Direct naar artikelinhoud
InterviewLieven Boeve en Koen Pelleriaux

‘Het oude model van de leraar als keizer voor zijn klas is voorbij’: crisis in het onderwijs

Lieven Boeve en Koen Pelleriaux: ‘Het niveau daalt omdat we te wéínig hebben veranderd, niet te veel.’Beeld Saskia Vanderstichele

Terwijl leerlingen en leerkrachten genoten van een week krokusvakantie bleef ons onderwijs in het brandpunt staan. De kwaliteit ervan boert verder achteruit, de taalachterstand van onze kinderen baart zorgen en groeit nog door het nijpende lerarentekort. Bovendien heeft onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) niet zijn beste weken achter de rug. Aan topmannen Lieven Boeve (56) van het Katholiek Onderwijs en Koen Pelleriaux (55) van het GO!, het gemeenschapsonderwijs, om de rapporten uit te delen. ‘Leraars moeten onze kinderen leren lezen en schrijven, maar ze staan er haast alleen voor.’

Nee, Ben Weyts had geen zin in een debat met de onderwijskoepels. De Vlaamse minister van Onderwijs oogstte kritiek met zijn voorstel om het kindergeld af te pakken van ouders die geen inspanningen leveren om Nederlands te leren. Volgens zijn tegenstanders was dat ook maar een manoeuvre om de aandacht af te leiden van zijn beschonken optreden in het Vlaams Parlement, dat leidde tot een alcoholverbod in de koffiekamer. Gelukkig wilden de bazen van de twee grote onderwijsnetten wél twee uur vrijmaken om een blik oplossingen voor het onderwijs open te trekken. Op zijn hoofdkwartier in de Brusselse Guimardstraat schenkt Lieven Boeve grappend ‘katholieke koffie’ in voor Pelleriaux. ‘Hopelijk is hij mínder goed dan de kwaliteit van ons onderwijs.’

Heren, hoe gaat het nog met het lerarentekort?

Koen Pelleriaux: “We missen tienduizend leerkrachten op een totaal van 160.000. Eerst was vooral wiskunde een probleem, nu vallen er gaten voor alle vakken, behalve lichamelijke opvoeding. Door de grote uitstroom van oudere leerkrachten dreigt dat probleem de komende jaren nog te verergeren. Er zijn meer inschrijvingen in de lerarenopleiding, maar het tekort wegwerken wordt een inspanning van járen.”

Lieven Boeve: “Bij de VDAB staan bijna vijfduizend vacatures open, maar veel scholen schakelen de VDAB zelfs niet meer in, omdat ze weten dat ze toch niemand zullen vinden. In het schooljaar 2020-’21 bleef een vacature gemiddeld zeven weken openstaan, vorig schooljaar was dat al elf weken. Uit onderzoek van onderwijseconoom Kristof De Witte blijkt dat zo’n niet-ingevulde vacature leidt tot twee weken leerverlies voor Nederlands en tweeënhalve week voor wiskunde.”

Pelleriaux: “Scholen doen hun best om de tekorten op te vangen. Leerkrachten kloppen extra uren, gepensioneerde leraren keren terug, klassen worden samengezet voor bepaalde vakken. Toch zitten sommige kinderen uren per week in de studie. Sommige scholen moesten zelfs kerstexamens uitstellen omdat leerlingen voor een bepaald vak nog geen leerkracht hadden gehad.”

Boeve: “Een school in Anderlecht begon het schooljaar met tien van de zeventien leerkrachten. We zitten door alle reserves heen. Normaal heb je halftijdse leerkrachten die tijdelijk wat uren kunnen opnemen. Die marge is weg. In het basisonderwijs staan zelfs zorgleerkrachten voltijds voor de klas. Daarom vragen wij nu al jaren om het lerarentekort prioritair aan te pakken. Het onderwijs heeft een New Deal nodig: een ambitieus plan om leerkrachten aan te trekken en te behouden, maar ook een betere schoolorganisatie.”

Minister Weyts heeft ervoor gezorgd dat zijinstromers tien jaar anciënniteit kunnen meenemen, zodat ze niet voor een startersloon moeten beginnen. Daardoor stapten vorig schooljaar 4.400 mensen over van een andere job naar het onderwijs.

Pelleriaux: “Dat helpt, maar het is niet genoeg. Waarom mogen zijinstromers niet ál hun anciënniteit meenemen?”

