Direct naar artikelinhoud
GetuigenissenRouwen

Het opruimen van een huis van een overleden ouder is niet per definitie louterend: ‘Je graaft in de coulissen van hun leven’

Het opruimen van een huis van een overleden ouder is niet per definitie louterend: ‘Je graaft in de coulissen van hun leven’
Beeld Thomas Sweertvaegher / Damon De Backer / Rebecca Fertinel

Wie het huis van een overleden ouder leegmaakt, blaast het stof van oude spullen en lang vervlogen herinneringen. Dat maakt het niet per definitie een louterend karwei. ‘Waarom had mijn vader dat factuurtje bijgehouden? Dat kan ik hem nu niet meer vragen.’

“Ik weet nog goed dat ik het tafelkleed wegtrok, en eronder de oude keukentafel van mijn grootouders aantrof waar ik dertig jaar geleden als kleine jongen zo vaak aan heb gezeten. Ik was er nochtans van overtuigd dat mijn moeder die al lang gedumpt had, maar daar stond ze. Plots zag ik de hele familie weer rond de tafel zitten. Toen brak ik voor de eerste keer.”

Alsof het “een simpel jobke” was. Zo stapte comedian Xander De Rycke (35) eind vorig jaar de sociale woning van zijn overleden moeder binnen. De beste relatie hadden de twee niet, en op de begrafenis had hij het tenslotte “helemaal droog” gehouden. Maar opruimen bleek ook een stukje breken - niet zozeer de spullen die naar het stort werden gereden, als wel een al verhakkelde ziel.

“Ik trof in een notitieboekje het zinnetje ‘word ik dan nooit meer beter?’ en kreeg een bikkelharde inkijk in haar D-day als kankerpatiënte. Ik zag een huis bezaaid met foto’s van neven en nichten, en was woedend omdat ze die liefde voor kinderen nooit aan mij had kunnen tonen. Ik vond knipsels van oude interviews en dvd’s van mijn shows, terwijl ik in de veronderstelling leefde dat ze mijn carrière totaal niet volgde.”

‘Om 20u30 Xander op Canvas’, zo stond er in haar agenda genoteerd. “Het hele proces raakte me op een erg bevreemdende manier”, zegt De Rycke. Hij is lang niet de enige, zegt rouwexpert Manu Keirse. Jaarlijks ziet zo’n 5 procent van de bevolking de ouder-kindrelatie definitief verzegeld. “Een ouder verliezen is de meest normale confrontatie met de dood, maar tegelijk gaat het om een buitengewoon figuur.”

10.000 spullen

De eerste week vliegt vaak voorbij op automatische piloot, terwijl we paperassen doorspitten, de koffietafel voorbereiden, afscheidswoorden neerpennen. Verdriet in verplichte nummertjes geperst, en hopen op ‘een schone dienst’.

“Over die eerste golf van verdriet hoorde ik vrienden uitgebreid vertellen”, zegt journalist Dick Wittenberg (De Correspondent), die het relaas daarna altijd zag opdrogen. “Dat zwijgen intrigeerde me heel erg, want een nalatenschap is niet afgewikkeld als een lichaam in een kist of in as is gelegd.”

In zijn boek Wat doen we met de spullen? volgt Wittenberg een Brabants gezin dat hem meeneemt op de golven die volgden. Onlosmakelijk stoot je dan op een volgestouwd huis - volgens onderzoek uit 2012 bezit de doorsnee-Duitser 10.000 spullen. “Dat ouderlijke huis leegmaken is vaak een verlammend karwei. Tegelijk bieden spullen ook een kans om te rouwen, omdat ze verhalen en herinneringen oproepen.”

