Direct naar artikelinhoud
Raad der WijzenLezersvraag

Filosoof Johan Braeckman over een moreel dilemma: ‘Hoe kan ik mijn zoontjes waarschuwen voor misbruik, zonder hen bang te maken?’

Filosoof Johan Braeckman over een moreel dilemma: ‘Hoe kan ik mijn zoontjes waarschuwen voor misbruik, zonder hen bang te maken?’
Beeld Flore Deman

Dirk De Wachter en Johan Braeckman buigen zich beurtelings over een ethische kwestie. Deze week: een jonge moeder die diep geraakt werd door de reeks ‘Godvergeten’.

De vraag

“De reeks Godvergeten maakte me kwaad. Hoewel ik in mijn jeugd nooit seksueel misbruik heb meegemaakt, of bij anderen heb opgemerkt, is de angst dat het een van mijn twee zonen zou overkomen sindsdien veel groter. Die schrik was er voordien ook al wel, maar is nu nog heviger, net omdat ik ben gaan inzien dat het werkelijk overal kan gebeuren. In de sportclub of bij de Chiro, op zomerkamp…

“Ik ben vooral bang dat ik er nooit, of niet op tijd, achter zou komen als er iets grondig zou mislopen. Mijn zonen zijn vier en zeven jaar oud en weten dat ze mij alles kunnen vertellen. Voor de goede dingen, maar ook als ze iets hebben mispeuterd, kunnen ze bij mij terecht. Alleen weet ik niet of dat volstaat op het moment dat ze echt iets ergs zouden meemaken, omdat het taboe op seksueel misbruik nog steeds zo groot is.

“Ik besef dat angst nooit een goede raadgever is, maar toch wil ik mijn zonen waarschuwen voor de mogelijke gevaren die ze in hun jonge leven kunnen tegenkomen. Hoe ga ik daarover in gesprek met mijn kinderen, zonder dat ze plots niemand nog vertrouwen?”

Het antwoord van filosoof Johan Braeckman: ‘Lang niet elke geestelijke is een kindermisbruiker’

“Ik begrijp de bezorgdheid van deze moeder heel goed. Op elke leeftijd liggen er gevaren op de loer. Peuters weerhouden we ervan hun vingers in het stopcontact te steken, pubers willen we behoeden voor slechte vrienden en ook seksueel misbruik is een van de gevaren waar kinderen mogelijk mee te maken krijgen. Dat je je kinderen wil beschermen voor al die risico’s is dan ook een natuurlijke reflex, die moreel helemaal juist lijkt. Ouders die hun kinderen te weinig bescherming bieden, worden in onze samenleving negatief bekeken.

“Tegelijkertijd is het belangrijk om te beseffen dat kinderen van nature explorerend zijn aangelegd. Ze moeten al vroeg en met een open blik de eerste stappen in de buitenwereld kunnen zetten. Als ouder mogen we die blik niet fnuiken door onze eigen angsten te veel op de voorgrond te plaatsen. We willen van onze kinderen ook geen angsthazen maken die bang zijn voor elke vreemdeling. De vrees voor seksueel misbruik is weliswaar reëel, maar lang niet elke geestelijke of begeleider is een kindermisbruiker, en de leefwereld van een katholiek internaat in de jaren zeventig kan je niet vergelijken met een Chirokamp.

“Probeer dus een evenwicht te vinden tussen waarschuwen en toch de vrijheid bieden om op ontdekkingstocht te gaan. Hoe je dat doet, hangt voor een groot deel af van de persoonlijkheid van je kind. Kinderen die van nature al angstig of timide zijn aangelegd, moet je niet keer op keer waarschuwen voor de gevaarlijke buitenwereld. De kans bestaat dat zij daardoor een angststoornis ontwikkelen. Ook de timing moet juist zijn. Het heeft weinig zin om een vierjarige te waarschuwen voor potentieel kindermisbruik, ook al weten we dat het zelfs op die leeftijd kan gebeuren. Maar een kind is dan gewoon nog te jong om die informatie te kunnen plaatsen.

“Jonge tieners zou je dan weer wel kunnen vragen om je iets te laten weten wanneer ze online vreemde berichten van onbekenden krijgen. Uit Amerikaans onderzoek weten we dat slechts 7 procent van de ouders op de hoogte is wanneer hun kinderen online door vreemden worden benaderd. Hoe ouder je kind, hoe explicieter je op mogelijke gevaren kan wijzen. Je dochter van zestien moet je bijvoorbeeld niet waarschuwen voor ‘vreemde situaties’. Nee, bij haar moet je een kat een kat durven noemen. Maar overdrijf niet in de intensiteit of de frequentie waarmee je je bezorgdheid uit. Dat kan zelfs averechts werken.

“Het opbouwen van een goede, stabiele band met je kinderen is cruciaal. Ze moeten weten dat ze je kunnen benaderen wanneer er iets misloopt, ook al is het beschamend of ongemakkelijk. Dat lijkt bij deze moeder al het geval te zijn. Besef echter ook dat je ouderlijke invloed gelimiteerd is. Ook anderen dragen een deel van de verantwoordelijkheid. Onderwijzers en leerkrachten, maar ook vriendjes en hun ouders. Het lijkt me om die reden altijd een goed idee om contact te houden met het brede netwerk van je kinderen. Moest er dan toch iets gebeuren, zijn er meerdere wegen waarop het nieuws je kan bereiken.

“Laat ons tot slot ook niet vergeten dat het met de meeste kinderen in onze samenleving echt wel goed komt. Deze moeder lijkt een grote verantwoordelijkheidszin te hebben, wat natuurlijk positief is. Zolang ze haar bezorgdheid weet te doseren, mag ze erop vertrouwen dat ze voor haar kinderen alles doet wat nodig en wenselijk is. Dat sluit een ongeluk of een traumatische ervaring natuurlijk niet uit, want de wereld zit niet perfect in elkaar. Dat feit moeten we, hoe moeilijk het ook is, leren accepteren.”