Direct naar artikelinhoud
InterviewGuga Baúl (37)

‘Ik kan niet tegen je-m’en-foutisme: daar word ik echt kwaad van’: acteur, comedian en slimste mens ter wereld

‘Ik kan niet tegen je-m’en-foutisme: daar word ik echt kwaad van’: acteur, comedian en slimste mens ter wereld
Beeld Koen Bauters

In zijn keuken schuift Guga Baúl (37) – Laurent Bailleul voor de burgerlijke stand, liefje voor Tine Embrechts – de boodschappen in lades en kasten, maar niet zonder zichzelf aan een strenge dril te onderwerpen. ‘Van welke fruitsoorten worden de meeste vruchtensappen gemaakt?’ ‘Noem de chipssmaken die het populairst zijn bij 16-jarigen.’ ‘Wat zijn de meest voorkomende oliën in gerechten?’ Telkens volgen vijf trefwoorden, opgelucht dat ze even uit dat met lijstjes volgestouwde hoofd mogen tuimelen. De acteur en comedian werkt niet aan een imitatie van de kandidaat die als laatste aansluit in de finale van De slimste mens ter wereld, hij ís die kandidaat. Meer zelfs: na een strategisch hoogstandje in de finale nu is hij ook de slimste mens ter wereld.

Guga Baúl: “Het is een gek spelletje, De slimste mens ter wereld. Eigenlijk zijn het drie programma’s in één. Eerst heb je de ‘3-6-9’-ronde: een mooi alibi voor kolder en het betere bullshitten. Daarna ging ik altijd plassen: even een reset, het hoofd klaarmaken voor het tweede programma – de echte quiz. En daarna is er de finale: weer een ander programma. De jury is weg, je zit daar met z’n tweeën dicht bij elkaar onder het warme studiolicht, en er is geen plaats meer voor humor. Al probeerde ik toch om ook in zo’n finale iets van een kwinkslag of een mopje te stoppen, om de zenuwen weg te relativeren. Want als je te gespannen bent, haal je het niet. Elisabeth Lucie Baeten tuurde in bodemloos zwart toen ze een vraag over Kofi Annan kreeg. Dat was niet omdat ze niet weet wie Kofi Annan was, hè. Wel omdat de stress haar in een houdgreep had. Je moet een methode vinden om je kalmte te bewaren, om niet te gaan flippen en freaken.

“Ik vind het heel plezierig om in die zeteltjes van Erik Van Looy te zitten. Het voelt goed, het klópt, zeker wanneer de jury meegaat in wat de kandidaten zeggen en je het onbezonnen sfeertje van een vrijdagavond krijgt. Quizzen is ook gewoon léúk. Die dopamineshot na een correct antwoord: heerlijk.”

Je doet het ook buiten De slimste mens ter wereld.

Baúl: “Da’s waar. Ik roep af en toe een groepje samen, en dan nemen we deel aan zo’n quiz in een achterafzaaltje. En daar krijg ik die dopamineshots óók – het heeft dus niets met de camera’s te maken.”

Ik moet nu denken aan het wonderlijke universum waar Bart De Pauw een licht op wierp in Quiz Me Quick.

Baúl: “Ja, dat vond ik een heel goeie serie. Herkenbaar, ook: het gaat er in die zaaltjes echt zo aan toe, inclusief quizploegen waarin iedereen hetzelfde trainingsvestje draagt, om de verbondenheid op te pompen. Je ziet altijd meteen wie de aanvoerder is, en wie de nerd die alle Nobelprijswinnaars uit het hoofd kent, en wie de ongelukkige die dat trainingsvestje tegen z’n zin heeft aangetrokken omdat hij toch een beetje buiten de groep valt. Dát is Vlaanderen, hè: verwoed antwoordbladen invullen, en het ‘Dorst!’-bordje in de lucht steken zodra de trappist op is. Het is wat ik ken en wil blijven kennen. Gewoon, omdat ik erin thuishoor.”

Ik vind het verfrissend om dat te horen, want de showbizzfuik maakt al eens slachtoffers: veel televisiefiguren gaan in een luchtbel wonen, ver weg van het naar hotdogs ruikende quizzaaltje.

