Walter Voordeckers, Serge Berten en Ward Capiau.
Guatebelga vzw

"Historisch" assisenproces over moord op drie Belgische missionarissen in Guatemala gaat na meer dan 40 jaar van start in Leuven

Meer dan 40 jaar na de moord op twee Belgische missionarissen en de verdwijning van (en allicht ook moord op) een derde in Guatemala, start in Leuven het assisenproces over de zaak. Vijf Guatemalteken staan terecht voor misdaden tegen de mensheid. Geen "gewone" burgers, maar ex-ministers en voormalige toplui binnen de politie en het leger uit die tijd. Om meer dan één reden wordt het een uitzonderlijk en zelfs historisch proces.

Begin jaren 1980 werden de twee Belgische missionarissen Walter Voordeckers en Ward Capiau van de Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria (ook wel de Congregatie van Scheut genoemd) doodgeschoten in Guatemala, een land in Centraal-Amerika. Een derde missionaris, Serge Berten, werd ontvoerd en verdween voorgoed, hoogst waarschijnlijk is ook hij vermoord. De moorden vonden plaats tijdens de meest gewelddadige periode van de Guatemalteekse burgeroorlog (1960-1996).

Op zoek naar antwoorden

Omdat in de jaren 1980 en 1990 snel duidelijk werd dat er van het Guatemalteekse gerecht weinig verwacht moest worden, trokken de families van de missionarissen pas na de vredesakkoorden van 1996 en het einde van de burgeroorlog naar Guatemala, op zoek naar antwoorden. Het oorspronkelijke idee was om in Guatemala zelf een klacht in te dienen bij het gerecht. Maar ook toen kregen ze het gevoel dat er in Guatemala zelf weinig animo was om de zaak grondig uit te spitten.

Na advies vanuit de Faculteit Rechtsgeleerdheid en Criminologische Wetenschappen van de KU Leuven dienden de families van Voordeckers en Berten daarom in 2001 een klacht in bij het Belgische gerecht op basis van de "wet internationale misdrijven" (in de volksmond beter bekend als de genocidewet, hoewel de wet meer omvat dan genocide alleen). Op basis van die wet kan het Belgische gerecht ernstige misdaden tegen de mensheid in een ander land vervolgen als er een verband is met België. De familie van Capiau sloot zich later bij die klacht aan.

BEKIJK - "Het heeft vele jaren geduurd, maar er is geen sprake van verjaring", legt justitiespecialiste Caroline Van den Berghe uit in "Het journaal":

Videospeler inladen...

Na 20 jaar onderzoek door het Belgische gerecht en meer dan 40 jaar na de feiten wordt het decennialange doorzettingsvermogen van de families van de slachtoffers en de vzw Guatebelga, die de burgerlijke partijen al die tijd heeft ondersteund, eindelijk beloond. Vandaag start het proces waar ze al zo lang op zaten te wachten. Vijf Guatemalteken, ex-ministers en voormalige toplui binnen de politie en het leger, staan terecht voor ontvoering, foltering en moord.

UIT HET ARCHIEF - In 1998 gingen de families van de missionarissen tevergeefs op zoek naar antwoorden in Guatemala:

Videospeler inladen...

Wat is er destijds gebeurd?

De drie Belgische missionarissen van de Congregatie van Scheut waren in de jaren 1960 en 1970 naar het zuiden van Guatemala getrokken, de burgeroorlog was toen al volop aan de gang.

In de lijn met de toen populaire bevrijdingstheologie, waarbij de klassenstrijd door een deel van de Katholieke Kerk als een gerechtvaardigd middel tegen maatschappelijk onrecht werd beschouwd, steunden de drie Belgen de lokale bevolking in hun strijd tegen de sociale en economische ongelijkheid in het land.

De drie Belgen kenden elkaar, maar leefden in andere gemeenschappen in het zuiden van Guatemala. Door hun inzet voor de plaatselijke bevolking kwamen ze alle drie in het vizier van het toenmalige onderdrukkende regime en werden ze uiteindelijk ook uit de weg geruimd.

Op 12 mei 1980 werd Walter Voordeckers uit Turnhout in Santa Lucía Cotzumalguapa, waar hij pastoor was, op straat omsingeld door enkele mannen, die hem probeerden te ontvoeren. Toen Voordeckers probeerde te vluchten, werd hij neergeschoten. Hij kreeg zeven kogels in het lichaam en stierf niet veel later in het ziekenhuis. Hij was toen 40 jaar. Zijn lichaam werd begraven in Santa Lucía. Voordeckers zette zich vooral in voor landbouwers en steunde onder meer de grote stakingen van 1980 op de suikerrietplantages.

