld tot enkele maanden gevangenisstraf. 

"De liefdesbrief": gestolen in Brussel door "Tijl van Limburg"

Enkele decennia terug in de tijd. “De liefdesbrief” van Johannes Vermeer is in 1971 te zien in Brussel op de tentoonstelling “Rembrandt en zijn tijd” in het Paleis voor Schone Kunsten. Uitgeleend door het Rijksmuseum Amsterdam, in het kader van het festival Europalia Nederland. Op 23 september 1971 wordt het schilderij gestolen door de 21-jarige ober Mario Roymans, later bekend als “Tijl van Limburg”. 

Roymans verstopt zich en slaat zijn slag na sluitingstijd. Omdat het kader te groot is, snijdt hij het doek (44 x 38,5 cm) eruit en propt het achter zijn broeksriem. Eerst bewaart hij het schilderij in zijn kamer, later begraaft hij het in een bos en ten slotte steekt hij het onder zijn matras in een hotel in Heusden-Zolder, waar hij werkt.

De liefdesbrief, ca. 1669-1670, Rijksmuseum Amsterdam

Mario Roymans steelt uit idealisme: hij is diep geraakt door de hongersnood in Bangladesh – waarvoor Beatle George Harrison met Ravi Shankar in 1971 benefietconcerten organiseert. De Limburgse dief contacteert een journalist van de krant Le Soir, toont hem bij een ontmoeting het werk van Vermeer en laat hem foto’s maken. 

Roymans wil het werk teruggeven, als aan drie voorwaarden wordt voldaan: een losgeld van 200 miljoen voor de Bengaalse vluchtelingen; en voorts moeten zowel het Rijksmuseum als het Paleis voor Schone Kunsten een campagne organiseren tegen de honger in de wereld. De deadline is 6 oktober. Naarmate de dagen verstrijken, groeit bij het publiek de sympathie voor de actie van Roymans.

Uiteindelijk wordt “Tijl van Limburg” gevat op 6 oktober 1971, nadat hij een telefonisch interview had gegeven aan het VRT-radionieuws. Hij belt op vanuit een tankstation, maar de eigenares luistert hem af en slaat alarm. Hij vertrekt met zijn motor en wordt uiteindelijk gevonden in de mesthoop van een koeienstal. En "De liefdesbrief" van Vermeer? Die ligt nog onder zijn matras in het hotel waar hij werkt.

Mario Roymans zit uiteindelijk zes maanden in de gevangenis. Hij lijdt daarna aan een zware depressie en overlijdt op zijn 29e. Stijn Meuris en Sue Somers maakten enkele jaren geleden een documentaire over Tijl van Limburg.

“De liefdesbrief” was erg gehavend door de diefstal. Het werk werd een jaar lang gerestaureerd en daarna weer tentoongesteld in Amsterdam.

"Schrijvende vrouw met dienstbode": twee keer gestolen in Dublin, teruggevonden in Antwerpen

“Schrijvende vrouw met dienstbode”, rond 1670-1672 geschilderd door Johannes Vermeer, wordt op 27 april 1974 gestolen uit het landgoed Russborough House, in de buurt van de Ierse hoofdstad Dublin. Dat gebeurt tijdens een homejacking door een commando van het Iers Republikeins Leger, het IRA. Ze gaan aan de haal met 18 oude meesters, waaronder de Vermeer en 3 werken van Rubens, die ze allemaal uit hun lijsten snijden. De schatrijke eigenaars, Alfred Beit en zijn vrouw Clementine, worden vastgebonden. De butler weet zich los te wrikken en de politie te bellen. 

De dieven stellen een ruil voor. Alfred Beit kan zijn kunstcollectie terugkrijgen, als twee gevangen IRA-leden worden vrijgelaten én meer dan een miljoen losgeld wordt betaald, dat het IRA wilde gebruiken om wapens te kopen. Het loopt goed af: amper een week later, op 5 mei 1974, worden de werken teruggevonden in een auto en een cottage in de buurt, zonder al te veel schade. 

Pikant detail: de kunstroof wordt geleid door Rose Dugdale, een jonge Britse aristocrate die zich verzet tegen haar rijke milieu en de kant kiest van het IRA. Ze is het huis van de Beits binnen geraakt door met een Frans accent om hulp te vragen “wegens autopech”. Ze wordt tot jaren gevangenisstraf veroordeeld, ook voor andere kunstroven, onder meer bij haar eigen ouders. Ze bouwt ook eigenhandig zware bommen voor dodelijke IRA-aanslagen. Twee jaar geleden verscheen haar biografie.

Schrijvende vrouw met dienstbode, ca. 1670-1672, National Gallery of Ireland, Dublin

Twaalf jaar later. Op 1 mei 1986 is Russborough House opnieuw het doelwit van boeven, dit keer uit de Ierse onderwereld. En opnieuw wordt de “Schrijvende vrouw met dienstbode” ontvreemd, samen met 17 andere meesterwerken. Het brein achter die roof is de Ierse crimineel Martin Cahill. Een dag later worden enkele schilderijen in een gracht gevonden; de andere zouden zijn ondergebracht in een bunker. De Vermeer zou ook in een Luxemburgse kluis zijn beland. Probleem voor de dieven: de werken zijn zo wereldberoemd dat ze onverkoopbaar zijn. 