Baúl (knikt): “Ik begrijp wat je bedoelt. Ik weiger om me door dat wereldje te laten opslokken. Ik voel het ook wanneer ik te veel met alleen maar showbizz bezig ben geweest. Dan vraag ik mezelf wat me gelukkig maakt, en wat de fond is van wie ik ben. De antwoorden zijn altijd dezelfde. Iets met m’n gezin doen. Sporten. M’n maten bellen. Niet: de feestjes afschuimen.”

Je zei eerder dat je jezelf behoorlijk competitief vindt. Kan van pas komen, daar in De slimste mens ter wereld.

Baúl: “Dat is ook zo, maar ik was bang dat ik té gulzig zou zijn. In mijn tweede aflevering zag je dat, vind ik: ik was te ernstig, te verbeten. Terwijl je ook zoals Jeroen Leenders feestelijk de schouders kunt ophalen: ‘Ik weet iets niet? Perfect, want het maakt geen fuck uit.’ Ik voelde zelfs iets van jaloezie, want zo chill zou ik ook wel in het leven willen staan. (Denkt na) Maar toch: het zou niet bij me passen. Ik zou zelfs kwaad worden op mezelf. Want ik vind het prima om op m’n waarde geklopt te worden, maar ik zou het wél erg vinden om te verliezen door m’n eigen laksheid.

“Na die tweede aflevering heb ik mezelf gecorrigeerd. Je ziet het meteen als iemand daar zit om te winnen, hè. Terwijl ik telkens ook wilde meewerken aan een fijne televisieavond. Ik hou van winnen, maar ik hou evenveel van speelsheid. Daarom heb ik ook nee gezegd toen ze me vroegen voor Special Forces. Dat is alléén maar afzien: er zit niets vrolijks of relativerends aan. Prima, want dat maakt het programma, maar het is niets voor mij.”

Ik begrijp nu ook waarom je altijd zo graag gevoetbald hebt.

Baúl: “Het is competitie, willen winnen, maar ook: gewoon plezier maken op een grasveld. Ik speel trouwens nog altijd, met de veteranenploeg die ik mee heb opgericht. ET heten we, Eindelijk Tope.”

Dat is West-Vlaams voor ‘eindelijk samen’.

Baúl: “Met de meeste gasten heb ik ooit samen gespeeld, tot we uitzwermden naar verschillende clubs in provinciale. Maar na onze carrière hebben we elkaar teruggevonden, en nu proberen we om tikitaka te brengen bij de veteranen (lacht). We hebben binnen ons ploegje een extra competitief element geïntroduceerd: de rode vinger. Na een wedstrijd kiezen we onze man van de match, en bij hem wordt één vingernagel in het rood gelakt. Dat deel, het speelse en vrolijke van na de match, vind ik even belangrijk als het wedijveren op het veld. In de kantine worden mannen weer jongens. Niet dat we bacchanalen aanrichten, hoor – ik heb sowieso nooit veel met alcohol gehad. Het is gewoon: de wereld even verkleinen tot een groepje vrienden en hun grappen.

“Heel vaak lukt het niet om erbij te zijn, omdat ik moet optreden. Dat is als kiezen tussen… (Denkt na) Wat is de positieve variant van kiezen tussen de pest en de cholera?”

Euh… Kiezen tussen frieten en pasta?

Baúl: “Goeie poging, maar… Wacht, ik heb het: het is kiezen tussen klaarkomen en uitslapen. En dus per definitie verliezen (lacht).”

‘Ik kan niet tegen je-m’en-foutisme: daar word ik echt kwaad van’: acteur, comedian en slimste mens ter wereld
Beeld Goplay

GEVOELENS VERBODEN

Je zit intussen ook in de jury van Starstruck, het VTM-programma waarin deelnemers hun muzikale helden imiteren.

Baúl: “Ik had ooit al een test gedaan om in de jury van Belgium’s Got Talent te zetelen. Maar ik was toen nog geen 30, en ik vond dat ik niet de geschikte achtergrond had om over pakweg een dansnummer te oordelen. Starstruck zag ik wel meteen zitten: het gaat over hoe goed je in de huid van iemand anders kruipt, over imiteren. (Lachje) En laat ik net daarover wel wat weten.