Bijna anderhalf jaar later overkwam Ward Capiau uit Brakel hetzelfde. Hij werd op 22 oktober 1981 dood aangetroffen in San Lucas Sacatepequez, met zes kogels in zijn lijf. Hij zou aangehouden zijn door het leger en neergeschoten zijn toen hij probeerde te vluchten. Hij was toen 31. Zijn lichaam werd in een massagraf gelegd, maar is nooit teruggevonden.

Capiau was pastoraal helper. Op het moment van zijn dood was hij geen Scheutist meer, in 1979 trad hij uit de congregatie, waarop hij zich aansloot bij de guerrillabeweging EGP. Volgens Raf Allaert, een andere Belgische missionaris die ook bedreigd werd, maar op tijd Guatemala kon ontvluchten, was Capiau de meest radicale van de drie. Op een bepaald moment zou hij enkel nog in het gewapende verzet geloofd hebben.

Enkele maanden later was het de beurt aan Serge Berten uit Menen. Hij werd op 19 januari 1982 ontvoerd door gewapende mannen in de hoofdstad Guatemala-Stad. Hij zou daarna gefolterd zijn en hoogstwaarschijnlijk werd ook hij vermoord. Zijn lichaam is nooit teruggevonden. Hij was 29 op de dag van zijn verdwijning.

Net als Capiau sloot Berten zich op een bepaald moment aan bij de EGP-guerrilla, al zou hij nooit een wapen gebruikt hebben. Hij stond in voor de logistieke ondersteuning. Berten dook onder bij de guerrilla in de bergen, omdat hij dacht daar veiliger te zijn. Op de dag van zijn ontvoering was hij met enkele andere guerrillaleden in de hoofdstad voor een bespreking.

Een optocht in Guatemala in het teken van de moord op Walter Voordeckers.

Al eerder bedreigd

De drie Belgen wisten maar al te goed dat ze door hun deelname aan de sociale strijd door het regime of gewapende groepen in dienst van het regime in de gaten gehouden werden. Sommigen van hen werden ook openlijk bedreigd. Toch bleven ze, in tegenstelling tot vele anderen, in Guatemala en keerden ze na vakantie in eigen land telkens terug.

Zo was Voordeckers erg scherp in zijn preken en publieke optredens, hoewel hij wist dat er bijvoorbeeld verklikkers in zijn parochie kwamen meeluisteren. Hij had voor zijn dood ook al meerdere doodsbedreigingen ontvangen. Op de muren van zijn parochie werden slogans als "Walter ga naar huis" en "Walter communist" geklad. "Al mijn gangen worden nagegaan, maar de bevolking probeert mij zoveel mogelijk te beschermen", schreef Capiau dan weer in zijn laatste brief aan het thuisfront.

Vierde missionaris

De vijf beschuldigden in dit proces staan niet alleen terecht voor de moorden op Voordeckers en Capiau en de verdwijning van Berten, maar ook voor de ontvoering en foltering van een vierde Belgische missionaris: Paul Schildermans. Hij werd in januari 1982 enkele dagen gegijzeld en gefolterd, maar daarna onder internationale druk weer vrijgelaten. Schildermans leeft nog en is als getuige opgeroepen op het proces. Maar door zijn zwakke gezondheid is het niet zeker of hij aanwezig zal zijn.

Het grotere plaatje: burgeroorlog en nietsonziende repressie

De moorden op Voordeckers en Capiau en de verdwijning van (en allicht ook moord op) Berten waren in die tijd allerminst een uitzondering. Ze moeten gezien worden in de context van een gruwelijke burgeroorlog, waarbij de periode van 1978 tot 1985 als de meest gewelddadige wordt beschouwd.

De Guatemalteekse burgeroorlog begon als een reactie op de sociale en economische ongelijkheid in het land, de uitbuiting van de arme boerenbevolking en de repressie van de overheid (na de door de VS gesteunde staatsgreep in 1954 volgden de militaire dictaturen elkaar op). Verschillende linkse guerrillagroeperingen namen de wapens op tegen de overheid, die met harde hand terugsloeg, via de eigen veiligheidsdiensten, maar ook met de hulp van paramilitaire organisaties en doodseskaders.

