Direct naar artikelinhoud
Raad der WijzenLezersvraag

Filosoof Johan Braeckman over een moreel dilemma: ‘Ga ik met littekens uit het verleden naar een psycholoog, of maak ik het zo alleen erger?’

Filosoof Johan Braeckman over een moreel dilemma: ‘Ga ik met littekens uit het verleden naar een psycholoog, of maak ik het zo alleen erger?’
Beeld Flore Deman

Dirk De Wachter en Johan Braeckman buigen zich beurtelings over een ethische kwestie. Deze week: laat je een moeilijke periode uit je jeugd rusten, of is het beter om ermee aan de slag te gaan?

De vraag

“Onlangs kwam ik in de stad een jeugdvriendin tegen met wie ik nog op de middelbare school heb gezeten. We zijn aan de praat geraakt en belandden uiteindelijk samen op café. Enkele biertjes later ging ons gesprek de diepte in. Ze vertelde me dat ze zich altijd schuldig heeft gevoeld omdat ze de pesterijen die ik op school onderging nooit een halt heeft toegeroepen. Die herinnerde ze zich als bij momenten erg heftig, zei ze. Ze had het zelfs over fysiek geweld door enkele meisjes uit onze klas. Dat raakte mij diep. Ik wist natuurlijk wel dat ik in die eerste jaren op de middelbare school gepest werd, maar veel van mijn eigen herinneringen uit die periode, of toch de details ervan, zijn vervaagd of heb ik onderdrukt.

“Ik heb het al heel mijn volwassen leven moeilijk om verbinding met anderen te maken, en vaak voel ik me onzeker en minderwaardig. Het zorgt ervoor dat ik me bij momenten eenzaam voel. Door dat gesprek op café begin ik sterk te vermoeden dat dat gevoel zijn oorsprong vindt in mijn jeugd, bij die zware pesterijen, die toch heftiger waren dan ik altijd heb gedacht. Misschien heeft mijn brein, vanuit een vorm van zelfbehoud, de pijnlijkste ervaringen weggestoken?

“Doe ik er goed aan om met die deels weggedrukte herinneringen aan te kloppen bij een psycholoog, om ze daar te onderzoeken en te reconstrueren, in de hoop dat ik die periode nadien achter me kan laten en mezelf meer naar waarde zal kunnen schatten? Of laat ik de littekens uit het verleden beter voor wat ze zijn, en maak ik het alleen erger door er opnieuw in te graven?”

Het antwoord van filosoof Johan Braeckman: ‘Het probleem met trauma’s is doorgaans niet dat ze zijn verdrukt, maar net dat ze ongewenst in het bewustzijn blijven opduiken’

“Laat ons eerst even over de werking van het geheugen praten. De dame die de vraag stelt, heeft het over ‘weggedrukte’ herinneringen. Maar het idee dat ons brein herinneringen aan traumatische ervaringen naar de diepste kerkers van de hersenen verdrukt, van waaruit ze ons onbewust negatief beïnvloeden tot we ze recht in de ogen kijken, is een hardnekkige mythe. Zo werken het brein en het geheugen niet, daarvoor verwijs ik graag naar het onderzoek van de Amerikaanse psychologe Elizabeth Loftus. Herinneringen worden niet verdrukt omdat ze te pijnlijk zijn, en ze veroorzaken al helemaal geen stoornissen vanuit mentale krochten waar het bewustzijn geen toegang tot zou toe hebben. De link tussen het pestgedrag in haar jeugd en haar huidige problemen is twijfelachtig.

“Herinneringen vervagen of geraken vermengd met andere, al dan niet reële herinneringen. De dame uit deze casus werd als kind weliswaar ernstig gepest, maar met het verstrijken van de jaren zijn sommige herinneringen daaraan minder scherp geworden, vervaagd of gewoon verdwenen. Dat is geen symptoom van een onverwerkt trauma, maar het illustreert hoe het geheugen functioneert. Het is net goed dat niet meer alle herinneringen aan de pesterijen spring–levend zijn. Het probleem van trauma’s is doorgaans niet dat ze zijn verdrukt, maar net dat ze ongewenst in het bewustzijn blijven opduiken, zoals bij het hoofdpersonage in Het smelt. Het meisje maakte als tiener een trauma mee, en de herinneringen aan dat moment beheersen haar leven als volwassen vrouw.

“Of een trauma al dan niet op een spontane manier geheeld raakt, hangt af van verschillende factoren. Hoe vatbaar iemand is voor trauma en stress hangt onder meer af van genetische of neurowetenschappelijke factoren, maar ook persoonlijkheidspsychologie speelt een rol. ‘The Big Five’, een model dat gebruikt wordt om het concept persoonlijkheid te definiëren (zie ook ‘De coach’ op p 24, red.), toont aan dat je persoonlijkheid voor een groot stuk bepaalt hoe je met traumatische ervaringen omgaat. Wat voor sommigen een vervelend moment is, is voor anderen een herinnering die hen kwelt tot het einde van hun dagen.

“De problemen waarmee deze dame kampt, klinken zeker ernstig, en wellicht kan therapie haar helpen. Maar als ze aanklopt bij een psycholoog die nog altijd gelooft in de mythe van verdrongen herinneringen en de verklaring voor haar moeilijkheden dus per se in het verleden wil zoeken, bestaat het risico dat herinneringen niet gereconstrueerd maar gefabriceerd worden. En dan moet ze leren omgaan met herinneringen aan traumatische ervaringen die zich niet echt voordeden.

“Therapie die gebaseerd is op ernstig wetenschappelijk onderzoek, zoals cognitieve gedragstherapie, kan wél helpen, tenminste als de herinneringen aan het trauma nog levend zijn en je er mentale last van ondervindt. Als je bijvoorbeeld een angststoornis hebt, zal men je bij die therapievorm langzaam blootstellen aan datgene waarvoor je bang bent, tot er gewenning optreedt en de angst verkleint of verdwijnt. Ik ben geen therapeut, maar ik weet wel dat dit een therapievorm is die aantoonbaar werkt en die je niet opzadelt met pseudoherinneringen.”