“Ik vind het ook interessant, omdat ik vaak nog iets leer van de deelnemers. Hoe ze zo’n imitatie aanpakken, op welk facet ze focussen… Soms pikken ze er een treffend detail uit waar ik zelf nog niet aan had gedacht. En het gebeurt dat ik een milde jaloezie voel. Wanneer iemand het stembereik heeft voor een imitatie die mij niet lukt omdat ik niet de juiste tessituur heb, bijvoorbeeld. Dan zit ik bewonderend toe te kijken.”

Starstruck verwijst ook naar bewondering. Je hebt al vaker verteld dat je daar goed in was als kind: je dweepte met voetballers, wielrenners en tennissers. Is die gave intact gebleven? Maakt sport je nog altijd tijdelijk ontoerekeningsvatbaar?

Baúl: “Bij de Olympische Spelen gebeurt het elke keer weer, omdat je je daar zo’n heerlijke indigestie aan kunt vreten. En omdat er niet mee gemorst wordt, natuurlijk: je moet er telkens vier jaar op wachten. Een wereldkampioenschap voetbal heeft me ook altijd meteen mee. En ik vind het heerlijk om naar de European Open te gaan, het jaarlijkse ATP-tennistoernooi in Antwerpen. Op zulke momenten wordt het dweepzieke jongetje in me weer wakker. Dat jongetje ging vroeger zelf voetballen en vergaapte zich daarna – als het tenminste dinsdag of donderdag was – op televisie aan het grote Manchester United in de Champions League. Alleen al de opwindende belofte die in die hymne verscholen zat: er zou negentig minuten lang iets gróóts te zien zijn, iets waar je als dromerig jongetje niet bij kon. Dat is nu weg, natuurlijk. Tegenwoordig heb ik namelijk dingen te doen: ik beschik niet meer over de blanco avonden waarover ik als kind wél beschikte. Bovendien is er verzadiging – er is zoveel voetbal, en die Champions League is zo’n lijvig toernooi geworden – en verandert je perspectief als volwassene. Dat maakt het ongeremde dwepen toch iets moeilijker.

“Ouder worden betekent onvermijdelijk: minder snel onder de indruk zijn. Wat van je verbazing verliezen. Maar eigenlijk vind ik dat niet zo’n deprimerende gedachte. Alles groot, alles nieuw, alles sensationeel: ik hoef die kicks niet meer te ervaren. Ik heb ze meegemaakt, en daar wil ik wel met een soort melancholie aan terugdenken, maar dat is het dan ook. Met de jaren heb ik trouwens almaar minder last van melancholie.”

‘De melancholie en de nostalgie komen en gaan bij mij, een beetje zoals de golfslag van de zee’, zei je vier jaar geleden in deze kolommen.

Baúl (knikt): “Niet toevallig waren Maurice en Gaston toen nog heel jong. Ik vond de eerste jaren van mijn vaderschap behoorlijk overrompelend. Ik dacht voortdurend terug aan mijn eigen kindertijd, en aan de vader die mijn vader is geweest. Er was ook een meer prozaïsche reden: ik sliep in die tijd heel weinig. Dat haalde me helemaal uit mijn ritme, leidde ertoe dat ik me instabiel voelde, en maakte me tot een makkelijke prooi voor die melancholie. Maar dat is nu voorbij. (Buigt zich naar de dictafoon) Dus, aan alle jonge vaders: hou vol, het komt allemaal goed.”

Maurice is intussen 6 jaar, Gaston 8.

Baúl: “Momenteel vinden ze vooral dat ik veel te veel bezig ben met De slimste mens ter wereld. ‘Stop er nu mee, papa!’ (Verontschuldigend) Maar ik kan het niet helpen: ik wil dat nu even heel goed doen.