Boeve: “Dat kost geld, maar het is nodig. Voor veertigers en vijftigers is een overstap naar het onderwijs financieel nog altijd niet interessant. Als je een lening moet afbetalen en graag eens op vakantie gaat, wil je niet terugvallen op de helft van je loon. Veel zijinstromers haken ook af omdat ze de job onderschatten. Ze hebben vaak nog geen pedagogisch diploma en weten niet hoe ze een klas moeten managen. Dat is erg jammer, maar door die verhalen beseft iedereen nu wel hoe zwaar het beroep van leerkracht is.”

Jaarlijks geven 3.700 leerkrachten er de brui aan. Een op de drie starters stopt binnen de vijf jaar. Hoe komt dat?

Boeve: “Dat fenomeen zie je ook in andere sectoren. Veel starters knappen af op de hoge werkdruk. Een leerkracht staat elke dag alleen voor de klas. Op een kantoorjob kun je een mindere dag verstoppen, een leraar kan dat niet.”

Een leerkracht godsdienst getuigde op de VRT: ‘Van startende leerkrachten wordt immens veel verwacht. Elke les moet voorbereid staan op papier, je moet je leerdoelen halen en dat kunnen bewijzen, werkblaadjes, mailsystemen, leerlingvolgsystemen… Om nog te zwijgen van ouders die je punten aanvechten. ’s Avonds kom ik stikkapot thuis met een lang to-dolijstje voor de dag erna.’

Pelleriaux: “In bepaalde kringen leeft nog altijd het idee dat je leerkracht wordt om weinig te moeten werken en veel vakantie te hebben. Dat stoort me enorm. Het is veel meer dan 24 uren van vijftig minuten lesgeven. De meeste leerkrachten werken minstens 38 uur per week. En de eerste jaren zijn vaak de moeilijkste, omdat je alle lesvoorbereidingen nog moet maken. Starters komen ook vaak voor moeilijke klassen te staan.”

Boeve: “Veel directeurs proberen hun sterkste leerkrachten wel voor de moeilijkste klassen te zetten. Maar in sommige scholen is élke klas moeilijk. Vaak moet een jonge leerkracht ook op verschillende scholen lesgeven: acht uur hier, vier uur ginder, zes uur daar. Het zou beter zijn om een lerarenopdracht niet per school, maar per schoolbestuur te bekijken. Dan kun je starters altijd in één school laten lesgeven. Maar dan moet je je ervaren leerkrachten wel vragen om in twee scholen te staan. Wie zich daarvoor ‘opoffert’, moet je financieel kunnen stimuleren. Helaas laat het verstarde schoolsysteem zo’n hr-beleid niet toe. We kampen met een cultuur van senioriteit: hoe langer je op een stoel zit, hoe meer rechten je denkt te hebben. Wie mag wiskunde geven in de richting Latijn-Wiskunde? De leerkracht die er al het langst is. In het basisonderwijs werken veel leraren vier vijfde, waardoor een directeur soms voor vijf klassen nog één vijfde moet invullen. Als je dan een nieuwe leerkracht aantrekt, zou het logisch zijn dat je die één klas geeft en dat de andere leerkrachten het onder elkaar oplossen. Niet elke directeur durft dat, want veel leerkrachten denken: ‘Ik sta al lang in het derde leerjaar, dat blijft zo.’ In het slechtste geval moet die nieuwe leerkracht dan in vijf verschillende klassen één dag lesgeven.”

Pelleriaux: “Want dat is een beginner die onder aan de ladder moet starten, redeneert men.”

Boeve: “Om die cultuur te keren, moet je als directeur je team meehebben. Wij stimuleren dat, maar directies zouden ook financiële incentives moeten hebben om zo’n beleid te voeren. Ook de aanvangsbegeleiding voor jonge leerkrachten kan beter. Ze hebben een coach nodig die hun leert om te gaan met Smartschool en het leerlingvolgsysteem. Helaas krijgen de scholen daar amper middelen voor.”

Pelleriaux: “Ons onderwijsmodel is te industrieel: het gaat altijd om lestijden van vijftig minuten en klassen van twintig leerlingen. Er is geen werkbaar werk voor oudere leerkrachten en je kunt starters niet rustig laten warmlopen. Die moeten in het secundair meteen 22 uur lesgeven. Ik geloof in ‘co-teaching’: zet een starter en een ervaren leerkracht samen voor een grotere klas en splits die voor bepaalde opdrachten op in kleinere groepjes. Het oude model van de leraar als keizer voor zijn klas, die nauwelijks samenwerkt met collega’s, is voorbij.”