In een autokoffer op de luchthaven van Deurne

Op 1 september 1993 duikt het schilderij van Vermeer op in Antwerpen, meer bepaald in een parkeergarage bij de luchthaven van Deurne. "Schrijvende vrouw met dienstbode" ligt ingepakt in een vuilniszak in de koffer van een huurauto, samen met 7 andere gestolen kunstwerken, onder meer van Francisco Goya. De rijkswacht had er lucht van gekregen dat er een transactie zou plaatsvinden. Drie Ieren werden aangehouden. De deal zou ook te maken hebben gehad met internationale drugshandel.

Pikant detail 1: ook de Britse kunstdetective Charley Hill was in Deurne. Hij deed zich voor als geïnteresseerde koper voor rijke klanten. Hill zou in 1994 ook "De schreeuw" van Edvard Munch terugvinden, drie maanden na de diefstal uit een museum in Oslo. Hill overleed in 2021 en was naar verluidt ook "Het concert" van Vermeer op het spoor in Ierland. Dat doek werd in 1990 gestolen in Boston (zie verder in dit artikel).

Pikant detail 2: “Schrijvende vrouw met dienstbode” van Vermeer werd na zijn dood door zijn weduwe verpand aan de bakker in Delft, bij wie het gezin grote schulden had. Het schilderij hangt nu in de National Gallery of Ireland in Dublin, en tot 4 juni in het Rijksmuseum in Amsterdam.

"De gitaarspeelster": teruggevonden op Londens kerkhof (1974)

Een van de laatste schilderijen van Johannes Vermeer, "De gitaarspeelster", werd in 1974 gestolen uit Kenwood House in Londen. Er kwamen twee opeisingen binnen. Eén beller wilde het schilderij teruggeven, in ruil voor voedselhulp aan Grenada; een andere eiste de overbrenging van twee Ierse zussen naar Noord-Ierland. Zij zaten een gevangenisstraf uit in Londen, wegens medeplichtigheid aan bomaanslagen.

De krant "The Times" ontving op zeker ogenblik een strook doek van het schilderij als "bewijs". Uiteindelijk werd "De gitaarspeelster" teruggevonden op een kerkhof in Londen. Vochtig, maar voorts in redelijke staat. 

De gitaarspeelster, ca. 1670-1672, Kenwood House, Londen

"Het concert": 81 minuten kunst stelen in Boston (1990)

Op 18 maart 1990, rond 1 uur ‘s nachts, wordt “Het concert” van Johannes Vermeer gestolen uit het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston, in de Verenigde Staten. Twee mannen in politie-uniform bellen aan met de melding dat ze opgeroepen zijn voor een noodgeval. Een bewaker verbreekt het protocol en laat de “agenten” binnen. Hij wordt samen met een collega opgesloten in de kelder. 

De dieven nemen ruim hun tijd: 81 minuten later vertrekken ze met 13 schilderijen en kunstvoorwerpen uit het museum, waaronder de Vermeer, drie Rembrandts en werken van Degas en Manet. Op de bewakingsbeelden is te zien hoe ze twee keer naar hun wagen lopen met de buit. 

Het onderzoek naar de diefstal loopt nog steeds, samen met het FBI. Het Gardner-museum in Boston looft 10 miljoen dollar uit voor de gouden tip. De waarde van “Het concert” werd in 1990 geschat op 250 miljoen dollar. Daarmee zou het het duurste gestolen kunstwerk ooit zijn.

Het concert, ca. 1666, Isabella Stewart Gardner Museum, Boston

Intussen hangen er lege kaders in het Gardner-museum, de stille getuigen van een van de grootste kunstdiefstallen en het symbool van de hoop op hun terugkeer, zegt het museum. De Franse kunstenares Sophie Calle maakte kort na de diefstal een eigen werk, geïnspireerd op de roof en de herinnering aan de gestolen kunst.

Kunstspeurder Charles Hill (die van de Vermeer in Dublin, die weer opdook in Antwerpen) zou contact hebben gehad met leden van de bende van 1990, maar dat zou weer verbroken zijn. Intussen is Hill overleden.

Een "Vermeer" van meester-vervalser Han van Meegeren in handen van nazi-leider Herman Göring

En dan is de ophefmakende zaak van de vervalste schilderijen van Vermeer, of beter gezegd: de verzonnen schilderijen, die in de stijl van Vermeer werden geschilderd door de Nederlander Han van Meegeren. Hij wilde de kunstwereld een neus zetten, omdat hij zichzelf tekortgedaan voelde als kunstenaar.  

Dit verhaal speelt zich af net voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1937 werkt Van Meegeren “De Emmaüsgangers” af. Hij gebruikt schilderdoek uit de 17e eeuw, bereidt zijn eigen verf met bakeliet en laat het schilderij opzettelijk verouderen door het te bakken. Van Meegeren slaagt in zijn opzet: eminente kunstkenners beschouwen het werk als een herontdekte Vermeer. Scanners zijn er niet in die tijd. 

Van Meegeren krijgt de smaak te pakken en maakt nog meer vervalsingen, onder meer “Christus en de overspelige vrouw”, die hij via een tussenpersoon verkoopt aan nazi-leider Herman Göring. Na de Tweede Wereldoorlog wordt hij veroordeeld; tijdens het proces moet hij trouwens zijn vervalsingstechnieken demonstreren. Het werk van Han van Meegeren hangt nu zelf in Nederlandse musea, maar dan onder zijn eigen naam, “De Emmaüsgangers” bijvoorbeeld in Boijmans van Beuningen in Rotterdam. 

De Emmaüsgangers van Han van Meegeren, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

De tentoonstelling met 28 werken van Johannes Vermeer loopt tot 4 juni in het Rijksmuseum in Amsterdam.

Meest gelezen