Direct naar artikelinhoud
GetuigenisJongeren en geweld

Moeder van een drillrapjongen: ‘Natuurlijk waren wij als ouders streng en kordaat. ‘Nee, dat mag niet, punt uit.’ Maar daarmee hou je zulke gasten niet tegen’

Moeder van een drillrapjongen: ‘Natuurlijk waren wij als ouders streng en kordaat. ‘Nee, dat mag niet, punt uit.’ Maar daarmee hou je zulke gasten niet tegen’
Beeld Geert Van de Velde

Liesbeth ontdekte twee jaar geleden dat haar toen 13-jarige jongste zoon in een drillrapbende zat, en sindsdien gaat haar gezin door een hel. De wanhoop nabij doet ze haar verhaal, zonder taboes. ‘Ik ben doodsbang dat er op een dag iets onomkeerbaars gebeurt.’

“Op een avond werd onze straat afgezet met politiebusjes. Zes politieagenten kwamen bij ons binnen, recht naar de kamer van mijn zoon. Ik zag hoe ze hem op bed gooiden, op de rug boeiden en meenamen. Het is het verschrikkelijkste wat je als ouder kunt meemaken. Want die jongen is je kind, om wie je ondanks alles ongelofelijk veel geeft.”

“Een jeugdrechter uit Antwerpen zei in Humo dat jongeren die misdrijven plegen vooral uit vierdewereldgezinnen komen. Ik kan u zeggen dat dat niet het geval is. Mijn jongste zoon van 15 is één van die jongeren, en ons ‘niet-vierdewereldgezin’ gaat al twee jaar door een hel.”

Liesbeth (50), een moeder van vier kinderen uit het Waasland, wil het verhaal doen van haar 15-jarige adoptiezoon Julien*, die ze de voorbije twee jaar zag evolueren van een zoekende puber die het slachtoffer werd van een drillrapbende, naar een dader die zélf jongens ging afpersen en bedreigen. Dat doet ze anoniem, om haar zoon te beschermen, maar met haar verhaal hoopt ze ook andere ouders te bereiken.

Liesbeth: “Ik wil dat ouders uit de hoek van de schaamte en de schande komen. Dit kan in elk gezin gebeuren. We hebben vier kinderen, en met drie van hen gaat het heel goed. Alleen met de jongste zijn er problemen. Wij hebben alles, echt álles gedaan wat we konden om vat op hem te krijgen en hem op het goede pad te brengen. We hebben hulp gezocht bij psychologen, psychiaters, in gespecialiseerde instellingen… Tevergeefs. We werden niet toegelaten of kwamen op een lange wachtlijst terecht. Ik heb zelfs samengewerkt met de politie, waardoor ik in de ogen van mijn zoon een verrader was.

“Onlangs stelden de Vlaamse ministers Hilde Crevits (CD&V) en Zuhal Demir (N-VA) voor om de ouders van criminele jongeren mee te straffen voor de daden van hun kinderen. Maar wij worden als ouders dag in, dag uit gestraft. Denk aan de slapeloze nachten als je zoon weer is ontsnapt door het raampje van het toilet. De talloze onbeantwoorde berichtjes – ‘Gsm was plat, mama.’ De uren die je doorbrengt in politiebureaus of stationsbuurten, waar je doodongerust naar hem op zoek gaat. Het bange afwachten of hij nog wel heelhuids naar huis komt. Dan krijg je ’s ochtends telefoon van de politie omdat hij de auto van zijn oudere broer in de prak heeft gereden op het marktplein – als 14-jarige.”

Zo’n situatie ontstaat niet van vandaag op morgen.

Liesbeth: “Nee, je rolt erin, beetje bij beetje. In het begin zie je het niet gebeuren. En op het moment dat je het ontdekt, is het eigenlijk bijna te laat. Dan probeer je alles wat in je macht ligt om je kind terug bij jou te krijgen, maar glipt hij als zand door je vingers.”

Wanneer heb je voor het eerst gemerkt dat er iets met je zoon aan de hand was?

“Twee jaar geleden, toen hij naar de middelbare school ging. Hij was 13. Tot dan waren er nooit grote problemen geweest. We hebben Julien geadopteerd toen hij 14 maanden oud was. Als baby en kleuter was hij erg aanhankelijk, maar voor de rest ontwikkelde hij zich vrij normaal. In de lagere school bleek dat hij leerproblemen had. Hij had het moeilijk met lezen, schrijven en rekenen. We lieten hem overstappen naar het buitengewoon onderwijs, en op zijn 13de is hij naar het eerste middelbaar in het beroepsonderwijs gegaan.”

