Direct naar artikelinhoud
InterviewKoen Pelleriaux & Philip Brinckman

Onderwijsexperts in debat: ‘Het technisch onderwijs is slachtoffer van de democratisering van het onderwijs’

Philip Brinckman (l.) en Koen Pelleriaux: ‘Het is onheus om te zeggen dat onderwijsminister Ben Weyts niets aan het lerarentekort heeft gedaan. Maar had hij meer kunnen doen? Absoluut.’Beeld Illias Teirlinck

Als baas van het GO!-gemeenschapsonderwijs pleit Koen Pelleriaux voor moderniseringen waarover collegedirecteur Philip Brinckman sceptisch is. Maar over de kern van de zaak zijn ze het vaak eens. ‘Als we nu de rangen ­sluiten, kunnen we het tij keren.’

In het college in Laken, waar dit interview om agendaredenen plaatsvindt, heerst een gewijde stilte. De rust contrasteert fel met de storm in het hoofd van Koen Pelleriaux en Philip Brinckman in de eindsprint naar het nieuwe schooljaar. Nog voor de eerste vraag gesteld is, gaat het al over de hoofdpijndossiers van het onderwijs: kwaliteitsverlies en lerarentekort. De geplande openingsvraag, of we niet wat te negatief zijn over het onderwijs, zal ­moeten wachten tot het einde.

“De stress om personeel te vinden, is groot”, begint Koen Pelleriaux. “En op dit moment zitten directeurs met de angst dat leerkrachten toch nog afbellen.” Philip Brinckman beaamt: “Wij starten met zeven nieuwe leerkrachten. We hebben ze gelukkig gevonden. Bij sommige collega’s is de ellende groot.”

Het lerarentekort was nooit groter, maar je kon het wel zien aankomen. Waarom is niet sneller gereageerd?

Koen Pelleriaux: “Die kritiek is terecht. Het tekort is het gevolg van twee perfect voorspelbare demografische fenomenen. Er zijn meer leerlingen en er zijn meer leerkrachten dicht bij hun pensioen. Ik vrees dat dit een verhaal is zoals je het vaak in de politiek ziet: het moest eerst echt branden, vooraleer er wat beweegt.”

KOEN PELLERIAUX

sinds september 2021 baas van GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap • geboren in Ukkel in 1968, groeide op in Sint-Genesius-Rode • studeerde sociologie aan de VUB • leidde van 2005-2008 de studiedienst van sp.a • was van 2008-2014 kabinetschef van o.a. de ministers Frank Vandenbroucke en Ingrid Lieten • van 2014-2020 directeur van het Vlaamse departement Onderwijs en Vorming

PHILIP BRINCKMAN

pedagogisch directeur van het Sint-Jozefcollege in Turnhout • 61 jaar • leidt de Commissie voor Beter Onderwijs, die in 2021 met 58 aanbevelingen kwam • pleitbezorger van een Kenniscentrum Onderwijs

Vanwege het lerarentekort zou je geneigd zijn zo veel mogelijk mensen naar het onderwijs te lokken, anderzijds leidt onvoldoende opleiding juist tot kwaliteitsverlies.

Philip Brinckman: “We moeten inderdaad opletten dat we niet de indruk wekken dat iedereen zomaar voor de klas kan staan. Die perceptie zit er al sterk in. Een paar jaar geleden was er bij ons een leerling in de richting Grieks-wiskunde die ik ervan overtuigd had om leraar te worden. Vijf minuten later kwam zijn beste vriend mijn bureau binnengestormd. Hij was boos dat ik zijn maat op dat spoor gezet had, want ‘die kon toch veel meer?’.”

Pelleriaux: “Er is geen belangrijkere job dan kennis overdragen op de volgende generatie. Zo zien veel jongeren het niet. Ze willen het eerst aan de universiteit proberen. Het probleem is dat mensen met een universitair diploma eigenlijk alleen in de twee laatste jaren van het secundair les kunnen geven. Al die jongeren die naar de unief gaan, ben je dus grotendeels kwijt voor het onderwijs.”

Dus zegt u: geef ons ook masters. Masters kosten meer geld. Geld dat er niet is.