Bram Sebrechts ging elk weekend in het ouderlijke huis snuisteren. ‘Erg louterend, maar tegelijk graaf je in de coulissen van hun leven.’Beeld Rebecca Fertinel

Voor Bram Sebrechts (44), die enkele jaren geleden beide ouders in korte tijd verloor, speelde het rouwproces zich vrijwel volledig af rondom een statig interbellumhuis in de Kempen. Elk weekend ging hij er dolen, snuisteren of soms gewoon halt houden. Een trage tijdreis in schril contrast met de rotvaart waarmee hij als woordvoerder van vicepremier Petra De Sutter (Groen) de bruisbal genaamd Brussel omarmt.

“Soms hield ik er gewoon van om de kasten te openen en mijn ouders opnieuw te ruiken”, vertelt hij. De typische verstuifde geur van wasverzachter blies het stof van jeugdherinneringen. “Die weekends werden een rite de passage om hun plotse overlijden een plek te geven. Erg louterend, maar tegelijk graaf je in de coulissen van hun leven. De prille liefdesbrieven uit de jaren 70 las ik met een groeiend ongemak.”

We krijgen een inkijk in iemands leven “zonder toestemming, en dus ook zonder filter”, zegt psychiater Uus Knops. Dat kan een confrontatie zijn, omdat we ons beeld van een ouder bij leven nogal eenzijdig blijken te construeren vanuit, welja, dat ‘ouder zijn’. “Plots leer je een ander verhaal kennen. Die ouder is zelf ook een kind geweest, een geliefde.”

Dan blijkt de persoon die je door en door dacht te kennen, plots een beetje een enigma. “Dat kan om iets heel banaals gaan, zoals ontdekken dat je moeder van voetbal hield”, zegt Dick Wittenberg. “Maar je zou ook in een dagboek kunnen lezen dat je moeder eigenlijk een verschrikkelijke hekel aan je had. Het is niet altijd louterend.”

Zo vond Sebrechts in het nachtkastje van zijn moeder een boekje: hoe om te gaan met een watermankind? Een snuifje astrologie, voor een zoon niet meteen passend bij de “zeer nuchtere vrouw” die hij als moeder kende. “Toen ik dat zag, schoot ik vol: ze moet echt de wanhoop nabij geweest toen ik als 16-jarige een onhandelbare periode doormaakte.”

Liefdeskapitaal

Spullen zijn niet zomaar een caleidoscoop waarmee je herinneringen bekijkt. Wie erdoor kijkt, bepaalt wat er te zien valt. Een specifieke ouder-kindrelatie kan soms het meest banale voorwerp tot magisch realisme verheffen. Het is altijd tweerichtingsverkeer.

Voor Christel Michiels (53) was de meest verbazende vondst in het atelier van haar overleden vader “een factuurtje van zijn eerste muziekinstrument, een bugel uit de jaren 60”. Naar de waarom is het niet lang speuren: “We speelden samen in de fanfare. Op het einde van zijn leven vroeg hij me: ‘Je gaat toch verder muziek blijven spelen?’ Muziek is wat me met hem verbindt.”

Het is een fijne grens tussen houvast bieden - “die spullen houden mijn papa levend” - en uit het lood slaan, zegt Michiels. “Dat factuurtje maakte me bijzonder nieuwsgierig. Waarom had hij dat eigenlijk al die jaren bijgehouden? Dat soort vragen kan ik hem nu niet meer stellen.”

Het maakt pijnlijk duidelijk dat de ouder-kindrelatie definitief verzegeld is. “Er valt niks meer te zeggen of goed te maken”, zegt Wittenberg. Tegelijk moet er tussen nabestaanden net heel veel gepraat worden. Wat behouden we en wat niet? En wie krijgt wat dan precies?

“Maak daar maar geen te rooskleurig verhaal van”, zegt een advocate, die geregeld aangesteld wordt als bewindvoerder en om professionele redenen liever anoniem blijft. Bij overlijden van een cliënt durft het bij de verdeling te stuiven tussen de kinderen onderling. “Hoewel er in huis vaak amper iets staat van enige waarde, heb ik al meegemaakt dat broers en zussen bijna op de vuist gingen. Zelfs de rommel op de vloer wilden ze opeisen, ze gunden elkaar niks.”