Is het ook niet moeilijker geworden om een klas te managen dan dertig jaar geleden? Sommige leerkrachten zeggen dat het al een succes is als er een uur lang geen stoel door de lucht vliegt. Ze krijgen in hun opleiding ook amper iets te horen over de duizenden kinderen met ADHD, dyslexie, autisme en andere aandoeningen.

Boeve: “Dat is een teer punt. De toenemende groep leerlingen met zorgnoden verhoogt de druk op leerkrachten enorm. Het aantal kleuters in het buitengewoon onderwijs is de laatste vijf jaar met de helft toegenomen. De CLB’s hebben nog nooit zoveel attesten voor zorgondersteuning moeten afleveren. En ook het aantal geschorste leerlingen is de voorbije twee jaar verdubbeld. Elke dag worden twintig kinderen van school gestuurd, omdat de situatie zo verziekt is dat scholen geen oplossing meer zien. Normaal kan de zorgleerkracht dat mee opvangen, maar die staat nu zelf voor de klas.”

Pelleriaux: “Kinderen worden ook steeds jonger van school gestuurd. Vroeger gebeurde dat vooral in het secundair, nu steeds vaker al in het basisonderwijs.”

Boeve: “Leerkrachten zouden meer bijscholing moeten krijgen om te leren omgaan met kwetsbare leerlingen. Het budget daarvoor is in België zowat het laagste van heel Europa. In Nederland gaat er 700 euro per leerkracht naar bijscholing van leraren, in Vlaanderen is dat 90 euro per leerkracht in het secundair en 60 euro in het basisonderwijs. Daar spring je niet ver mee.”

Hoe komt het dat steeds meer kinderen extra zorg nodig hebben of onhandelbaar worden?

Pelleriaux: “De wachtlijsten in de jeugdzorg spelen zeker een rol. Als je slecht in je vel zit en je moet dan een halfjaar wachten op een intakegesprek bij de psycholoog, kan het uit de hand lopen.”

Boeve: “Autisme wordt bij ons veel vaker vastgesteld dan in de buurlanden! Detecteren we dat beter? Of zit dat hier in het water? Dat moet eens onderzocht worden.”

Koen Pelleriaux: ‘In bepaalde kringen leeft nog altijd het idee dat je leerkracht wordt om weinig te moeten werken en veel vakantie te hebben. Dat stoort me enorm.’Beeld Saskia Vanderstichele

DOOR HET STOF

Leerkrachten klagen ook over lastige ouders. Als wij vroeger slechte punten hadden, kregen we thuis straf. Nu trekken de ouders naar school om de leerkracht de oren te wassen of zelfs aan te klagen.

Boeve: “Sómmige ouders wel, ja. ‘Mijn kind, schoon kind’, die mentaliteit weegt op directies en leerkrachten. Ze zijn 90 procent van hun tijd bezig met 10 procent van de ouders. De mensen zijn nu eenmaal mondiger geworden en de tijd dat de leerkracht als de slimste van het dorp werd gezien, is ook voorbij.”

Pelleriaux: “Vroeger uitten mensen hun grieven op het oudercontact, nu sturen ze boze mails of bellen ze naar de leerkracht. En als die niet binnen de paar uur antwoordt, worden ze nog bozer.”

Wat moet er nog gebeuren om het lerarentekort op te lossen?

Pelleriaux: “Wij pleiten er al lang voor om ook universitairen in te zetten in het lager onderwijs en de eerste graden van het secundair. Zo bekom je een diverser lerarenteam. Nu mogen masters enkel lesgeven in de derde graad.”

Boeve: “Helaas ontbreekt de politieke wil, omdat de overheid die masters dan ook als universitairen moet betalen. Dat scheelt zo’n 6.000 euro per leerkracht per jaar.”

Pelleriaux: “Maar Vlaanderen bespaart nu minstens een half miljard euro per jaar op de lonen door het lerarentekort.”

Minister Weyts schermt ook met de snellere vaste benoeming voor beginnende leerkrachten en de soepelere ontslagprocedure, waardoor scholen de rotte appels in het lerarenkorps, die veel van hun collega’s demotiveren, sneller buiten krijgen.