Pelleriaux: “Als je verloont volgens diploma, kost dat extra geld, ja. Maar we moeten weten wat we willen. Vinden we de kwaliteit van het onderwijs een prioriteit of niet?”

Brinckman: “Dit lijkt me niet de grond van de discussie. We moeten vooral het beroep of ambt van leraar weer in ere herstellen. Wanneer is het boeiend om leraar te zijn? Als je aandachtige, leergierige leerlingen krijgt aan wie je iets kunt overdragen: kennis, vaardigheden, attitudes. Natuurlijk moet je dan ook onderlegde leraars hebben, want de uitdaging wordt almaar groter. De aandachtsboog bij kinderen is in tien, twintig jaar sterk verkort.”

Zweden komt terug van de digitalisering van het onderwijs.

Brinckman: “Wij hebben in onze school een duidelijke keuze gemaakt. Kinderen krijgen geen laptop mee. Een computer is fantastisch om informatie op te halen of om oefeningen te maken. Maar er is ook altijd nevenschade. Als je een kind naar het Kruidvat stuurt, moet je niet verbaasd zijn dat het bij de snoepkraam blijft hangen. Dan zeggen we liever: nog een paar jaar wachten voor we jou naar het Kruidvat ­sturen.

“We hebben wel laptops gekocht, maar niet om vast uit te lenen. Kinderen vinden het een verademing dat ze dagelijks een papieren agenda mogen invullen, zodat helder is welke taken ze hebben. Van andere scholen hoor ik vaak dat directies leerkrachten onder druk zetten om de laptop te gebruiken terwijl ze hem eigenlijk niet nodig hebben.”

Pelleriaux: “Technologie is geen ideologische kwestie. Het is een middel, alom aanwezig. Als er iets als ChatGPT opduikt, zullen wij nadenken hoe we dat nuttig kunnen toepassen, in plaats van dat per se buiten te willen houden. Zo maak je leerlingen ook weerbaar.”

Brinckman: “Dat doen wij ook, maar met mate. Er zijn overal computers en schermen, kinderen worden er helemaal tureluurs van. Ik vergelijk het met mijn vader die op zijn twaalfde een eerste sigaret kreeg. Pas veel later besefte men hoe schadelijk dat was. Zo zal het ook met de smartphone gaan.”

Pelleriaux: (lacht) “Er is wel een verschil tussen tabak en een smartphone.”

Brinckman: “De aandachtsverslaving wordt onderschat. Net zoals men in de jaren 1950 de tabaksverslaving onderschatte. Iedere seconde van de les moet de leraar een aandachtsgevecht aangaan. Misschien is de teloorgang van onze aandachtsboog wel de nieuwe pandemie?”

Philip Brinckman: 'Iedere seconde van de les moet de leraar een aandachtsgevecht aangaan. Misschien is de teloorgang van onze aandachtsboog wel de nieuwe pandemie?'Beeld Illias Teirlinck

De kwestie is: pas je je in de klas best aan die nieuwe tijd aan?

Pelleriaux: “Je kunt geen hoorcollege geven van 50 minuten zonder dat je een oefening doet. Dat is een kwestie van didactiek. Je moet afwisselen: theorie, oefenen, andere werkvormen zoeken...”

Brinckman: “We moeten wel opletten. Wat leerkrachten vooral demotiveert, is het idee dat ze er niet meer toe doen. Dat ze alleen maar een ‘coach’ zijn die aan de zijkant de werk­vormen begeleidt.”

Pelleriaux: “Ik pleit ook voor voldoende ­directe instructie. Kennis moet overgedragen worden, dat is de basis. En dat is voor pakweg 80 procent eenrichtingsverkeer. Maar in hoe je dat doet, is veel variatie mogelijk.”

Brinckman: “Voor mij is de didactiek cruciaal. Directe instructie betekent niet zozeer eenrichtingsverkeer. Het houdt wel in dat de leraar de touwtjes in handen heeft. Zij weet waar ze naartoe wil, waar de leerlingen staan en wat dan de volgende stap is. Jammer genoeg verzanden discussies over onderwijs te vaak in ideologisch gekibbel. Terwijl er eigenlijk een vrij grote consensus is over wat werkt, en wat niet. Jammer genoeg blijkt die eensgezindheid niet altijd uit de praktijk. Er zijn te veel mythes het onderwijs binnengeslopen.”