Op zich niet onlogisch. Bij bewindvoering zit er vaak ruis op de lijn tussen ouder en kind, of tussen kinderen onderling. De Nederlandse familietherapeute Else-Marie van den Eerenbeemt spreekt in die context over het “liefdeskapitaal” dat verdeeld is binnen een gezin. Wittenberg: “Wie zich tekortgedaan voelt als kind, zal dat proberen te compenseren door meer spullen naar zich toe te halen.”

Die sluimerende verhoudingen kunnen erg tastbaar zijn. “Toen dat Brabantse gezin in het ouderlijke huis rond de tafel ging zitten, nam iedereen exact dezelfde plek in die ze als kind ook al innamen. En degene die vroeger het hoogste woord vroeg, deed dat nu ook weer.” De familie in kwestie is na het afwikkelen van de nalatenschap nooit meer in zijn oorspronkelijke samenstelling bijeengekomen.

Julie Steendam verloor haar vader na een ongeluk. ‘Plots moest ik veel sneller dan verwacht beslissen over mijn kinderschoentjes.’Beeld Damon De Backer

‘Te geef’-groepen

Julie Steendam (30), die een jaar geleden onverwachts haar vader verloor na een verkeersongeluk, stelt dat het proces van kamers, kasten en laden doorploegen net de band met haar zus versterkt heeft. “Niet zozeer omdat we in alles overeenkwamen”, zegt ze meteen. “Ik wilde slechts enkele cd’s van papa, zij vond het net belangrijk dat zijn collectie intact bleef. Maar we konden het altijd uitspreken.”

Het verdelen van spullen betekent vaak in dialoog gaan, en elkaars rouwritme respecteren. Waar de een de karwei snel wil afhandelen, zit de ander tot de allerlaatste minuut spullen in en uit dozen te halen.

Steendam zat in het laatste kamp. Sommige beslissingen voelden loodzwaar aan. “Ook al omdat je meerdere levens onder het vergrootglas legt. Er lagen niet alleen bezittingen van mijn vader. Er waren ook spullen die mijn vader uit zíjn ouderlijke huis had meegenomen, gemaakte beslissingen die ik moest heroverwegen. Of materiaal dat ik bij hem gestockeerd had door plaatsgebrek. Plots moest ik veel sneller dan verwacht beslissen over mijn kinderschoentjes.”

“Die kettingreactie trof me heel erg”, zegt ze. “Ook al omdat mijn vader te vroeg om het leven is gekomen. Het klopte voor mij niet dat er een eind zou komen aan het bestaansrecht van al die spullen, want hij had ze gekocht met het oog op een hele andere horizon.”

Alles meenemen, is meestal onmogelijk. Zeker bij een generatie die elk stukje reststof of gedateerd servies bijhield, want ‘misschien komt het ooit nog wel van pas’. “Onze ouders waren niet meteen Marie Kondo’s”, lacht Bram Sebrechts, verwijzend naar de Japanse opruimadviseur. In een eerste reflex bleef hij maar dingen mee naar huis zeulen, van taartplateaus tot schilderijen. “Tot je lief plots zegt: ‘Het hoeft hier ook geen mausoleum van uw ouders te worden.’”

Meestal volgt dan een drang om spullen te slijten aan vrienden, familie of mantelzorgers, op ‘te geef’-Facebook-groepen of via de kringloopwinkel. Om anderen een plezier te doen, maar toch ook een beetje zichzelf. Als Sebrechts vertelt over “juwelen die rond de nek hangen van vrienden” of visites waarbij hij “uit moeders potten en pannen” eet, klinkt het timbre van zijn stem op slag wat warmer.

“Dat het huis een soort amicale luchthaven werd, waarbij vrienden de kastdeuren opengooiden, was een zegen”, zegt hij over die verdeeloperatie. “Maar het huis werd daardoor ook één ontplofte meubelzaak. Het was hún huis niet meer. Het gras dat na enkele weken kniehoog stond, sloeg me echt als een natte dweil in het gezicht. Mijn ouders zijn dood.”