'Af en toe gebruikte Julien mijn telefoon om op Instagram te gaan en vergat hij zich af te melden. Toen ik zijn berichten las – allemaal chantage en dreigementen – werd ik doodsbang.'Beeld rv

En toen begonnen de problemen?

“Het begon heel klein, met zijn muziekkeuze: hij luisterde naar rap. Niet zomaar rap, maar harde gangstarap, met vulgaire straattaal over geweld en drugs. Op zijn telefoon vond ik een drillrapfilmpje waarin jongeren met bivakmutsen stonden te rappen terwijl ze met messen zwaaiden. Als ik hem daarover aansprak, wimpelde hij dat weg: ‘Ik vind het gewoon leuk.’ En dan dacht ik: oké, de pubertijd komt eraan, nu gaan we dit krijgen.

“Hij werd ook selectief in zijn vrienden. ‘Ik wil geen witte vrienden, want die zijn anders.’ Hij wilde alleen zwarte vrienden, die eruitzagen zoals hij. Hij worstelde met zijn identiteit, zoals veel adoptiekinderen. We probeerden hem naar activiteiten te sturen waar hij jongeren van alle achtergronden kon ontmoeten. Hij zat wel al bij een voetbalclub, waar hij één van de betere spelers was.

“Mijn ogen zijn opengegaan toen we op een avond tijdens een voetbaltraining telefoon kregen van de politie: of we konden komen. Julien was tijdens de training weggelokt en bedreigd door een groepje jongeren met messen.”

Weggelokt?

“We hadden hem afgezet aan de training en hij zat nog in de kleedkamer toen hij een berichtje kreeg van zijn toenmalige liefje: of hij naar buiten kon komen. Daar stonden vijf jongens hem op te wachten met grote messen. Ze dwongen hem op de knieën en bedreigden hem. Ik heb er een filmpje van gezien, want uiteraard filmden die jongens alles met hun smartphones: ik zie mijn zoon zitten op zijn knieën in zijn trainingsbroek, bevend als een riet, ook al ontkende hij achteraf dat hij bang was. Hij kon ontsnappen toen een moeder voorbijkwam en luid begon te schreeuwen.

“Die avond zijn bij mij de alarmbellen afgegaan. Ik was doodsbang en wilde met hem praten over wat er gebeurd was. Het is je zoon, je wilt hem vastpakken en knuffelen, je wilt hem beschermen. Maar hij was een blok. Hij sloot zich volledig voor me af. Toen merkte ik voor het eerst: ik raak niet meer binnen bij mijn kind. Wat was er gaande?

“Na dat incident is hij nooit meer gaan voetballen.”

Wist je waarom die jongens het op hem gemunt hadden?

“Nee. Ik vermoed dat hij met een paar vriendjes op school een drillrapgroepje had gevormd, en dat zij zich op sociale media met de grote jongens hadden willen meten.

“Vanaf dat ogenblik hebben we alles geprobeerd om Julien uit dat milieu weg te halen. Maar misschien was het al te laat: ik denk dat hij zich die avond zo onveilig heeft gevoeld dat hij bescherming is gaan zoeken bij een grotere bende met oudere jongens. Daar is hij snel het slachtoffer geworden van een chantagesysteem. ‘Wij zullen je beschermen, maar dan moet jij wat voor ons doen.’

“Dat begon met zijn schoenen. Hij wilde absoluut Jordans hebben, dure sneakers, en bleef zeuren tot hij ze met zijn verjaardag of met nieuwjaar kreeg. Zo’n paar had hij hooguit een maand, daarna was hij het kwijt. ‘Waar zijn je schoenen, Julien?’ – ‘O, dat weet ik niet.’ Hij had ze natuurlijk moeten afgeven. Hetzelfde met joggingpakken, jassen, oortjes, iPods… Als hij van ons iets nieuws kreeg, werd dat gewoon afgepakt. Zo is hij ook een paar keer een gsm en een elektrische step kwijtgeraakt.

“Op den duur zeiden we: ‘We kopen het niet meer voor jou.’ Maar dan kregen we de politie aan de deur, omdat hij bijvoorbeeld oortjes had gestolen bij Kruidvat.