Pelleriaux: “Dat klopt niet. Het is niet makkelijker geworden om mensen te ontslaan.”

Hoezo? Weyts heeft die ontslagprocedure toch hervormd? Uitgebluste leerkrachten konden pas na vier jaar ontslagen worden, voortaan zou dat binnen het jaar kunnen.

Pelleriaux: “Die hervorming is achteraf uitgehold. Als je een vastbenoemde wilt ontslaan, moet je nog altijd een lange procedure volgen. Dat kan onmogelijk in één schooljaar, behalve om dringende redenen. Maar wij wíllen ook geen leerkrachten ontslaan. We hebben liever dat er tenminste nog íémand voor de klas staat.”

Ook al is het een uitgebluste hork met een alcoholprobleem?

Pelleriaux: “Nee, dat gaat me te ver.”

Ik kom uit een onderwijsfamilie: in bijna élke school vind je toch zulke voorbeelden?

Pelleriaux: “Hopelijk zijn dat toch uitzonderingen. Als iemand dronken voor de klas staat, moeten scholen tuchtmaatregelen nemen.”

Vorige zomer zei u dat ‘we nood hebben aan leerkrachten die meer willen bereiken in het leven’. Waarop baseerde u zich?

Pelleriaux: “Ik wilde vooral zeggen dat ons onderwijs mensen uit verschillende sectoren moet aantrekken, zodat we een diverser lerarenkorps krijgen. Mensen uit de privé brengen nieuwe ideeën mee. Het onderwijs mag geen gesloten systeem zijn waarin alléén pas afgestudeerde leerkrachten toetreden die nooit een andere job hebben gedaan. Ik bedoelde niet dat de huidige leerkrachten niet ambitieus zijn. Het overgrote deel werkt keihard, vandaar ook de vele burn-outs.”

Na een storm van kritiek en een vermaning van uw eigen raad van bestuur moest u door het stof.

Pelleriaux: “Ik heb mij verontschuldigd, maar er is nooit een vertrouwensbreuk geweest met mijn raad van bestuur. Zo’n mediastorm is heftig, ik ben daar een paar dagen slecht van geweest, maar…”

Boeve (tot Pelleriaux): “If you can’t stand the heat, stay out of the kitchen.

Pelleriaux: “Voilà!”

Zou u het lerarentekort ook niet kunnen oplossen door het hoofddoekenverbod af te voeren? Veel moslima’s willen graag lesgeven.

Pelleriaux: “Wij verwelkomen hen graag. Maar de grondwet zegt dat ouders en kinderen in Vlaanderen recht hebben op neutraal onderwijs. Dan kun je niet toelaten dat leerkrachten met een hoofddoek of andere levensbeschouwelijke symbolen voor de klas staan.”

Boeve: “Ik vind van wel. Principieel hebben wij niks tegen de hoofddoek.”

Pelleriaux: “De meeste katholieke scholen hebben toch ook een verbod op hoofddoeken?”

Boeve: “Het verschilt van school tot school. In een Brusselse school was de hoofddoek eerst toegelaten voor leerlingen en nu ook voor leraren. (Fijntjes) Dat is een van de weinige plekken waar er geen lerarentekort is.”

Pelleriaux: “De waarheid is dat amper twee of drie scholen de hoofddoek toelaten voor leraren.”

Boeve: “Nee, veel meer! Wij hebben een lijst van scholen waar stagiairs welkom zijn met een hoofddoek. Als een student van een lerarenopleiding geen stageplaats vindt, kunnen wij haar helpen. Dat debat is aan het schuiven. De maatschappij verandert, de polarisering rond dat thema neemt af. Sommige scholen overwegen om de hoofddoek toe te laten voor leerlingen vanaf een bepaalde leeftijd.”

‘Wie met hoofddoek wil lesgeven, heeft blijkbaar een hogere roeping dan lesgeven’, zei de minister.

Boeve: “Een schandalige uitspraak. Dan mis je toch een historisch besef? Meer dan de helft van de Vlaamse scholen zijn opgericht door zusters met een hogere roeping. Waarom zou je religieuze overtuiging goed onderwijs in de weg staan? Misschien halen veel mensen uit hun roeping net extra motivatie.”