“In het algemeen waak ik er wel over dat de dingen in evenwicht blijven. Ik geloof niet dat mijn kinderen later zullen zeggen dat ze een vreselijke vader hadden, die alleen maar met zichzelf bezig was. Integendeel: ik ben nu al bang voor het moment waarop ze naar de middelbare school zullen gaan, voor de tijd waarin ik ze efkes kwijt zal zijn. Het is vroeg om daar al mee bezig te zijn, ik weet het. Maar toch: ik wil er in de volgende vier jaar, in de tijd waarin ik wél nog het grote ankerpunt in hun leven ben, alles uit halen.”

Ik vind dat helemaal niet zo gek. Het is iets waar ik zelf, met een dochter van 8, ook erg mee bezig ben: de tijd stolt niet, hij smelt.

Baúl: “Voilà. En het moeilijkste is om dan toch niet te dwingend aanwezig te willen zijn. Eerst wilde ik heel veel dingen aanreiken, mijn kinderen tonen waar ik enthousiast van word, hen een beetje boetseren. En wanneer zij dan niet meegingen in iets, voelde ik toch wat teleurstelling. Nu weet ik: go with the flow is het makkelijkst. Het is beter om je kinderen te volgen dan om hen de hele tijd voort te duwen. ‘Doe maar,’ zeg ik, ‘ik loop mee. Wil je naar links? Dan ga ik ook naar links en onderzoeken we samen wel of dat een goed idee is.’ Dat is het omgekeerde van wat ik in mijn kindertijd te horen kreeg. ‘Naar links? Nee, daar is het gevaarlijk. We gaan naar rechts.’”

Heeft het vaderschap je vollediger gemaakt?

Baúl: “Ik geloof van wel, ja. Het heeft me alleszins dichter bij mezelf gebracht. Toen ik vader werd, liep ik op een brutaal besef: oei, er zijn nog veel te veel issues die ik eerst moet oplossen – dingen waar ik me voorheen niet bewust van was. Er overviel me vaak iets dat het midden hield tussen verbazing en ontgoocheling in mezelf: waarom reageer ik nu zo? Waarom ga ik hier niet beter mee om? Begon mijn zoon bijvoorbeeld te huilen, dan zei ik: ‘Maar kom, stop nu toch!’ Dat is precies wat ik indertijd altijd te horen kreeg, en die weerstand – huilen mag niet – dreigde ik door te geven. En dus heb ik mezelf gecorrigeerd, mezelf geleerd om mee te gaan in de tranen, om misschien zelfs met mijn kinderen mee te huilen, en daarna samen het verdriet los te laten. Hoe meer van dat soort weeffouten je oplost, hoe dichter je bij jezelf komt, en hoe meer je groeit als vader.

“Ik had dat wel graag op voorhand geweten. Het was makkelijker geweest als een stem me eerst enkele dingen had ingefluisterd: ‘Jij wordt papa? Prima, maar de eerste drie jaar zul je wel daar-, daar- en daaraan moeten werken.’ Maar zo zit het niet in elkaar, natuurlijk. Het leven pakt je mee en levert je ergens af, zoals de zee een golf op het strand spuwt.

“Ik dacht dat ik heel nuchter in het leven stond, maar plots moest ik onderkennen dat ik vatbaar was voor instabiliteit. Dat had ik niet verwacht, maar achteraf gezien was het wel logisch. In korte tijd was er veel veranderd. Tine en ik werden een koppel, ik verhuisde van West-Vlaanderen naar Antwerpen, ik werd papa én pluspapa… Dat zijn geen kleine, schuchtere stapjes, hè. Het was perfect normaal dat ik dat allemaal even moest verwerken. Maar goed: daar ben ik al lang voorbij. Ik heb het gevoel dat ik nu greep heb op de dingen, dat ik weet wat er komt. Een keertje ruzie, het eerste liefdesverdriet van de kinderen… Het zal me niet omverblazen. Omdat ik weet wie ik ben, wie mijn kinderen zijn.”

Je lijkt me iemand te zijn die verantwoordelijkheid neemt voor zijn keuzes. Die niet onbesuisd voor zichzelf leeft.

Baúl: “Ik vind dat maar logisch. Ik heb een gezin, en dus bekommer ik me daarom. Ik moet het fabriekje – want dat is het, met twee oudere en twee jonge kinderen – mee draaiende houden. Ik hou bijvoorbeeld niet van de term punten scoren: iets doen in het huishouden om goodwill bij je partner te kweken. Nee, ik doe dat omdat ik een onderdeel van dat huishouden ben, omdat ik dat zelf graag wil.