Naar gelang de bron kostte de burgeroorlog aan 100.000 tot 200.000 mensen het leven. Duizenden mensen verdwenen zonder enig spoor. De in de jaren 90 opgerichte Commissie voor Historische Opheldering (zie verder) schatte het aantal doden en vermisten samen op meer dan 200.000.

Twee Guatemalteken dragen een doodskist tijdens een begrafenis van slachtoffers van de burgeroorlog (1982).
AP1982

Binnenlandse vijand

De overgrote meerderheid van de doden waren inheemse boeren, slechts een klein deel waren guerrillastrijders. Dat was een gevolg van meerdere systematische moordpartijen op de Mayabevolking. Omdat het regime ervan uitging dat de guerrilla zich onder de arme bevolking schuilhield, werd de tactiek van de verschroeide aarde toegepast: hele gemeenschappen werden uitgemoord, hun huizen werden platgebrand.

Het geweld was gebaseerd op de Doctrine van Nationale Veiligheid, die in die tijd in de Verenigde Staten en verschillende Latijns-Amerikaanse landen opgang maakte. Die stelde dat de dreiging voor een land niet zozeer vanuit het buitenland kwam, maar wel vanuit de verspreiding van het communistische gedachtegoed in eigen land, die zou kunnen uitmonden in een communistische revolutie.

Een ander begrip dat destijds gehanteerd werd, was dat van "binnenlandse vijand", dat ruim werd ingevuld. Het ging niet alleen over guerrillastrijders, maar ook over alle personen, groepen of organisaties die de gevestigde orde probeerden te doorbreken. Iedereen die een andere politieke mening had, moest omgebracht worden of voorgoed verdwijnen.

Militairen in de straten van de hoofdstad Guatemala-Stad in 1983.
AP1983

Ook de Kerk komt in het vizier

De Nationale Veiligheidsdoctrine en het begrip binnenlandse vijand zetten ook de deur open voor geweld tegen leden van de Kerk. Zij werden door het regime van de toenmalige president Fernando Romeo Lucas García (1978-1982) op eenzelfde lijn geplaatst als gewapende revolutionaire groeperingen. Naast de drie Belgen werden in die tijd ook missionarissen uit andere landen omgebracht. Maar ook tientallen Guatemalteken die door de missionarissen tot lekenhelper waren opgeleid.

Het regime van Lucas García werd in die tijd door de VS als een van de meest brutale ter wereld beschouwd. In het rapport van de Commissie voor Historische Opheldering wordt die periode een van de meest zwarte uit de geschiedenis van Guatemala genoemd. Het geweld en de repressie werden daarna voortgezet onder zijn opvolger Efraín Ríos Montt, die in maart 1982 door een staatsgreep aan de macht was gekomen.

Waarheidscommissie en vredesakkoorden

Tussen 1994 en 1996 kwam met een aantal vredesakkoorden een definitief einde aan de burgeroorlog. Een van de gevolgen was de oprichting, met behulp van de Verenigde Naties, van de Commissie voor Historische Opheldering (een waarheidscommissie). Ook de Katholieke Kerk heeft een rapport opgesteld ("Guatemala Nunca Más" – "Guatemala Nooit Meer"), met getuigenissen en verklaringen van duizenden getuigen en slachtoffers van de repressie tijdens de burgeroorlog.

Maar ook na de vredesakkoorden bleef de spanning nog lange tijd in de samenleving. Een duidelijk voorbeeld daarvan: bisschop Juan Gerardi, die in april 1998 een toespraak hield bij de voorstelling van het rapport van de Kerk, werd twee dagen later met bruut geweld vermoord in de garage van een parochie in Guatemala-Stad.

Wie zijn de beschuldigden?

Nadat de families van de slachtoffers een klacht hadden ingediend bij het Belgische gerecht, was de eerste strategie van de burgerlijke partijen en onderzoeksrechters om de "materiële daders" van de moorden op te sporen en te vervolgen. Maar dat bleek, op dat moment 20 jaar na de feiten, niet zo gemakkelijk.

"Men probeerde het wel, want men moet ergens beginnen", zegt Stephan Parmentier aan de telefoon. Hij is hoogleraar criminologie en mensenrechten aan de KU Leuven en sinds 2001 wetenschappelijk adviseur van de vzw Guatebelga. "Maar na meer dan 10 jaar onderzoek door de Belgische justitie werd duidelijk dat er een soort impasse was ontstaan." Er werd daarom voor een andere strategie gekozen: voortaan werden de "intellectuele daders" geviseerd, zij die het plannen van de moorden mogelijk gemaakt hebben.