Lees ook

‘Een zesdejaars zei lachend dat hij wilde bijspringen. We hebben hem gewoon voor de klas gezet’

PRETPEDAGOGIE

Uit onderzoek van de KU Leuven blijkt dat de zesdejaars van het basisonderwijs de voorbije drie jaar vijftien weken leervertraging opliepen voor Nederlands, negen weken voor Frans, vijf weken voor wiskunde en vier weken voor wetenschap en techniek.

Boeve: “Het ergste is dat de sterkste 5 procent 37 weken leervertraging opliep! Wij hebben steeds minder toppresteerders. Dat komt doordat leerkrachten door het lerarentekort te veel aandacht besteden aan leerlingen die het moeilijk hebben en te weinig tijd hebben om de toppers extra uit te dagen.”

Worden onze kinderen gemiddeld dommer?

Pelleriaux: “In termen van IQ is dat alleszins niet zo.”

Boeve: “We mogen het kwaliteitsdebat niet in zulke botte oneliners voeren. Kwaliteit gaat om meer dan cijfers voor wiskunde en begrijpend lezen. Ons leerplan in het basisonderwijs heet ‘Zin in leren, zin in leven’, de leuze van het GO! is ‘Samen leren samenleven’. Kwaliteit gaat ook over opvoeding. Er was een internationale toets waarop onze leerlingen wél goed scoorden: burgerschap. Helaas heeft de minister beslist om die niet meer af te nemen. Vreemd.”

Relativeert u nu de achteruitgang van ons onderwijs?

Boeve: “Nee, wij nemen die zéér ernstig. Ik ken geen enkele basisschool waar er geen extra aandacht is voor lezen, van in de kleuterklas. Maar scholen kunnen die trend niet in hun eentje keren. Als kinderen zich veertig jaar geleden verveelden, lazen ze een boek, nu grijpen ze vooral naar hun smartphone. We zijn geëvolueerd van een leescultuur naar een schermcultuur. Ouders kunnen ook een verschil maken door thuis voor te lezen en met hun kinderen naar de bibliotheek te gaan.”

In veel scholen mogen taalfouten alleen in de les Nederlands gecorrigeerd worden. Columniste Mia Doornaert gaf in De Standaard een voorbeeld dat ze hoorde uit het tweede jaar aso: ‘De neil stroomt in aafrika.’ Geografisch klopt dat, taalkundig is het een gedrocht. Toch kreeg die leerling het volle punt.

Boeve: “Wij vinden het belangrijk dat scholen ook in niet-taalvakken aandacht besteden aan taal en spelling. Elke leerkracht moet een taalleraar zijn. Maar of je daadwerkelijk punten aftrekt voor spelling op een toets geschiedenis of biologie, is de keuze van de school.”

Meneer Pelleriaux, u was jarenlang kabinetschef van de socialistische ministers van Onderwijs Frank Vandenbroucke en Pascal Smet. Volgens de N-VA is het onder hen fout gelopen, omdat kennisoverdracht moest plaatsmaken voor ‘pretpedagogie’. Alles moest leuk zijn, herexamens mochten niet meer, C-attesten werden taboe en er verschenen bloemetjes op rapporten in plaats van punten.

Pelleriaux: “Hoeveel scholen doen dat, C-attesten afschaffen en bloemetjes op rapporten tekenen? Dat zijn karikaturen. Ja, de PISA-scores zijn de voorbije twintig jaar gedaald, maar we meten pas sinds 2000. Hoe het niveau voordien was, weten we niet. En het klopt niet dat de kwaliteit is gedaald door allerlei rare maatregelen van die ministers. Het is wetenschappelijk aangetoond dat onze onderwijsmethodes wérken.”

Waarom gaan we er dan op achteruit?

Pelleriaux: “Omdat we te wéínig veranderd hebben! Het onderwijs is te star gebleven.”

De slinger is niet te veel doorgeslagen naar welzijn?

Boeve: “De tegenstelling tussen kennis en welbevinden is vals: die twee gaan hand in hand. Een kind dat goed in zijn vel zit, leert ook beter. En een kind dat iets bijleert, vóélt zich beter. Scholen besteden meer aandacht aan welbevinden dan dertig jaar geleden, maar je moet dat ook niet overdrijven. In veel scholen wordt nog heel klassiek lesgegeven. Van die pretpedagogie heb ik nog niet veel gezien.

“Volgens mij is de overheid mee verantwoordelijk voor de daling van de kwaliteit, door de invoering van de eindtermen die bepalen wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Ze waren bedoeld als minimumdoelen, maar gaandeweg werden het ‘maximumdoelen’.”