“In die periode begon hij ook weg te gaan zonder te zeggen waarheen. Hij noemde dan een naam van een vriend, maar we konden nooit controleren of hij daar was. Ik kreeg ook geen telefoonnummers van de ouders te pakken.

“Julien was nooit op het afgesproken tijdstip terug thuis. Dat is nog altijd een groot probleem. ‘Ik kom zo’: dat bericht stuurt hij me het vaakst via WhatsApp. Voor hetzelfde geld zit hij dan nog ergens in Brussel of Antwerpen, of God weet waar. Als een vriend hem vraagt om af te komen, springt hij op de bus of de trein. Als hij thuis moet zijn om vijf uur ’s middags, kan het evengoed elf uur ’s avonds worden of drie uur ’s nachts. Want ja, dan had hij geen trein of geen bus meer.”

‘Ik vond een drillrapfilmpje op Juliens telefoon waarin jongeren met bivakmutsen stonden te rappen terwijl ze met messen zwaaiden. Als ik hem daarover aansprak, wimpelde hij dat weg: ‘Ik vind het gewoon leuk.’’Beeld rv

Hoe wist je dat hij gechanteerd werd?

“Af en toe gebruikte hij mijn telefoon om op Instagram te gaan en vergat hij zich af te melden. Dan kon ik zijn berichten lezen: allemaal chantage en dreigementen. ‘Je moet morgen 50 euro geven of je ga kapot.’ ‘Waar blijven die klereschoenen van jou. Ik heb ze nodig.’ – ‘Binnekort ik heb die nog nie.’ – ‘IK HEB DIE NODIG TEGEN WOENSDAG.’

“Als hij niet direct antwoordde, werd het dwingender. ‘Domme gast, waar de fuck ben jij?’ ‘Kankerneger, regel mijn shit.’ Op een bepaald moment eist iemand 425 euro van hem. Mijn zoon antwoordt: ‘Ik heb al kankerveel betaald.’ – ‘Boeit mij dat. Ik wil mijn geld. Als ik je kankermoeder pak neuk ik haar de tering in.’ Toen ik dat las, werd ik doodsbang, niet voor mezelf maar voor hem: mijn God, waar is mijn zoon mee bezig?

“Mijn man en ik vermoedden dat oudere jongens hem inzetten als loopjongen. Misschien met drugs, hoewel ik daar geen bewijzen van heb. Kinderen zoals hij zijn natuurlijk gemakkelijke slachtoffers. Sociaal niet zo sterk, niet van de slimsten. Ze worden ingezet om dingen te doen, en als ze het niet doen worden ze bedreigd. Ik vond het zo pijnlijk voor mijn zoon. Maar met ons wilde hij er niet over praten. Hij vertrouwde alleen nog de jongens van de bende. Als ouder ben je een buitenstaander, die er zo weinig mogelijk van mag weten.

“Hij wilde ook niet meer naar school, omdat hij bang was. De jongens die hem chanteerden zouden hem opwachten aan de poort, dus ging hij niet meer. Eén keer kun je zeggen: ‘Oké, je mag thuisblijven.’ Maar dat gebeurde een tweede keer, een derde keer, en op den duur wilde hij nooit meer gaan. We hebben hem vaak met de auto gebracht, tot aan de poort, en gingen hem ’s avonds halen – maar dan nog glipte hij soms weg en spijbelde de hele dag.”

Wanneer hebben jullie hulp gezocht?

“We hebben altijd veel contact gehad met de school en de leerlingenbegeleiding, zeker toen Julien begon te spijbelen. Hij had het geluk dat één van zijn leraren alles wilde doen om hem te helpen en een soort brugfiguur was. Dat hield ons overeind in de moeilijkste momenten. De school bleef hem kansen geven. We kregen ook veel steun van de familie. We beseften wel dat dat niet volstond en zochten naar een jongerenpsycholoog, psychiater of andere hulpverlener voor Julien, maar dat bleek een onmogelijke opgave. Vaak waren er lange wachtlijsten, en als er dan toch ergens een plekje vrij was, was de voorwaarde altijd dat hij vrijwillig meewerkte. En dat was nu net het probleem.