5 hoogbejaarde mannen

En op die manier richtte het onderzoek zich plots op het allerhoogste niveau: de politieke en militaire verantwoordelijken uit die periode. Acht Guatemalteken kwamen in het vizier van het Belgische gerecht, van wie er intussen al drie overleden zijn. Op het assisenproces in Leuven staan daarom uiteindelijk maar vijf beschuldigden terecht.

Ángel Aníbal Guevara Rodriguez (98) was minister van Defensie van januari 1980 tot augustus 1981. Guevara Rodriguez werd in Spanje al eens aangeklaagd wegens genocide, maar werd nooit veroordeeld. Hij is op dit moment voortvluchtig. 

Donaldo Álvarez Ruiz (92) was minister van Binnenlandse Zaken van juli 1978 tot maart 1982. Hij is op dit moment voortvluchtig. 

Pedro García Arredondo (wordt 79 op 4 december) was onder meer het hoofd van de eenheid Commando Seís van de Nationale Politie van juli 1978 tot maart 1982. Hij zit momenteel in de gevangenis in Guatemala. 

Manuel Benedicto Lucas García (91) was stafchef van het leger van augustus 1981 tot maart 1982 én de broer van de toenmalige president Fernando Romeo Lucas García. Hij zou door zijn hoge leeftijd in een militair ziekenhuis verblijven. 

Manuel Antonio Callejas y Callejas (84) was het hoofd van de militaire inlichtingendienst van juli 1978 tot maart 1982. Ook hij zou door zijn hoge leeftijd in een militair hospitaal verblijven.

Moord- en verdwijningsmachine

Opmerkelijk aan dit proces is dat deze vijf niet zozeer als de "opdrachtgevers" voor de moorden op de Belgen worden gezien. "De kans is klein dat ze de Belgen kenden en zelf die opdracht gegeven hebben", legt Parmentier uit. "Maar ze waren verantwoordelijk voor een moord- en verdwijningsmachine die tot de moord op de Belgen, maar ook op tienduizenden Guatemalteken, heeft geleid. Zonder hun uitdrukkelijke bijdrage zou dat moord- en verdwijningssysteem er nooit zijn geweest."

Dat bredere kader, de vergelijking met andere moorden in die periode en de politieke situatie op dat moment, is belangrijk en nodig om de misdrijven die tegen de drie Belgen zijn gepleegd, als misdaden tegen de mensheid te kunnen kwalificeren, legt Parmentier uit. 

Niet aanwezig

De kans dat (een van) de vijf beschuldigden op het proces aanwezig zullen zijn, is echter bijzonder klein, zo niet onbestaande. Drie van de vijf beschuldigden zitten voor andere feiten in de cel in Guatemala of verblijven onder bewaking in een militair hospitaal. De twee anderen zijn voortvluchtig. Op dit moment lijkt het er bovendien op dat zelfs niemand van de verdediging aanwezig zal zijn, ook geen advocaten dus. 

Een uitzonderlijk proces

40 jaar na de feiten

Het assisenproces in Leuven is om verschillende reden uitzonderlijk en zelfs historisch. Ten eerste is het redelijk uitzonderlijk dat er zo lang na de feiten nog een proces komt, in dit geval gaat het om meer dan 40 jaar. Het onderzoek door het Belgische gerecht heeft op zich al 20 jaar geduurd. Dat het na al die jaren toch nog tot een proces komt, is mede een gevolg van het doorzettingsvermogen van de burgerlijke partijen en de vzw Guatebelga, die hen al die jaren heeft ondersteund.

De beschuldigden worden bovendien vervolgd voor misdaden tegen de mensheid, die niet verjaren. Op een klassieke moord, bijvoorbeeld, staat een verjaringstermijn van 20 jaar. Ook daarom kan er meer dan 40 jaar na de feiten alsnog een proces volgen.

Eerste keer buiten Guatemala

Ten tweede is het proces ook een internationale primeur, "want het is de allereerste keer dat personen uit het militaire en politieke apparaat in Guatemala uit die periode (begin jaren 1980) zich voor een buitenlandse rechtbank moeten verantwoorden", legt Parmentier uit. Eerdere processen over feiten uit die periode vonden in Guatemala zelf plaats. Denk bijvoorbeeld aan het proces in 2013 tegen de voormalige dictator Ríos Montt wegens genocide op de inheemse Mayabevolking.