“Tegelijk moet je ook weten wanneer je voor jezelf moet kiezen. Soms moet ik naar buiten – om te sporten, om mijn hoofd leeg te maken. Dat durf ik dan wel op te eisen. Als er luchtdrukverlies is in een vliegtuig, moet je eerst zelf je zuurstofmasker opzetten, en dan pas je kinderen helpen met dat van hen. Zo is het ook in een gezin: mijn kinderen hebben niets aan een opgefokte vader die thuis zijn stress zit te verbijten. Ze hebben wel iets aan iemand die goed voor zichzelf zorgt, en zo de meest ontspannen vader is die hij kan zijn.”

Het cliché wil dat je met nieuwe ogen naar je ouders kijkt zodra je zelf kinderen hebt.

Baúl: “Bij mij klopt dat alleszins. In mijn jeugd waren gevoelens verdacht: je benoemde ze niet, en je fietste er het liefst in een wijde bocht omheen. Ik kan daar nu onmogelijk nog boos om zijn. Mijn ouders kwamen uit een andere generatie, ze leefden in een andere tijd. Een goede opvoeding, dat was: ervoor zorgen dat je kinderen eten en onderdak hadden, dat ze gezond bleven en dat ze naar school konden. Er moest brood op de plank, de rest was bijkomstig. Dat is nu helemaal anders: in de piramide van de behoeftes is mentaal welzijn niet langer het topje. Nee, het staat mee beneden, bij de basis.

“Ironisch genoeg voel ik dat er nu veel zwaarte hangt bij wie jong is. Ik meen het: op dit moment is de jeugd fucked up. Kijk naar het aantal psychologen en psychiaters dat gefrequenteerd wordt, naar de schoolmoeheid, de burn-outs, de depressies… Dat heeft veel te maken met het apparaatje dat we voortdurend in onze hand hebben. Het grote voordeel van de smartphone is dat alle informatie voorhanden is: je hoeft niet meer op de tast het leven in. Maar er is ook een heel negatieve kant. Al die berichtjes en meldingen, die voortdurende overprikkeling, dat gebrek aan stilte: een jong brein krijgt geen rust meer. Bovendien gaan tieners zich door de sociale media de hele tijd aan de ander spiegelen. Een ononderbroken ratelende gedachtestroom is het resultaat. Ik voel me anders. Of nee, toch niet, vandaag voel ik me normaal. Maar wat is normaal? En als ik toch anders ben, mag dat dan? Wat zal de wereld daarvan vinden?

“Ik hoop dat de smartphone in de toekomst een andere, minder dwingende functie krijgt. Dat zou nog een goeie toepassing van AI kunnen zijn: de technologie die zelf weet wanneer ze best even kan verdwijnen. Zoals een smartphone nu al aangeeft dat het toestel oververhit is en zichzelf uitschakelt om af te koelen, zo zou ons brein ook automatisch een melding moeten krijgen wanneer het overprikkeld is. ‘Nee, sorry, je hersenen hebben het te warm. Ga wandelen, ga zwemmen, ga de natuur in – whatever, maar koel even af. Zoek de oase, zónder smartphone.’”

Je had het daarnet even over je ouders. Noem ’s iets dat je van hen hebt gekregen en zelf ook hoopt door te geven?

Baúl: “Dat je een beetje je best moet doen. Dat je moet proberen om er wat van te maken. Die gedachte stond centraal in de opvoeding die ik heb gekregen, en nu sluipt ze ook door dit huis. Het betekent niet dat ik mijn kinderen met druk en verwachtingen overlaad, dat het altijd 10 op 10 moet zijn. Wel dat ze hun best doen. Ik kan niet tegen je-m’en-foutisme: daar word ik echt kwaad van.”

Het ergert je dus vast ook als je mensen ziet die morsen met hun talent?