U hebt de nieuwe eindtermen van Ben Weyts met succes aangevochten voor het Grondwettelijk Hof.

Boeve: “Ja, omdat ze de kwaliteit nog meer in het gedrang zouden brengen. Er lagen zoveel eieren in die mand dat leerkrachten ál hun tijd zouden nodig hebben om die minimumdoelen erdoor te jagen zonder essentiële zaken te kunnen uitdiepen.”

Pelleriaux: “De kwaliteitsdaling kent veel oorzaken, maar ik geloof niet dat het aan de eindtermen ligt.”

Misschien hebben scholen de lat ook zelf te laag gelegd? Een lo-leerkracht zei me dat ze haar leerlingen een voldoende moet geven voor de coopertest als ze hun turnkledij aantrekken en twaalf minuten wandelen.

Pelleriaux: “Van wie moet zij dat doen?”

Van de directie.

Pelleriaux: “Dat staat in geen énkele richtlijn. Het verbaast me dat zoiets gebeurt. Dan kun je lo evengoed afschaffen.”

Lieven Boeve: ‘Er was een internationale test waarop onze leerlingen wél goed scoorden: burgerschap. Helaas heeft de minister beslist om die niet meer af te nemen. Vreemd.’Beeld Saskia Vanderstichele

KLEUTERS & KOALA’S

Om de onderwijskwaliteit beter te meten, moet elke leerling vanaf volgend schooljaar in het vierde en zesde jaar van de basisschool en in het tweede en zesde middelbaar een centrale toets afleggen. Weyts noemt dat ‘een kleine revolutie’.

Boeve: “Wij zijn daar niet tegen, maar die toetsen mogen niet dé maatstaf zijn voor de kwaliteit van het onderwijs. Daarom willen we absoluut niet dat de resultaten openbaar worden gemaakt. Dan krijg je een rangschikking van ‘goede’ en ‘slechte’ scholen. Gelukkig staat nu in het decreet dat dat niet mag.”

Pelleriaux: “Wij zijn pro. Dankzij die toetsen zie je perfect welke scholen het goed doen en welke niet. De scholen waar het fout loopt, moeten we actief begeleiden.”

Een ander speerpunt van Weyts zijn de verplichte taaltests in de laatste kleuterklas. Daaruit blijkt dat een op de zeven kleuters onvoldoende taalkennis heeft om in het eerste studiejaar te kunnen starten.

Pelleriaux: “Die koalatests worden al in oktober afgenomen, zodat leerkrachten nog meer dan een halfjaar hebben om taalarme kinderen bij te werken. Dat moet het doel zijn. De slechte resultaten waren voor mij geen verrassing: een op de vier kleuters in Vlaanderen spreekt thuis geen Nederlands, in de steden ligt dat aantal nog hoger. Maar we mogen dat niet zien als achterstand.”

Nee? Als een kind thuis geen Nederlands spreekt, leidt dat gemiddeld tot een jaar leerachterstand.

Boeve: “Ik bezocht pas een kleuterklas in Brussel en daar was maar één kindje dat thuis Nederlands sprak. Dat is toch een uitdaging voor die leerkracht. Maar voor ons moesten die koalatests niet verplicht worden. Kleuterleerkrachten weten doorgaans heel goed welke kindjes nog niet mee zijn met de taal. Maar voor sommige scholen is het wel goed dat ze een concreet resultaat hebben, zodat ze het kunnen aankaarten bij de ouders.”

Weyts stelde voor om ouders die slecht Nederlands spreken strenger aan te pakken en desnoods hun kindergeld af te pakken.

Boeve: “De koalatest is vorig schooljaar voor het eerst afgenomen en metéén wil men daar sancties aan koppelen. Hij vraagt ook dat leerkrachten onwillige ouders doorseinen aan de overheid. Voor zo’n onderwijscultuur passen wij. Dat heeft níéts meer te maken met het doel van die test. In het decreet staat duidelijk dat die louter als diagnostisch instrument mag dienen.”

Moeten we dan machteloos toekijken als ouders niet naar oudercomités komen, geen moeite doen om Nederlands te spreken of de taal van hun kinderen te verbeteren, met een hoger risico op leerachterstand, demotivatie, schooluitval en werkloosheid als gevolg?