Niet dat het niet eerder is geprobeerd om Guatemalteekse functionarissen uit die periode in het buitenland te vervolgen. Zo liep in Spanje lange tijd een gerechtelijk onderzoek in verband met de bestorming van de Spaanse ambassade in Guatemala begin jaren 80. De vader van Nobelprijswinnares Rigoberta Menchú, die de klacht in Spanje indiende, kwam daarbij om. Het is in Spanje echter nooit tot een volwaardig proces gekomen.

Een foto van Voordeckers (rechts) hangt naast de foto van bisschop Juan Gerardi Conedera (midden), die in 1998 werd vermoord. (Guatemala-Stad, 2003)
AP2003

De "intellectuele" daders

Tot slot is het proces ook uitzonderlijk omdat dus niet de "materiële daders", maar de "intellectuele daders" geviseerd worden. De aanklacht tegen de vijf gaat niet over het feit dat ze de slachtoffers kenden en het op hen in het bijzonder gemunt hadden, maar over het feit dat ze verantwoordelijk waren voor een gewelddadig staatssysteem dat de moorden op de drie Belgen heeft mogelijk gemaakt, legt Parmentier uit.

Zo zal het Openbaar Ministerie verwijzen naar de "gemeenschappelijke criminele onderneming", waarmee bedoeld wordt dat het staatsapparaat gebruikt werd om misdaden tegen de mensheid te begaan tegen personen die als tegenstanders van het regime werden beschouwd. Een manier van werken die in internationale tribunalen al vaker is toegepast.

Strijd tegen straffeloosheid

De vzw Guatebelga beschouwt dit proces dan ook als een "belangrijk Belgisch hoofdstuk in de wereldwijde strijd tegen de straffeloosheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten".

Een eventuele veroordeling in dit proces "zou ook de deur kunnen openzetten naar nog meer vervolgingen in andere landen", geeft Parmentier aan. De wetenschap dat plegers van misdaden tegen de mensheid vele jaren na datum nog altijd veroordeeld kunnen worden, is in het licht van de huidige conflicten en oorlogen zeker niet onbelangrijk.

Bovendien hoeft vervolging dus niet in het land zelf te gebeuren. Een kanttekening daarbij is dat er in heel wat landen wel een link moet zijn met het land waarin het proces plaatsvindt. Begin jaren 2000 ging de wetgeving daar in verschillende Europese landen veel breder in. Denk maar aan de omstreden verruiming van de Belgische "genocidewet" in 1999, waarop klachten volgden tegen onder meer de Chileense ex-dictator Augusto Pinochet en de Israëlische ex-premier Ariel Sharon. Enkele jaren later is de wet weer ingeperkt. Ook andere Europese landen volgden die trend, al zijn er ook die hun wetgeving net verruimd hebben.

Familieleden van Walter Voordeckers tijdens een voorbereidende zitting in juni.

Gerechtigheid

De ingeperkte "genocidewet" heeft natuurlijk nadelen. De families van de in Guatemala vermoorde Belgen hadden bijvoorbeeld liever gezien dat het proces in Leuven ook over de vele Guatemalteekse doden en vermisten zou gaan en niet enkel over de Belgische slachtoffers. Hoe dan ook blijft het proces voor hen uitermate belangrijk, ook al vindt het pas meer dan 40 jaar na de feiten plaats en zal een eventuele veroordeling in de praktijk niet zo veel veranderen.

"Er zijn heus wel momenten geweest dat we getwijfeld hebben", gaf Carlos Colson, een neef van Walter Voordeckers, in een recent interview met Humo toe. "We vroegen ons af waar we mee bezig waren. Van de acht beschuldigden zijn er intussen al drie overleden. Maar als de andere vijf veroordeeld worden, komt er toch nog gerechtigheid. Voor Walter, Serge en Ward. Én voor tienduizenden andere slachtoffers die door het regime zijn vermoord."

Zo denkt ook Stefaan Berten erover, de broer van Serge. "Er is ook de drijfveer dat we afmaken wat onze ouders begonnen zijn", zegt hij in een interview met "Terzake". Toch zal het proces hem niet helpen om alles af te sluiten. "Want afsluiten ga je nooit doen. Die littekens zullen altijd blijven. Het is toch altijd uw broer."

Het assisenproces in Leuven zal ongeveer twee weken duren.

BEKIJK - Een uitgebreidere reportage uit "Terzake" waarin Raf Allaert, voormalig missionaris van Scheut in Guatemala en de broer van Serge Berten aan het woord komen:

Videospeler inladen...

Meest gelezen