Ward Markey vond twee afscheidsbrieven van zijn moeder. ‘Dan sta je daar in dat grote huis, te blèten als een klein kind.’Beeld Thomas Sweertvaegher

Het interbellumhuis in de Kempen is intussen tegen de vlakte gegaan. Het idee dat iemand anders er zou gaan wonen, vond Sebrechts te zwaar. Ward Markey (49) nam nog een drastischer besluit. Hij ging in het ouderlijke huis wonen, omwille van de hond van zijn vader. “Die twee waren onafscheidelijk op het einde van zijn leven, het is mijn laatste, levende herinnering aan hem. Ik kon die hond niet naar het asiel brengen, en zelf woonde ik te klein. Dus ben ik maar bij die hond gaan wonen.”

Daarmee verdween echter ook de deadline om te ontspullen. Zes jaar na datum liggen er nog steeds schatten (en confrontaties) op zolder. “Een paar jaar geleden trok ik een lade open, en vond ik het laatste dagboek van mijn moeder, die 22 jaar geleden overleed. Ze pende er gedetailleerd haar verblijf in het ziekenhuis in neer, en achterin zat een kladversie van twee afscheidsbrieven. Een voor mijn vader, en een voor mij.”

“Ze moet, vlak voor haar dood, aangevoeld hebben dat het einde nabij was. Maar die brieven heeft ze niet meer tot bij ons gekregen. Dan sta je daar in dat grote huis, te blèten als een klein kind.”

‘Swedish death cleaning’

Al die spullen stemmen tot nadenken over onze eigen verzamelwoede. Hoe die op een bepaald moment over het hoofd van nabestaanden zal worden gekieperd, of compleet zal ontbreken. “Veel van mijn leeftijdsgenoten leven in een klein appartement en bezitten bijna niks meer”, zegt Xander De Rycke. “Behalve een beamer, een zetel en een koelkast staat alles op hun iPhone. Wat laten zij straks achter? Een pot met as en een harde schijf?”

Zelf heeft hij dozen vol popcultuur in huis staan. “Door te ervaren hoeveel werk en stress er kruipt in een overlijden, heb ik ingezien: ik moet afbouwen als ik nabestaanden niet met een hoop nonsens wil opzadelen.” Ook Dick Wittenberg wil het zijn kinderen graag makkelijker maken: “Spullen waarbij de emotionele waarde wegvalt als ik sterf, beschouw ik als ballast.”

Alleen: hoe bepaal je zoiets? Misschien gooi je dan wel een banaal factuurtje van een bugel weg, want dat is toch ‘maar’ oud papier. Terwijl net dat voor een nabestaande de grootste goudmijn blijkt. “Bij leven zouden we misschien die gesprekken al kunnen hebben”, werpt Wittenberg op.

In die context verwijst Uus Knops naar döstädning of Swedish death cleaning, een concept waarbij ontspullen niet enkel een gunst aan nabestaanden wordt, maar ook een feest van herinneringen voor jezelf. Het is samen met naasten bepalen wat ‘waardevol’ is, en weggeven met warme in plaats van koude hand. Noem het een latenschap.

Al zegt Steendam evengoed: “Ik ben net méér beginnen bijhouden nadat ik dat huis heb leeggehaald.” Want soms tref je in een kleine doos de mooiste verrassingen aan, en klaart temidden van een ongenadig rouwproces plots de hemel op.

“Mijn vader vertelde vaak hoe hij met zijn vrienden Torhout-Werchter was binnengereden met een camionette vol bier, door te doen alsof ze van een persagentschap waren. Meer zelfs: Herman Scheuremans himself had hen zogezegd doorgelaten. Daar geloofden wij natuurlijk niks van. Maar in een kistje vonden we tickets van de persparking, en een oude foto. Pa op die camionette, met een pint in zijn handen. Er was dus toch iets van aan.”

Julie Steendam en de leren jas van haar vader. Gent, augustus 2023.Beeld Damon De Backer