Boeve: “Nee, maar met de zweep bereik je ook niks. Je moet investeren in brugfiguren die met ouders gaan praten.”

Vooruit ziet nog een andere oplossing: verplicht het kleuteronderwijs vanaf 3 jaar.

Pelleriaux: “In Nederland gaan kinderen pas op hun 4de naar de kleuterschool. Ik ben er niet tegen om kleuteronderwijs te verplichten vanaf 3 jaar, maar het is wel vroeg. En verwacht er geen wonderen van: 90 procent van de kinderen volgt nu al kleuteronderwijs vanaf 3 jaar.”

Boeve: “Ik vind de verlaging van de leerplicht een schijndiscussie. Als we kwetsbare kinderen in de kleuterklas willen, moeten we bij hun ouders gaan aankloppen en uitleggen waarom dat belangrijk is. Als je de kleuterschool verplicht vanaf 3 jaar, wat doe je dan als die ouders hun kinderen niet sturen? Ja, ze verliezen een deel van hun schooltoelage. Maar hebben we die kinderen daarmee geholpen? Nee.”

Hoe verloopt het persoonlijk contact met de minister? Schenkt hij klare wijn op de vergaderingen?

Pelleriaux (lacht): “Ik heb op die vergaderingen nog maar één keer wijn gedronken: na een deal was iedereen opgelucht en trok de minister een fles open.”

Boeve: “Ons contact met Weyts is altijd aangenaam, maar hij houdt zich strikt aan het regeerakkoord en legt duidelijke N-VA-accenten. Soms delen wij die, zoals in de strijd om de scholen open te houden tijdens de coronacrisis, soms staan we lijnrecht tegenover elkaar.”

Pelleriaux: “Ik zie vier grote dossiers: de coronacrisis is goed gemanaged, bij de invoering van de centrale toetsen heeft hij goed geluisterd naar onze input, het dossier van de eindtermen staat nog open, maar de strijd tegen het lerarentekort is een teleurstelling. Wij hadden gehoopt dat er meer mogelijk zou zijn.”

Journalist Bart Eeckhout schreef in De Morgen dat elke minister van Onderwijs op de macht van de koepels botst. De echte macht zit híér.

Pelleriaux: “Was dat maar waar!”

Boeve: “Mocht dat zo zijn, dan stonden er al lang masters in het basisonderwijs en zouden scholen wél een goed hr-beleid kunnen voeren.”

Ook de Leuvense rector Luc Sels zei in Knack: ‘De onderwijskoepels zeggen constant welke initiatieven de overheid zou moeten nemen. Maar negen op de tien maatregelen die ze voorstellen, kunnen ze perfect zelf in de praktijk brengen.’

Boeve: “Ja, maar de overheid moet dat ook in de hand werken. Iedereen zegt dat de onderwijsnetten beter moeten samenwerken, zodat scholen die op drie straten van elkaar liggen niet allebei Latijn-Grieks aanbieden voor drie man en een paardenkop, zoals een partijvoorzitter (Conner Rousseau van Vooruit, red.) het schetste. Vandaag is het voor scholen interessanter om kleine opleidingen aan te houden. Hoe meer leerlingen, hoe meer geld ze krijgen. Als een school een opleiding afstoot, omdat je die ook in een naburige school kunt volgen, verliest ze inkomsten. Ik vind dat mensen nog altijd moeten kunnen kiezen tussen Latijn-Grieks in een katholieke school of in een GO!-school, maar binnen onze eigen netten kunnen we die opleidingen wel rationaliseren. Alleen moeten de financiële drempels weg.”

Maar waarom kunnen jullie niet samensmelten tot één onderwijsnet? De samenleving is toch veranderd?

Boeve: “De vrijheid van onderwijs staat in onze grondwet. Er is nog altijd een groot verschil tussen het pedagogisch project van een jezuïetenschool en dat van een GO!-school. Vrij onderwijs is een element van een democratische samenleving.”

Pelleriaux: “Juist! Wie zegt dat de onderwijskoepels moeten samenwerken om kleine klassen te vermijden, reduceert onze scholen tot de vakken die we geven. Daar verzet ik me tegen. Wij staan voor een verschillend opvoedingsproject.”

Boeve: “Als je te veel opleidingen schrapt, ondergraaf je het systeem waarbij ouders en kinderen samen scholen bezoeken en dan kiezen welke school het best bij hen past.”

© Humo