“Ik vond het absurd. Ik ging eerst alleen op gesprek om de problematiek te beschrijven. Dan moest ik alle moeite van de wereld doen om mijn zoon mee te krijgen. Na één gesprek zei hij: ‘Dat doe ik niet meer, hoor. Ik ben niet gek.’ Waarop ik steevast een mailtje van de organisatie kreeg: dat ze hem niet konden begeleiden omdat er geen vrijwilligheid was. We vonden nergens hulp.

“Intussen ging het van kwaad naar erger. Slechte vrienden, spijbelgedrag, kleine diefstallen, wegloopgedrag, nachten wegblijven… Ik probeerde met Julien te praten, op alle mogelijke manieren. Ik heb als psychotherapeut met kinderen gewerkt en heb later in het beroepsonderwijs lesgegeven aan jongens zoals hij, maar al die ervaring bracht me geen stap dichter bij mijn zoon.

“Hij is zo impulsief en denkt nooit na over de gevolgen van zijn daden. Als ik hem wijs op de risico’s als hij met de auto van zijn broer gaat joyriden, zegt hij: ‘Ik kan rijden, hè.’ Geen idee waar hij dat geleerd heeft, trouwens. ‘Besef je dat je broer zijn auto, die jij kapot hebt gereden, nodig had om naar zijn werk te gaan?’ – ‘Ik zal dat wel terugbetalen.’ Hetzelfde kreeg ik te horen als hij mijn zichtrekening plunderde.

“Natuurlijk waren wij als ouders streng en kordaat. ‘Nee, dat mag niet, punt uit.’ Maar daarmee hou je zulke gasten niet tegen. Heel hun loyaliteit gaat naar die groep, waar ze zelfbevestiging krijgen en aan status winnen met vechtpartijen, diefstallen, afpersingen.”

De 3-jarige Julien. 'Voor mij is hij nog altijd dat kind. Wat er ook met hem gebeurt, wat hij ook doet en hoe hard dat ook is voor ons, hij blijft mijn zoon.'Beeld Geert Van de Velde

Hoe probeerde je Julien te straffen?

“Door zijn zakgeld in te houden, geen nieuwe kleren te kopen, door hem te verbieden om weg te gaan, hem op te sluiten… Dat laatste was belachelijk, want hij wist altijd te ontsnappen. Hij kroop door het toiletraampje of sprong uit het raam van zijn slaapkamer op de eerste verdieping. Dan bleef hij de hele nacht weg, en als we ’s ochtends vroegen waar hij was geweest, ontkende hij glashard: ‘Ik ben nergens geweest.’

“Zijn telefoon afpakken ging gepaard met trekken en duwen, dat hebben we opgegeven.

“Het ging zelfs zover dat ik al mijn keukenmessen moest verstoppen. Op een ochtend maakte ik zijn bed op en vond ik onder zijn matras een vleesmes. ‘Waar heb je dat voor nodig?’ – ‘Om me te kunnen verdedigen,’ zei hij. ‘Waar ben je bang voor?’ vroeg ik dan. Maar daar kwam nooit een antwoord op. Als er een mes in de keuken lag, verdween het. Uiteindelijk had ik zelf geen fatsoenlijk mes meer om groenten te snijden.

“En dan vind je een bivakmuts in huis en begin je te beseffen: mijn zoon is niet alleen een slachtoffer. Het is al verschrikkelijk om te weten dat je kind zich laat bedreigen en bestelen en nog veel ergere dingen meemaakt. Maar dat hij ook een dader is... Mijn zoon vecht óók met andere jongens. Hij pakt óók andere kinderen hun kleren en spullen af. Hij vernedert óók andere jongens. Dat is heel, heel moeilijk.”

Hoe heb je dat ontdekt?

“Op een dag stond de politie aan de deur om hem uit te nodigen voor een verhoor. Bleek dat hij een paar weken eerder met drie andere 14-jarige jongens een man van 27 in elkaar had geslagen. Waarom? ‘Hij viel de meisjes lastig, mama.’ Ik weet niet eens of dat wel waar is.

“We kregen wel vaker de politie aan de deur. Ik heb er een trauma aan overgehouden. Als ik een sirene hoor of politiebusje zie, word ik onrustig: ‘Het zal toch niet met Julien te maken hebben?’ Soms was dat het geval. Ik herinner me een woensdagnamiddag dat hij na school met vrienden op stap was. We hadden afgesproken dat ik hem om vijf uur zou oppikken. Maar toen ik bijna op de afgesproken plek was, zag ik de combi al van ver staan. En ja, het was voor hem en zijn vrienden. Ze hadden een vechtpartij georganiseerd in een ondergrondse parking om ze te filmen en op de sociale media te verspreiden. Mijn zoon was nergens te bekennen. Ik ben hem uren later gaan halen op het politiebureau.

