Direct naar artikelinhoud
InterviewVincent Van Quickenborne

‘Vies, vuil, grauw en ons gevoeg op een emmer: in vergelijking met de gevangenis van Haren is die van Vorst de hel’

Vincent Van Quickenborne: ‘Ik beken: het was niet mijn eerste keer in een cel.’Beeld sbs

In Recht naar de gevangenis, het nieuwe programma van Tess Uytterhoeven op Play4, krijgt de nagelnieuwe gevangenis van Haren, net voor ze haar échte bewoners ontvangt, een opmerkelijk kransje logés over de vloer. Naast een assisenvoorzitter, een onderzoeksrechter, een strafpleiter en enkele ex-gedetineerden onderwierp ook minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) zich vier dagen lang aan het gevangenisregime.

Vijf sterren op TripAdvisor, meneer de minister?

Vincent Van Quickenborne (lacht): “Dat nu ook weer niet. Het was goed dat het tot vier dagen beperkt bleef. Maar ik wil alle beleidsmakers wel aanraden om het óók eens te proberen – zo leer je wat detentie écht betekent. Je moet voor jezelf eens nagaan: hoe vaak ben je al in een gevangenis geweest? Hoeveel gedetineerden of ex-gedetineerden ken je? Voor de meeste mensen is dat een totaal onbekende wereld, hè.”

Volstonden die vier dagen in Haren voor u om te leren wat detentie inhoudt?

“Er was natuurlijk een verschil met echte opsluiting. Alleen al het feit dat het tot die vier dagen beperkt bleef, zorgde voor een behapbaar perspectief. Vooraf was ook afgesproken dat iedereen op elk moment de mogelijkheid had om eruit te stappen – met het codewoord ‘terminus’. We wisten ook dat we niet in onveilige of crisissituaties zouden belanden, al konden we wél onderworpen worden aan naaktfouilles.

“Toch heb ik in die vier dagen de beklemming gevoeld die je overvalt wanneer je van de samenleving afgesloten wordt. Vanuit mijn cel zag ik het verkeer op de ring rond Brussel, de vliegtuigen op weg naar Zaventem, de spelende kinderen in de straten van Haren… Dat speelde zich allemaal af in een wereld waar ik niet bij kon – niet bij mócht.

“Ik vond het intrusieve karakter van zo’n opsluiting ook moeilijk: deuren die onaangekondigd openzwaaien, vreemde ogen die je door een luikje bekijken, cipiers die je bevelen geven. Je hebt de sleutels van je eigen leven niet meer in handen. (Wrang lachje) Daar dacht ik dan aan terwijl ik mijn behoefte zat te doen op een toilet achter een klapdeurtje, met aan de andere kant mijn celgenoot.”

‘Vies, vuil, grauw en ons gevoeg op een emmer: in vergelijking met de gevangenis van Haren is die van Vorst de hel’
Beeld sbs

Zat er ook iets fijns aan opgesloten zijn?

“De gedwongen digitale detox was een revelatie voor mij: even geen WhatsApp, geen sociale media, geen krantensites… Daardoor werd wat wél toegankelijk was plots veel intenser. De transistorradio, bijvoorbeeld: ik heb in de gevangenis heel erg genoten van de muziek op Klara.

“Ik lees ook heel graag, maar door mijn werk krijg ik nauwelijks nog een boek uit. In die vier dagen in Haren heb ik er drie gelezen. De biografie van Wilfried Martens, een boek over Winston Churchill, en Down Under van Bill Bryson. Dat laatste las ik in de isoleercel waarin ik een poosje moest verblijven. Ik had het ongelooflijke geluk dat net dát boek in de verzameling zat waaruit ik mocht kiezen. Je moet weten: ik ben een cartofiel – gek op kaarten. Toen ik 18 was, heb ik zo een imaginaire reis door Australië gemaakt. Op een kaart had ik in potlood alles uitgetekend, en in mijn hoofd beleefde ik die hele reis alsof ze écht was. Dankzij dat boek van Bill Bryson heb ik tijdens die uren in de isoleercel opnieuw zo’n imaginaire reis gemaakt. Het boek was bovendien ook mijn horloge. Ik wist dat ik doorgaans zo’n vijftig pagina’s per uur lees, en zo kon ik de tijd dus min of meer bijhouden. Want voor het overige heb je in zo’n isoleercel geen enkel aanknopingspunt. Er staat een groot betonblok met een matras erop, en een wc zonder bril – dat is het. Er staan geen andere meubels, er is geen afleiding, er is niets dat je nog verbindt met de wereld. Ik heb mijn verstand op nul gezet. Dat leek me de beste overlevingsstrategie: zo stoïcijns mogelijk blijven, me vooral niet opwinden in de leegheid van die uren in een kleine cel, en in mijn hoofd naar Australië reizen.”

Hebt u enig idee wat voor type gedetineerde u zou zijn als u écht in de gevangenis zou belanden?

“Ik denk dat ik me zou spiegelen aan Ismaïl Abdoul, de Gentse bokser die twee jaar in de gevangenis heeft gezeten, en over wie Cool Abdoul is gemaakt, een film die op Netflix te zien is. Hij deed ook mee aan Recht naar de gevangenis, en vertelde me hoe hij twee jaar lang zijn doel minutieus voor ogen had gehouden: ooit door die poort naar buiten wandelen, weer naar zijn vriendin. Hij hield zich altijd keurig aan de regels, stelde zich rustig en bescheiden op, en zorgde ervoor dat hij binnen de gevangenismuren niet in onfrisse zaakjes verwikkeld raakte. En het lukte hem: na twee jaar kon hij weer de wereld in, én was zijn relatie nog intact.”