Baúl: “Iedereen moet natuurlijk vooral doen waar hij of zij gelukkig van wordt. Ben je een goeie tekenaar, maar verkies je het comfort van een klassieke nine-to-five en wat schetsen in je vrije tijd? Prima: vooral doen. Maar merk je vervolgens dat je leven je niet helemaal lekker zit, dat je iets mist, dat je misschien wel in een depressie belandt? Erken dan dat talent! Doe er iets mee! Want het kan zó vervullend zijn om ergens heel goed in te zijn.”

‘In mijn tweede aflevering was ik te verbeten. Dat heb ik daarna gecorrigeerd. Ik hou van winnen, maar ook van speelsheid.’Beeld Play4

HET MOET-MANNETJE

Je hebt een theatertournee met acteur Jonas Van Thielen achter de rug. In Badje vol met stroop brachten jullie een ode aan Koko Flanel en Hector, de bekendste films van Urbanus, en bij uitbreiding aan alle iconische Vlaamse fictie uit de jaren 80 en 90.

Baúl: “Jonas en ik, dat gaat heel goed. Hij heeft een klassieke opleiding gevolgd, terwijl ik het vak in rumoerige cafés en jeugdhuizen heb geleerd. Daardoor vullen we elkaar perfect aan: Jonas helpt mij met de dramaturgische kneepjes, en ik help hem met de timing van de grappen.”

Je brengt een akelig perfecte Urbanus-imitatie, maar het gaat dieper dan dat: je bent gek op de man en zijn werk.

Baúl: “O, ja. Koko Flanel en Hector blijven het summum voor mij. Dat zijn gewoon heel, héél goeie films. Koko Flanel is de toegankelijkste van de twee: alles klopt. Hector is wat heftiger, en door en door Vlaams – het had een verhaal van Cyriel Buysse of Felix Timmermans kunnen zijn. Het harde werken, dat stugge en dat noeste, en dan een verliefdheid die alles op losse schroeven zet…

“Het is toch fantastisch dat Koko Flanel en Hector overeind blijven? Het wordt wel tijd dat er nog eens zo’n film gemaakt wordt in Vlaanderen. Maar wie is de nieuwe Urbanus? Bockie De Repper komt nog het dichtst in de buurt, maar hij is meer één op één zichzelf: Bockie laat zich makkelijk lezen. Urbanus heeft dat mysterieuze kantje, iets dat maakt dat hij zich nooit helemaal laat vatten. En niemand kan zo goed de underdog spelen, de schlemiel die zich schramt aan het leven: ik vind Urbanus een onderschatte acteur.”

Hebben je kinderen de films al gezien?

Baúl: “Koko Flanel heb ik al een keer of twee opgezet, ja. Maurice is er nog iets te jong voor, maar Gaston vindt ’m fantastisch. (Glimlacht) Het is één van de weinige dingen die ik mijn kinderen wil opleggen: ze moeten kennismaken met Urbanus. Met F.C. De Kampioenen heb ik het ook geprobeerd, maar dat lukt slechts half. Begrijpelijk: de eerste seizoenen zijn echt wel oud, dat moet zelfs ik als überfan toegeven. Hetzelfde trouwens met Bassie en Adriaan: ik heb alle dvd’s, maar ik geloof niet dat mijn kinderen er ooit mee zullen dwepen. De plaaggeest bijvoorbeeld dateert van 1978, De diamant van 1979. Het educatieve gehalte is ook weg: in De geheimzinnige opdracht reizen Bassie en Adriaan door Europa en geven ze uitleg over de EEG, de Europese Economische Gemeenschap. De Europese Unie bestond toen nog niet. Nu goed, de belangrijkste reden waarom je dat soort dingen nog moeilijk aan kinderen gesleten krijgt, is het tempo: die reeksen zijn traag, terwijl hedendaagse humor snel en in your face is. Koko Flanel en Hector houden wel stand omdat ze niet alleen door humor gestut worden: er zit ook romantiek in, ontroering, subtiliteit.”

Is Tine ook zo’n fan?

Baúl: “Helemáál niet! Zij komt van de planeet Hugo Matthysen, hè. We hebben een heel verschillend gevoel voor humor. (Bedenkt zich) Of beter: we zijn fan van andere humor, maar we vinden elkaar wel in de flauwe grappen die we zelf maken. Dat is belangrijk, natuurlijk: als je iets geestigs, iets flauws of iets relativerends probeert te zeggen en je partner begrijpt je niet, is er wel een probleem.