Hoe komt dat?

Pelleriaux: “Op Twitter of in de tv-studio’s wordt het beeld verspreid dat ‘kwade geniën’ in de koepels een soort foute pedagogische methode opgelegd hebben aan de scholen. Ik vrees dat het omgekeerde het geval is. We hebben leerkrachten te veel aan hun lot overgelaten. We zijn er te vlot van uitgegaan dat die nieuwe leerkracht dat ook allemaal wel zal weten, terwijl het eigenlijk 22-jarigen zijn die het vak nog moeten leren. Ik werp geen steen naar de lerarenopleidingen. Zij leveren een immens werk af met jongeren, die vaak uit een tso-­richting komen en enorm veel te verwerken krijgen.

Brinckman: “De opleiding moet efficiënter worden. Meer focus op de basis: pedagogie, didactiek en leerinhoud. Je moet leraars leren lesgeven. Je moet hen niet trainen om een oudercontact te houden. Jonge leerkrachten kennen te weinig een script: wat doe je wanneer? Ik vraag startende leerkrachten altijd wat ze gaan doen als de kinderen in de klas de naambordjes verwisselen. Op zo’n moment kun je een klas in 5 seconden kwijt zijn. Of je hebt ze mee voor de rest van het schooljaar. Jonge leerkrachten zijn daar niet altijd op voorbereid.”

Bijgevolg loopt een groot deel snel weer weg.

Brinckman: “De praktijkschok is te groot. Kinderen zijn niet zozeer moeilijker geworden, maar de wereld is wel ingewikkelder.

“Een vechtscheiding bijvoorbeeld kan een destructief effect hebben op een kind. Mentaal, maar ook sociaal of financieel. Dat zijn allemaal bordjes die je als leerkracht in de lucht moet houden. Maar als het lukt, is de voldoening groot. Niks is zo mooi als een vonk die je ziet overspringen op een kind in de klas.

Pelleriaux: “Ook bij de jonge generaties zitten er onwaarschijnlijk straffe leerkrachten. Toch is er een probleem met de instroom in de opleiding. We moeten dat durven te benoemen. Hoe gaat het nu vaak? Je bent jong, je wilt absoluut bioloog worden maar het lukt niet en je wordt geheroriënteerd naar de lerarenopleiding biologie. Terwijl je nooit van plan was om leraar te worden. Eigenlijk zit je ook in het hoger onderwijs met een watervalsysteem. Voor veel studenten is de lerarenopleiding de tweede keuze.”

Hoe los je dat op?

Brinckman: “Door die opleiding te herwaarderen. Met onze commissie hebben we een bindende ingangsproef gesuggereerd. Er is nu ook een proef maar die is niet bindend. Je kunt dat op je computer doen en als je moe bent, stop je. Die lat moet hoger. Zo krijgt de opleiding weer status, zoals bij artsen. En dan het curriculum ontvetten. Minder taakjes, meer inzetten op klaspraktijk.”

Pelleriaux: “Een lerarenopleiding mag moeilijk zijn. Het gaat om een extreem belangrijke job. Het onderwijssysteem moet niet in functie van de leerkrachten staan, maar in functie van de leerlingen.”

Vlaanderen zit aan de top qua onderwijs­personeel. Alleen niet voor de klas…

Pelleriaux: “In theorie klopt dat. Maar wat is de praktijk? Als scholen bijvoorbeeld een preventiemedewerker of een gebouwbeheerder willen aanwerven, zetten ze die op leraarsuren. Omdat het anders budgettair bijna niet kan. En in de statistiek verschijnt dan: leerkracht erbij.”

Heeft minister Weyts (N-VA) het lerarentekort onderschat?

Pelleriaux: “Het is onheus om te zeggen dat hij niets heeft gedaan. Maar had hij meer kunnen doen? Absoluut. We zijn nu al twee of drie legislaturen aan het discussiëren over een lerarenpact, dus ik had gehoopt dat het er nu van zou komen, gezien de urgentie. Het zal voor de volgende regeerperiode zijn, zeker?”