“Eén avond was echt verschrikkelijk. De straat was afgezet met politiebusjes. Zes politieagenten kwamen bij ons binnen en gingen recht naar Juliens kamer. Ik zag hoe ze hem op bed gooiden, op de rug boeiden en meenamen. 14 jaar, hè. ’t Is het verschrikkelijkste wat je als ouder kunt meemaken. Want die jongen is je kind, om wie je ondanks alles ongelooflijk veel geeft. Je voelt je als moeder zo machteloos.

“En als je dan in de ogen van je kind kijkt, zie je een enorme boosheid, omdat je voor hem een verrader bent. Want jij hebt de politie binnengelaten en jij laat toe dat hij wordt meegenomen.”

'Het snijdt diep als je van andere mensen te horen krijgt: ‘Bij mij zou het niet waar zijn.’ Of: ‘Je mag dat niet toelaten.’ Alsof wij die dingen toelaten!'Beeld Geert Van de Velde

Hoe ging de rest van je gezin met de situatie om?

“Het veroorzaakte enorm veel spanningen. We zijn altijd een hecht gezin geweest, maar voor de andere kinderen was het vreselijk om mee te maken. Ze zien hun broer graag, maar ze zien ook hoe wij als ouders onder zijn gedrag lijden.

“Eén van mijn zoons was ongelooflijk kwaad op zijn broer. Ruzies liepen uit de hand, en meer dan eens hebben ze gevochten. Er is ook weleens een deur gesneuveld. ‘Als jij de politie niet belt, doe ik het’, zei mijn andere zoon. En ja, ook dat is gebeurd. Op zulke momenten denk je: ik moet iets doen om de rest van mijn gezin te beschermen.”

Julien heeft maanden in een gesloten instelling gezeten.

“In meerdere. Ruiselede, Everberg: hij heeft ze allemaal vanbinnen gezien.

“Eerst zat hij in een open instelling, maar daar ging hij telkens lopen, en dan werd hij onmiddellijk opgespoord. Later werd het een gesloten instelling. Als moeder vond ik dat extreem pijnlijk, maar ergens weet je: het is voor zijn eigen bestwil. Zo werd hij een tijdje losgerukt uit dat foute milieu. Het was gewoon te gevaarlijk voor hem om thuis te blijven.”

Over welk gevaar heb je het dan?

(aarzelt) “Ik had gezegd dat ik zonder taboes zou vertellen, dus zal ik vrijuit praten. Julien is ook het slachtoffer geweest van een verkrachting, met stokken, door jongens die hij kende. Dat is gefilmd, en de beelden zijn op sociale media verspreid. Tegen ons heeft hij daar niets van gezegd. Hij kwam die avond thuis en ik zag aan zijn gezicht dat hij gehuild had. Toen ik hem vroeg wat er was, antwoordde hij: ‘O, niks.’ Hij ging naar boven en kroop in bed.

“Pas toen de politie een paar weken later aan onze deur stond, hoorden we wat er gebeurd was. Als ouder maakt dat je zo wanhopig dat je geen andere oplossing meer ziet dan een verblijf in een gesloten setting. Dan weet je tenminste dat hem niets kan overkomen.

“Achteraf zijn we te weten gekomen dat een andere bende hem ertoe heeft aangezet om wraak te nemen. Ze vonden dat hij geschonden was in zijn eer en hebben de daders naar een afgelegen plek gelokt. Daar heeft Julien bij één van die jongens moeten doen wat zij bij hem hadden gedaan.”

Werd hij beter van zijn verblijf in de gesloten instelling?

“Nee. Eigenlijk is dat voor zulke pubers de slechtste plek om te verblijven. Ze komen er in contact met de verkeerde jongens, gaan nauwelijks naar school en worden amper psychologisch begeleid. Terwijl dat wel de bedoeling van zo’n instelling is. ’s Ochtends kregen ze les, en volgens mijn zoon was dat altijd ‘seksuele opvoeding’. Eén keer in de week zag hij een psycholoog, een halfuurtje. Dat was zinloos. In wezen zijn het gewoon jeugdgevangenissen.”