“Tine is avontuurlijker dan ik, en niet alleen in haar appreciatie van humor. Ik hou van wat ik ken, zij houdt van nieuwe dingen. Dat is het grootste verschil tussen ons: op reis word ik blij als ik ergens een padelveldje vind, Tine als ze een onbekende omgeving kan ontdekken. En dat aanvaarden we van elkaar. Het heeft geen zin om de ander te willen kneden: laat het verschil gewoon bestaan. Er moet natuurlijk wel wat common ground zijn, je kunt niet in aparte melkwegstelsels leven. (Denkt na) Tegenpolen, maar met gemeenschappelijke raakvlakken: die omschrijving komt misschien nog het dichtst in de buurt.”

2024 wordt opnieuw geen rustig jaar voor je: Badje vol met stroop wordt hernomen, maar dan in de XXL-versie.

Baúl: “Klopt. Jonas en ik hadden twee versies van de show: eentje gebaseerd op Koko Flanel, en eentje op Hector. Het publiek mocht telkens kiezen welke we zouden brengen. Volgend jaar zullen we elke avond beide shows spelen. Dat wordt nog een klus, want ik was altijd heel moe na een voorstelling. Je geeft twee uur lang het beste van jezelf, stuift van het ene typetje naar het andere, probeert elke avond een beetje anders dan de vorige te maken… En nu verdúbbelt het dus. Ik zal er in die weken niets anders bij kunnen nemen.

“Ik voel gelukkig heel goed aan wanneer ik er even mee moet ophouden. Na die XXL-tour blijf ik een jaar of twee weg uit het theater. Dan wil ik de dingen weer wat laten sudderen, rustig uitzoeken wat het volgende wordt. Die mentale hygiëne is echt heel belangrijk. Wie op een podium staat, is doorgaans een perfectionist. Je kunt daaraan kapotgaan, zeker als je zelf voor je teksten instaat en het moet-mannetje langskomt.”

Het moet-mannetje?

Baúl: “Het móét nu komen en het móét briljant zijn en het móét straks klaar zijn. Ik zorg ervoor dat ik geregeld dingen doe waarbij ik zelf niet de volle verantwoordelijkheid hoef te dragen. Ik zit straks bijvoorbeeld in Ik vraag het aan, het nieuwe VRT-programma van Niels Destadsbader, dat vorige week werd aangekondigd. Da’s leuk, da’s amusant, maar het draait niet om mij, en dus voel ik geen stress. De piekeraar in mij, het vervelende mannetje dat me altijd vraagt of het wel goed genoeg is, is daar heel blij mee.”

Heb je nog manieren om die stem het zwijgen op te leggen? Wat helpt je om rust en evenwicht te vinden?

Baúl: “Meditatie. Ik sta elke ochtend om tien over zeven op, en dan mediteer ik twintig minuten. Daarna stommel ik wat rond, en dan ben ik klaar om naar beneden te gaan en me in het gewoel van een nieuwe dag te storten. Vroeger betekende de ochtend chaos. Eten, boterhammen smeren, de kinderen naar school brengen: het gebeurde allemaal haastig en gejaagd. Sinds ik mediteer, gaat het gestroomlijnd.

“Ik ben heel gevoelig, maar tegelijkertijd heb ik ook een bijzonder analytische geest. Ik zit mezelf voortdurend van bovenaf te bekijken. En wanneer ik merk dat ik te ver van mezelf verwijderd ben, dat de stress en het piekeren weer opspelen, weet ik dat ik moet zakken, zakken, zakken, tot ik weer in mijn eigen lijf zit. Wat altijd helpt: contact zoeken met de natuur – met water, met de zee.”

Oostende – want daar kom je vandaan – is niet uit je verdwenen?

Baúl: “O, nee. Ik voel het wanneer ik daar naartoe moet. De zee is mijn snellaadpaal: even mijn voeten in het water planten, en ik kan weer terug naar het bruisende leven.”

© Humo