Waarom is dat pact zo belangrijk?

Pelleriaux: “Omdat het de kans geeft om het beroep te moderniseren en aantrekkelijker te maken. De manier waarop scholen nu leerkrachten moeten aannemen, is toch bizar. Iemand die je halftijds aanneemt, zoals in het hoger onderwijs normaal is, moet ook halftijds voor de klas staan. Terwijl je toch flexibeler naar het ganse takenpakket zou moeten kunnen kijken. Mensen die langdurig ziek zijn, worden gepusht om weer deeltijds te herintegreren in het onderwijs. Dan zegt de arbeidsgeneesheer: deeltijds betekent twaalf uur voor de klas. Terwijl je die mensen als instap ook eerst andere taken zou kunnen geven. Dat is toch waanzin?”

Brinckman: “Leerkrachten liggen niet wakker van een lerarenpact. Wel van de veelvuldige hervormingen. Het onderwijs zou erg gebaat zijn bij wat meer continuïteit. Het beeld van een statische tanker klopt eigenlijk niet. Het is juist een bijzonder fluïde sector. En daarnaast heb je behalve de complexe, diverse leerlingen ook de moeilijke ouders…”

Koen Pelleriaux: 'Eigenlijk zitten we ook in het hoger ­onderwijs met een waterval­systeem. Voor veel studenten is de lerarenopleiding de tweede keuze.'Beeld Illias Teirlinck

Waarom zeggen we niet dat ouders weer hun plaats moeten kennen op school, namelijk aan de schoolpoort?

Pelleriaux: “Voor een kind kan bijvoorbeeld een B- of een C-attest heel ingrijpend zijn. Dan kun je niet tegen die ouders zeggen: het is zo omdat wij het zeggen, basta. De klassenraad moet een goede motivering geven. Dat is stevig werk, maar het gaat ook over een levensbelangrijke beslissing. Als de klassenraad dat goed doet, worden er geen beslissingen vernietigd.”

‘De lat is bewust lager gelegd’, zei Dirk Van Damme in De Tijd over de kwaliteitskwestie. Heeft hij gelijk?

Brinckman: “De lat is geleidelijk aan verlaagd, dat staat vast, maar het is met de beste bedoelingen gebeurd. Bedoeling was om zo veel mogelijk kinderen mee te krijgen. Is dat dan bewust?

“Met kinderen die taalarm zijn, kun je niet hetzelfde bereiken als je verder niets verandert. En dus heeft men de verwachtingen wat lager gelegd. Neem een woord als ‘infrastructuur’. Vele kinderen begrijpen dat niet. Bijgevolg gaan leerkrachten dat woord vermijden. En dat werd zachtjes aangemoedigd. Maar van een kind dat nooit geleerd heeft wat ‘infrastructuur’ is, maak je nooit nog een ingenieur.”

Pelleriaux: “Er zijn vierduizend scholen in Vlaanderen. Als de lat overal verlaagd is, moet je me toch de besluitvorming kunnen tonen die daaraan is voorafgegaan? Dirk meent dat op het einde van de jaren 90 de daling expliciet is ingezet, toen de eindtermen zijn ingevoerd. Zijn argument is dat het onderwijs van die minimale norm gaandeweg de enige norm heeft gemaakt. Daar is geen enkel bewijs voor.”

Brinckman: “Vanuit de inspectie is soms wel op die normatieve manier naar eindtermen gekeken. Voor sommige inspecteurs waren dat wel degelijk de einddoelen, niet de minimumdoelen. Men deed dat met goede bedoelingen, maar het is nefast uitgedraaid.”

Wat Van Damme zegt, komt overeen met wat vele ouders intuïtief aanvoelen. Zinsont­leding? Niet nodig. Spelling? Ach…

Brinckman: “Dat komt omdat we de kar te veel overladen. We moeten terug naar de kern, zeker in het basisonderwijs.”

