Direct naar artikelinhoud
ColumnPaul De Grauwe

Als we milieuproblemen inherent aan globalisering niet oplossen, zal globalisering vanzelf verdwijnen

Als we milieuproblemen inherent aan globalisering niet oplossen, zal globalisering vanzelf verdwijnen
Beeld Damon De Backer/AFP

Paul De Grauwe is professor aan de London School of Economics. Zijn column verschijnt tweewekelijks.

Elk jaar rond deze tijd komen politici en bedrijfsleiders samen in Davos. Om hun zegje te doen over de stand van de wereldeconomie. Er was een tijd dat deze bijeenkomsten in een Zwitsers dorp een lofzang waren voor globalisering. Die tijd is nu voorbij. Globalisering staat onder druk.

Ik zal het hier niet hebben over Davos, een instituut dat langzamerhand verzinkt in de irrelevantie. Wel over de goede en slechte redenen om globalisering in vraag te stellen. Laat mij beginnen met de slechte redenen.

De covidpandemie bezorgde globalisering een flinke dreun. Het werd duidelijk dat we in een geglobaliseerde wereld bijzonder afhankelijk zijn van andere landen die niet altijd onze beste vrienden zijn. Zo bleek dat we voor essentiële goederen in de gezondheidszorg heel erg aangewezen waren op de productie ervan in andere, verre landen. Denk aan de mondmaskers, vaccins, en geneesmiddelen die van groot belang waren om de pandemie te bestrijden. We moeten dat allemaal zelf kunnen produceren, zo luidde de conclusie. We mogen nooit meer zo afhankelijk worden van het buitenland. Plannen werden opgesteld om een eigen nationale of Europese productiecapaciteit te ontwikkelen.

De pandemie is voorbij en de plannen worden opgeborgen. Want een ding is duidelijk geworden. De ontwikkeling van een belangrijk nieuw vaccin is vooral mogelijk geweest dankzij verregaande globalisering. Die heeft onderzoekers in Duitsland, Engeland, de VS en andere landen doen samenwerken met farmaceutische bedrijven uit alle werelddelen om in recordtempo een nieuw vaccin te produceren. Ja, globalisering maakt ons wederzijds afhankelijk. Maar die afhankelijkheid was ook de sleutel voor de wetenschappelijke en technologische revoluties die de ontwikkeling van een vaccin hebben mogelijk gemaakt.

Vandaag is de aandacht van de critici van globalisering verschoven naar een ander belangrijk domein: de energietransitie. Om die mogelijk te maken hebben we duurzame energiebronnen en de elektrificatie van het transport nodig. Maar, de productie van zonnepanelen, batterijen en elektrische voertuigen (EV’s) gebeurt vooral in verre landen, waaronder China. We moeten beletten dat we afhankelijk worden van die landen, want die hebben niet altijd goede bedoelingen.

Milieu

De argumenten zijn dus dezelfde als de covidargumenten om een eigen productiecapaciteit op te richten. Dat heeft nu de naam gekregen van industrieel beleid. Dat beleid moet ervoor zorgen dat we eigen ‘kampioenen’ subsidiëren en beschermen om de leuke dingen, zoals batterijen, chips en EV’s, hier (in België en in Europa) te produceren.

De vraag stelt zich of dit industrieel beleid ons wel onafhankelijker zal maken. Om batterijen te produceren heb je speciale metalen nodig. Meer batterijproductie in Europa maakt ons weliswaar minder afhankelijk van China maar meer afhankelijk van grondstofproducerende landen die niet noodzakelijk meer te betrouwen zijn dan de Chinezen.

Bovendien is de kans groot dat een industrieel beleid (lees protectionistisch beleid) ons zal opzadelen met duurdere batterijen en elektrische voertuigen dan in de rest van de wereld. De energietransitie zal dus meer kosten. Er zal dus minder geld overblijven om andere dingen te doen, bijvoorbeeld: een sociaal beleid dat mensen voor wie energietransitie onbetaalbaar is gecompenseerd kunnen worden. De maatschappelijke consensus om die transitie door te voeren verzwakt daarmee.

Er zijn natuurlijk ook goede redenen om globalisering in vraag te stellen. En die hebben te maken met de milieueffecten ervan. Ik licht er hier twee uit.

Globalisering betekent internationale specialisatie en veronderstelt transport van goederen over lange afstanden. Dat transport creëert uitstoot van schadelijke stoffen. De maatschappelijke kost hiervan wordt niet verrekend in de prijs van de goederen die van de ene kant naar de andere kant van de wereld worden verscheept. We transporteren dus te veel.

Globalisering ligt ook aan de basis van de massale verwoesting van de natuur in grote delen van de wereld (ontbossing, mijnbouw, etc.). Ook die kosten van de vernietiging van de natuur zijn niet verrekend in de goederen die tot stand zijn gekomen dankzij die verwoesting.

In principe zijn die problemen oplosbaar door die maatschappelijke kosten te doen dragen door diegenen die ze veroorzaken. Maar dat veronderstelt sterke overheden die bovendien internationaal willen samenwerken. En dat blijkt bijzonder moeilijk.

Als we die milieuproblemen inherent aan globalisering niet oplossen, zal globalisering vanzelf verdwijnen.