Intussen bleef jij zoeken naar psychologische begeleiding op maat van je zoon.

Liesbeth (knikt): “Op een gegeven moment heeft een psychiater Julien onderzocht en kreeg hij de diagnose ASS, autismespectrumstoornis. We zijn toen op zoek gegaan naar een instelling voor kinderen met ontwikkelingsstoornissen en gedragsproblemen. Maar ook daar zijn de wachtlijsten verschrikkelijk lang. In één centrum zijn we op gesprek mogen gaan, en ze hebben er ook met Julien gesproken. Toen de psychiater van dat centrum het verslag met de ASS-diagnose zag, zei hij dat hij die diagnose niet aanvaardde. En dus werd onze zoon er niet opgenomen – op basis van één gesprek. Die psychiater wilde ook niet onderzoeken wat er dan wél aan de hand was.

“‘De wachtlijsten zijn zo lang,’ zei Juliens jeugdadvocate, ‘dat instellingen kunnen kiezen wie ze opnemen.’ En dat zijn zeker niet de moeilijkste gevallen. Voor ons was dat een zware dobber. Geen aangepaste hulpverlening voor Julien – wat dan wel?

“Ik wilde hem inschrijven voor vormingen bij het CAW, waar jongeren met agressie leren omgaan, maar die werden in onze regio niet aangeboden. Ik wilde hem meesturen op een kamp van Oikoten, een vzw die voettochten naar Santiago de Compostela organiseert voor jongeren uit de bijzondere jeugdzorg. Maar daar was hij dan weer net te jong voor. Zo was het altijd wat.

“Als er uiteindelijk hulp kwam voor Julien, was hij altijd alweer iets dieper weggegleden en volstond het niet meer. Too little, too late. Na lang wachten hebben we bijvoorbeeld een trajectbegeleiding gekregen, waarbij een jeugdconsulent hem nauwlettend opvolgde. Die was heel betrokken, maar voor Julien volstond dat al niet meer.”

Lees ook

Jongerengeweld neemt toe: ‘De eerste keer vragen de ouders een strenge reactie van de jeugdrechtbank, maar geleidelijk aan nemen ze het weer op voor hun kind’

HUILENDE MOEDERS

Je schreef ons omdat je met andere ouders in contact wilt komen. Waarom?

Liesbeth: “Ik ben er zeker van dat er moeders en vaders zijn die, net als ik, de behoefte hebben om ervaringen uit te wisselen, om te praten over hun angst en schuldgevoel, om sprankeltjes hoop met elkaar te delen… Ik heb ze gezien toen ik mijn zoon ging bezoeken in de instelling: alle ouders zaten met hun kinderen aan tafels in een bezoekerszaal, zoals in een gevangenis. Ik ging er altijd buiten met veel verdriet, en met mij al die huilende moeders.

“Ik zie nog altijd het beeld voor me van een Marokkaanse mama die hartverscheurend huilde om haar zoon: ‘Hij is te jong, hij is te jong!’ Ik vond dat ook van Julien. Wij moeten toch iets kunnen doen, als moeders, om onze kinderen daaruit te houden?”

Het oordeel van de buitenwereld is vaak hard: jullie hebben fouten gemaakt in de opvoeding, jullie nemen je verantwoordelijkheid niet op, jullie moeten mee gestraft worden.

Liesbeth (knikt): “Het snijdt diep als je van andere mensen te horen krijgt: ‘Bij mij zou het niet waar zijn.’ Of: ‘Je mag dat niet toelaten.’ Alsof wij die dingen toelaten!

“Je kunt niet uitleggen dat je echt alles probeert om je kind tot de orde te roepen. Dat je gesprekken voert met schooldirecties, met CLB’s, met hulpverleners. Dat je avondenlang zit te discussiëren met je gezin over strategieën om je kind aan te pakken. Dat je ’s ochtends uitgeput en overstrest aan je werkdag begint, omdat je een hele ochtend geprobeerd hebt een weerbarstige puber naar school te krijgen. Dat je ’s nachts de straat op gaat om je zoon te gaan zoeken, als hij weer eens is verdwenen...”

Je ging hem zoeken op straat?

Liesbeth: “Ja. Door weer en wind. Soms zag ik een glimp, maar dan ging hij gewoon lopen. Mijn man zag hem eens aan het station en wilde achter hem aan gaan, maar zijn vrienden sprongen gewoon voor hem, zodat Julien kon wegkomen. Zoiets is ongelooflijk vernederend.