Pelleriaux: “Ik kan me daarin vinden, zeker voor het basisonderwijs. Daar eindtermen maken voor zestien sleutelcompetenties, dat moeten we echt niet doen. Maar het Vlaams Parlement heeft tijdens de vorige legislatuur beslist dat iedereen burgerschap en financieel-economische geletterdheid moet krijgen. Leerkrachten aardrijkskunde en geschiedenis in het secundair zijn boos omdat ze ruimte moeten inboeten. Ik begrijp hen, maar wij zijn het niet die beslist hebben dat burgerschap ook ruimte moet krijgen.”

Moeten kinderen met taalachterstand een verplicht ‘taalbad’ nemen?

Brinckman: “Bij ons geven zesdejaars na de lesuren nog extra taalles aan kinderen met een achterstand. Die moeten dat verplicht volgen. Dat klinkt asociaal, maar eigenlijk is het een luxe. Mensen die extra naar school mogen gaan, krijgen geen apartheidsregime opgelegd. Ze krijgen extra kans om hun talent te ontwikkelen.”

Pelleriaux: “Ik haak af bij die verplichting. Dat kinderen over de middag wat extra uitleg krijgen, dat heeft altijd bestaan. Maar om echt een verschil te gaan maken in het aantal uren dat kinderen naar school moeten, dat gaat ver. Ga je kinderen die moeilijker leren hun hobby’s ontzeggen?”

Brinckman: “De ouders van kansrijke kinderen doen het ook. Zij betalen zich blauw aan bijles. Wij hebben een internaat, en de eerste mails ­komen al binnen met vragen voor wat extra uren wiskunde na de schooluren.”

De ‘zomerschool’ is sinds corona wel gemeengoed geworden. Is dat geen goede zaak?

Pelleriaux: “Ik ben daar niet tegen. Maar of je kinderen moet verplichten om twee weken grote vakantie op te offeren, betwijfel ik. Dan kunnen we beter aan de hele vakantieregeling sleutelen, zoals de Franse gemeenschap heeft gedaan.”

Een concreet voorbeeld van kwaliteitsverlies is het invulboek, waarbij de leerling alleen voorgekauwde oplossingen moet noteren. Iedereen weet dat, maar die boeken blijven bestaan.

Brinckman: “Omdat de uitgevers er meer aan verdienen. En daar geven ze dan een handig werkboek bij. De school en de leerkracht zitten tot over de oren in de paperassen, dus die denken: geef maar. Terwijl het omgekeerd zou moeten. Maak ruimte in het takenpakket van de leerkrachten, zodat die prioritair met onderwijs bezig kunnen zijn. Zodat er tijd vrijkomt om zelf mee een cursus te maken.”

Pelleriaux: “Het probleem met invulboeken is dat je conceptueel inzicht bij jongeren vervangt door een procedurele methode. Neem cijferen. Als je een vijf en een zeven optelt in een kolom, dan moet je twee schrijven bij de eenheden en de één onthouden, want die moet bij de tientallen. Zo kom je aan twaalf en leer je het verschil tussen tientallen en eenheden. Invulboeken werken zo niet. Die zeggen dat je dat eentje in het groene vakje linksboven moet noteren. En dus leren kinderen alleen de procedure met het groene vakje. En als ze geen groen vakje zien, komen ze in de problemen.”

Straf. Ik heb dit letterlijk zo meegemaakt met mijn dochter toen ik haar wilde helpen bij ­cijferen. Ze begreep niks van mijn uitleg, ­omdat ik niet met dat groene vakje werkte.

Pelleriaux: “Het wordt een truc. Het diepere, ­abstracte inzicht wordt niet aangesproken. Het is heel moeilijk om dat aan de handboekmakers uit te leggen.”

Leerlingen in de Gentse school De Feniks. Philip Brinckman: ‘Scholen moeten zoveel dat er te weinig tijd overblijft voor de essentie: onderwijs.’Beeld Tim Dirven

Meneer Pelleriaux, u bent kabinetschef geweest, u hebt de administratie Onderwijs geleid. Voelt u zich medeverantwoordelijk voor de neergang?

Pelleriaux: “Eerlijk gezegd: voor wat het lerarentekort betreft ten dele wel. Toen ik kabinetschef was bij de ministers Frank Vandenbroucke en Pascal Smet (beiden sp.a, nu Vooruit) hebben we ook al geprobeerd een lerarenpact te realiseren. We hebben dat niet voor elkaar gekregen, maar we hadden het misschien nog harder moeten proberen.”