Voor de laatste aflevering van Recht naar de gevangenis hebt u zich onlangs opnieuw laten opsluiten, deze keer in de gevangenis van Vorst.

“Dat was de hel. We zaten er met vier op acht vierkante meter. Er was geen stromend water, geen licht, en ons gevoeg deden we op een emmer. Alles was vies, vuil en grauw. In vergelijking daarmee is Haren de hemel. Er is gelet op de details: geen tralies, veel kleur binnenin, en ze werken er met een badgesysteem, waardoor gedetineerden zich vrij kunnen bewegen. En er zijn veel mogelijkheden om te werken, of om VDAB-opleidingen te volgen. Vorst en Haren, dat is echt de 19de versus de 21ste eeuw. Zo’n gevangenis als die van Vorst is nog een exponent van het oude denken over detentie. ‘Sluit ze op, isoleer ze, en ze zullen spontaan tot inzicht komen’. Intussen is de visie radicaal anders: een gevangenis mag niet langer een plek zijn die de gedetineerde nog dieper duwt, want zo maak je hem nog gevaarlijker wanneer hij weer in de samenleving terechtkomt.”

Daarom zet u in op zogenaamde detentiehuizen. In Kortrijk, de stad waar u burgemeester bent, is er al zo eentje geopend.

“De cel is er een kamer, en gedetineerden worden er bewoners genoemd. Ze wonen in leefgroepen van twaalf mensen, gaan overdag uit werken, en koken ’s avonds samen. Dát is de juiste aanpak. Want op dit moment hervalt 70 procent van de gevangenen na detentie in de criminaliteit. Dat is het failliet van het gevangeniswezen: we creëren onze eigen onveiligheid.

“Behandel gedetineerden als beesten, en je maakt hen tot beesten. In detentiehuizen worden ze als ménsen behandeld. Ze krijgen respect, waardering en vertrouwen, en ze dragen bij aan de samenleving door te werken. Zo kunnen ze bijvoorbeeld ook hun slachtoffers vergoeden.”

‘Vies, vuil, grauw en ons gevoeg op een emmer: in vergelijking met de gevangenis van Haren is die van Vorst de hel’
Beeld sbs

Maar een van de cruciale problemen van het Belgische gevangeniswezen – de overbevolking – blijft zo wel bestaan. De geplande detentiehuizen zullen plaats bieden aan 720 mensen, terwijl…

“…er in België op dit moment zo’n 11.000 gedetineerden zijn. (Knikt) Het is een werk van lange adem, ja. Maar ik ben hoopvol. Ik wil dat er over tien of vijftien jaar in elke gemeente in het land een detentiehuis staat, en dat er op termijn nog maar twee of drie grote gevangenissen open blijven. Want 80 procent van de gedetineerden aardt beter in zo’n detentiehuis. Voor de overige 20 procent – mensen die zedenfeiten gepleegd hebben, bijvoorbeeld, of terroristen en zware criminelen – is er dan de klassieke gevangenis.

“De overbevolking moet ook aangepakt worden door het aantal onnodige celstraffen te verminderen. De cel in voor een overtreding van de coronamaatregelen? Makes no sense. Laat die mensen een dag meedraaien op de spoedafdeling van een ziekenhuis: véél nuttiger.”

Nog even terug naar Haren: de opnames begonnen op 16 september van vorig jaar. Als ik goed kan rekenen…

(onderbreekt) “Je hebt goed gerekend. Op maandag stapte ik in Haren buiten, en op donderdag ging ik die andere gevangenis in: het safehouse waar ik met mijn gezin moest verblijven omdat onze levens in gevaar waren. Nu goed, een gevangenis mag ik het niet noemen. In het safehouse was wél privacy en comfort. Maar leuk is anders, dat is evident. (Peinzend) Het ergste is het gebrek aan perspectief. Ik kan onmogelijk inschatten wanneer de dreiging wegvalt, en mijn situatie weer normaal wordt. Eerst dacht ik nog: ach, ooit ben ik geen minister meer, en dan houdt het vanzelf wel op. Maar in Nederland is Ferdinand Grapperhaus, de vórige minister van Justitie, recent een maand moeten onderduiken. Een vrolijk vooruitzicht is dat niet, neen.”

Lees ook

Nu politici volwaardig deel uitmaken van het BV-dom, duikt een nieuw fenomeen op: het prijsgeven van hun privéleven

Wie is Tess Uytterhoeven, de vrouw achter zoveel succesvolle tv-programma’s? ‘Ik overtuig eerst mezelf voor ik dat bij iemand anders probeer’

Tot slot nog een kleine berisping: in Recht naar de gevangenis bekent u dat het niet uw eerste keer in de cel is.

“Het was wel mijn eerste keer in de gevangenis, maar inderdaad: in mijn studentenjaren heb ik een paar uur in een politiecel doorgebracht. Ik had het samen met enkele vrienden wat te bont gemaakt in de straten van Leuven. Bekijk het zo: ik was al heel jong bezig met prospectie binnen het beleidsdomein dat later het mijne zou worden (lacht).”

‘Recht naar de gevangenis’, dinsdag om 21.00 uur op Play4

© Humo