“Ik kan wel zeggen dat ik alles geprobeerd heb. Ik ben zelfs een keer naar de stationsbuurt gegaan om de afpersers van mijn zoon te ontmoeten: toen hij geld aan iemand moest gaan afgeven, ben ik in zijn plaats gegaan. En ik heb me heel kwaad gemaakt.”

Dapper. Heeft het geholpen?

Liesbeth: “Ik weet het niet. Mijn zoon was er natuurlijk niet blij mee. Het was slecht voor zijn status, zei hij, en gevaarlijk voor mij: omdat ze nu wisten wie ik was, liep ik het risico dat ze me ergens zouden opwachten. Van dan af vertelde hij mij nog minder, ‘om me te beschermen’.

“De emotionele schade is zo groot: trauma’s, angst, schaamte… En dan is er nog het financiële verlies. De kleren en schoenen die ons zoveel gekost hebben. Het geld dat hij uit onze portefeuille en van de bankrekening haalde. De gsm’s die hij bij de politie moest achterlaten, en die je nooit terugziet. De elektrische steps die plots ‘verdwenen’. De auto die hij total loss reed. De ontelbare boetes… Dat zijn duizenden euro’s. En dan hoor je van een politica dat jij zou moeten betalen, want je bent mislukt in je opvoeding – het is te absurd voor woorden.”

NOOIT OPGEVEN

Hoe is Julien na zes maanden uit de gesloten instelling gekomen?

Liesbeth: “Sinds juni is hij weer thuis. Hij is nog een paar weken naar school gegaan, en heeft nog even stage kunnen lopen. We zijn intussen ook verhuisd: nieuwe omgeving, nieuwe school, nieuwe vrienden. Het wordt afwachten hoe dat in september zal verlopen. Ik denk dat hij geen contact meer heeft met de bendes uit het Waasland, maar ik vrees dat hij hier alweer nieuwe vrienden heeft die met drugs bezig zijn. Vandaag ben ik vooral bang dat hij zich zal storten in dingen die hij niet kan inschatten, en dat er iets onomkeerbaars gebeurt. Dat ik telefoon krijg van de politie omdat hem iets is overkomen.

“Hij leek even rustiger geworden, maar een paar weken geleden kreeg ik ’s ochtends vroeg toch weer telefoon van de politie: ze hadden Julien met zes passagiers in mijn auto tegengehouden in Gent. Nu moet je weten dat ik altijd met mijn handtas ga slapen, met mijn portefeuille, mijn bankkaarten en mijn autosleutels. Maar die avond moet hij mijn reservesleutels gevonden hebben. Eerst is hij overal vrienden gaan oppikken, tot in Ieper, en dan zijn ze met z’n zevenen in die veel te kleine auto naar Gent gereden. Daar was er een politiecontrole. Ze hebben de auto achtergelaten op het voetpad en zijn gaan lopen, maar de politie heeft ze alle zeven kunnen pakken. Weet je waar mijn zoon zat? Op het dak van het STAM.

“Ik heb intussen alweer twee gas-boetes gekregen omdat hij die nacht een verkeerde richting is ingereden, en ik verwacht ook nog een factuur voor de sleepkosten.”

Hoe kijk je naar de toekomst?

Liesbeth: “We blijven hopen dat het toch nog goed komt, zodra hij door die pubertijd is. In september mag hij stage gaan doen op een plek die hij zelf heeft gekozen. Misschien vindt hij het leuk en krijgt hij zo meer regelmaat in zijn leven. Er is een lieve contextbegeleidster die goed met hem kan praten en die in zijn hoofd probeert te kijken. Ons gezin zal Julien in ieder geval nooit opgeven.”

Liesbeth haalt een kleuterkunstwerkje boven met een foto van haar zoon als schattige 3-jarige – ooit een cadeau voor moederdag.

Liesbeth: “Voor mij is Julien nog altijd dat kind. Wat er ook met hem gebeurt, wat hij ook doet en hoe hard dat ook is voor ons, hij blijft mijn zoon. En ik zal hem altijd graag zien. Altijd.”

* Julien is een fictieve naam.

Wie contact wil opnemen met Liesbeth, kan mailen naar annemie.bulte@humo.be. Alle berichten worden discreet behandeld.

© Humo