U was ook een van de architecten van de ­hervorming van het secundair onderwijs. Dat werd een ideologisch gekleurde clash over ­onderwijskwaliteit.

Pelleriaux: “Dat was een heftige clash, maar uiteindelijk heeft de olifant een muis gebaard. Van het oorspronkelijke idee is niet veel uitgevoerd.”

Critici zullen zeggen: gelukkig maar.

Pelleriaux: “Ik kan daarmee leven. Wat ik wel intellectueel oneerlijk vind, is dat men dan vervolgens zegt dat het toch aan die hervorming ligt dat de kwaliteit naar beneden gegaan is. Je kunt niet tegelijkertijd zeggen dat je blij bent dat de hervorming van het secundair eigenlijk niet doorgegaan is en dat ze toch de oorzaak is van kwaliteitsverlies.

“In het tso en bso zijn er trouwens wel veel dingen veranderd. Er zijn richtingen bijgekomen, andere geschrapt, de domeinen hebben hun ingang gevonden in de tweede en derde graad...

Brinckman: “Ik heb wel niet het gevoel dat dat het tso ten goede is gekomen. Het idee van de vakschool, waar je fier een beroep kon gaan leren, is verwaterd. De sterke profielen zitten daar niet meer. Dat is die ‘aso-isering’ waar Dirk Van Damme terecht naar verwijst.”

Pelleriaux: “Het is dramatisch om dat te zeggen, maar het technisch onderwijs is slachtoffer van de democratisering van het onderwijs. Er waren vroeger jonge mensen die naar de vakschool gingen omdat het college niet voor ‘hun soort mensen’ was. Je kunt daar van alles van ­vinden, maar het gevolg was wel dat er in die vakschool slimme jongens en meisjes terechtkwamen. En toen werd het onderwijs gedemocratiseerd, de oriëntering van leerlingen moest eerlijker worden. Terecht, maar het gevolg was wel dat de verstandige koppen uit de arbeidersklasse of de lagere middenklasse ook niet meer naar de vakschool gingen.

“Het onderwijs heeft daar ook onder geleden. Veel geweldige leerkrachten kwamen uit de lage middenklasse. Die aantrekkingskracht is ­totaal weg. En eerlijk: ik zie niet hoe je dat terugdraait.”

Tot slot: zijn we niet te pessimistisch over het onderwijs?

Brinckman: “Ik denk dat het tij te keren is. Kijk naar dit gesprek: over de kern zijn we het eens. Het gaat niet meer over wat nu precies wiens schuld is. Die discussie hebben we nu wel gehad. Als we de rangen sluiten, kunnen we het binnen de tien jaar gedraaid krijgen. Het systeem moet zo gemaakt worden dat leren als vanzelf centraal komt te staan. Voor leerkrachten zou dat een geruststellend signaal zijn: concentreer je maar op het lesgeven, al de rest volgt. Ook het vullen van de brooddozen.”

Kinderen met een lege maag zullen minder goed leren. Ook dat is een kwaliteitskwestie.

Brinckman: “Daar ben ik het mee eens. Vorige week stond er een fantastische reportage in uw krant over een school aan de Brugse Poort in Gent. Daar kwam een brugfiguur uit de school aan het woord die zei dat ze ook ouders hielp met de energiefactuur. Mooi, maar gaat Engie dan ook komen helpen bij het voorlezen?”

Als niemand de brooddoos vult, om principiële redenen, blijft het kind nog altijd met ­honger achter.

Brinckman: “We moeten die brooddoos vullen. Ik zeg alleen dat dat niet de essentie mag zijn. We laden al die taken maar op de nek van het onderwijs, en op het einde blijkt er dan tijd te weinig te zijn voor de essentie. Andere instanties zijn beter geschikt om de sociale vraagstukken op te lossen. En als er een individueel probleem is, lossen we dat wel op.

“Ik hoed me voor een systeem waarin scholen uitpakken met de sociale diensten die ze aanbieden en niet met de kwaliteit van hun onderwijs. In de school moet je kinderen onderwijzen. Het is nu eenmaal de enige plek waar dat kan.”